103 voor in de termen vallen en een zuiver inkomen hebben van meer dan 500 's jaars. Art. 3. De hoofden van huisgezinnen zijn verplicht aanwijzing te doen van de personen, die bij hen inwonen. Voor personen over wier goederen bij rechterlijk vonnis een bewindvoerder is benoemd, die onder voogdij of cura- teele staan of die als minderjarigen eigen goederen bezitten, waarvan hunne ouders geen vruchtgenot hebben, geschiedt de aangifte, de verstrekking der noodige opgaven en de betaling der belasting door den bewindvoerder, den voogd, den curator of hem, die het beheer der goederen heeft. Art. 4. De grondslag dezer belasting is het jaarlijksch zuiver inko men van den belastingschuldige. Art. 5. Onder zuiver inkomen wordt in het algemeen versthan de som van alles, wat in geld of, bij eigen gebruik en genot van vruchten, in geldswaarde te berekenenjaarlijks ver kregen wordt le. uit onroerende of roerende zaken 2e. uit arbeid, ambten bedieningenbetrekkingen, wacht gelden en pensioenen 3e. uit winsten en renten van beroepen bedrijven en onder nemingen van welken aard ook; •ie. uit eiken anderen hoofde krachtens welk recht en onder welke benaming ook; na aftrek van le. hetgeen van den belastingschuldige wegens belasting door het Rijk, de Provincie, de Gemeente of andere publiekrechtelijke lichamen wordt geheven, met uit zondering van deze inkomstenbelasting en van het recht van successie •2e. de kortingen op de traktementen of loonen van belasting schuldigen ingehouden ter bekoming van pensioen; 3e. hetgeen door den belastingschuldige, krachtens de wet, rechterlijk vonnis of testamentaire bepaling jaarlijks aan levensonderhoud moet worden uitgekeerd. Bij de toepassing dezer bepalingen op de verschillende bronnen van inkomsten worden de volgende regelen in acht genomen a de inkomsten uit onroerende of roerende zaken, zonder persoonlijken arbeid of eigen onderneming verkregen, worden gesteld op het bedrag, dat genoten is over het jaar, dat aan het dienstjaar, waarvoor de belasting strekt, vooraf gaat, met inachtneming van de bijzondere omstandigheden, welke tot vermeerdering of vermindering van die inkomsten in het jaar der heffing aanleiding geven; en zoo in het voorafgaande jaar geen eigen belastbaar inkomen uit onroerende of roerende zaken getrokken is, op het bedrag dat in het jaar der hef fing vermoedelijk zal genoten worden; b. de winsten en renten, verkregen uit beroepen,bedrijven of ondernemingen, welke aan wisseling onderhevig zijn, wor den gesteld op het gemiddeldedat als zoodanig over de laatste drie aan het dienstjaar, waarvoor de belasting strekt, voorafgaande jaren genoten is, en, zoo het beroep, bedrijf of de onderneming langer dan één doch korter dan drie jaren bestaat of is uitgeoefendop het gemiddelde over dat tijdvak, en bij korter duur op de vermoedelijke opbrengst; c. de inkomsten uit vaste loonenbezoldigingenwacht gelden pensioenen en andere uitkeeringenin jaar-, maand-, of weekgelden bestaande, van welken aard en krachtens welk recht ook genoten, worden berekend naar den toestand op den len Januari van het dienstjaar; bij het belastingschuldig worden in den loop van het dienst jaar, worden deze inkomsten berekend naar den toestand op het tijdstip waarop de belastingplicht aanvangt; d. toevallige batenzooals erfenissenschenkingen van kapitalen en legatenworden niet als inkomen maar als vermeerdering van kapitaal aangemerkt e. minderjarigen zijn niet belastingschuldig voor hetgeen hun door bloed- of aanverwanten in de rechte lijn wordt verstrekt tot bestrijding der kosten van studie of voor het aanleeren van eenigen tak van koophandel, kunst- of hand werk alle in dit artikel niet uitdrukkelijk genoemde gevallen worden naar de beginselen, welke aan de belasting ten grond slag liggen, beslist. Art. 6. De belastingschuldigen rangschikken zich naarmate van hun zuiver jaarlijksch inkomen in een der volgende klassen: De le klasse omvat hen die een inkomen hebben van meer dan f 500 tot beneden 600 de 2° klasse van 600 700 3° 700 800 n 4® 800 900 5® 900 1000 6® 1000 1200 n 7® 1200 1400 n 8® 1400 1600 9® 1600 1800' 10® 1800 2000 11® 2000 2200 12® 2200 2400 13® 2400 2600 14® 2600 2800 15® 2800 3000 16® 3000 3300 17® 3300 3600 18® 3600 3900 19® 3900 4300 20® 4300 4700 21® 4700 5200 22® 5200 5700 23® 5700 6300 24® 6300 6900 25® 6900 7600 26® 7600 8300 27® 8300 9100 28® 9100 10000 29® 10000 11000 30® 11000 12000 31® 12000 13000 32® 13000 14000 33® 14000 15000 34® 15000 16000 35® 16000 17000 36® 17000 18000 37® 18000 19000 38° 19000 20000 39® 20000 21000 40® 21000 22000 41® 22000 23000 42° 23000 24000 43® 24000 25000 44® 25000 26000 45® 26000 27000 46® 27000 28000 47® 28000 29000 48® 29000 30000 49® 30000 32000 en voor elke 2000 boven dit cijfer een klasse hooger. Art. 7. Tot grondslag van de berekening van den aanslag strekt het middencijfer van elke klasse, verminderd met f 300, indien de belastingschuldige is ongehuwd, en met f 400, indien de belastingschuldige is gehuwd, en bovendien met f 20 voor elk eigen of aangehuwd kind van den belasting schuldige beneden den leeftijd van 16 jaar, tot een maximum van f 200. Weduwnaars of weduwen met 1 of meer kinderen beneden den leeftijd van 16 jaren, en ongehuwden, die als kostwinner van een gezin zijn aan te merkenworden met gehuwden gelijkgesteld; ouderlooze kinderen bij bloed- of aanverwanten inwonend, met eigen kinderen; kinderen boven den leeftijd van 16 jaren, die wegens voortdurende lichaams- of zielsge breken niet in hun onderhoud kunnen voorzien, met kinderen beneden den leeftijd van 16 jaren. Van inkomens, waarvan na de verminderingen, waarvan in dit artikel sprake is, minder dan f 50 overblijft, wordt geen belasting geheven. Art. 8. Van het belastbaar zuiver inkomen wordt het heffingsper centage berekend naar onderstaand tarief, met dien verstande, dat bij bedragen, welke niet in de eerste kolom (aangevend het belastbaar inkomen) vermeld zijn, in rekening wordt ge bracht het percentage van de toeneming, behoorende bij het in die kolom wel genoemd naastbij liggend lager inkomen. ft ft 77 77 71 ft 71 ft 71 1» 11 ft ft ft 77 77 77 ft ft ft ft ff 77 77 ft ft ft ft 77 77 ft ft ft ft 77 77 ft ft ft ft 77 77 77 ft ft ft ft 11 77 ft ft ft ft 11 77 77 77 ft ft ft ft 11 77 ft ft ft ft ft 77 77 77 ft ft ft ft 71 77 ft ft ft ft 77 77 ft ft ft ft' ft 77 77 ft ft ft ft ft 77 77 ft ft ft ft ft 77 77 ft ft ft ft ft 77 77 ft ft ft ft ft 77 77 ft 11 ft ft ft 77 77 ft ft ft ft 11 77 77 ft ft ft ft ft 77 77 ft ft ft ft ft 77 77 ft ft 11 ft ft 77 77 ft ft ft .11 11 77 77 ft 11 ft ft ft 77 77 ft ft ft ft ft 77 77 ft ft ft 11 ft 77 77 ft ft ft ft ft 77 77 ft ft 11 ft 11 77 77 ft ft ft ft ft 77 77 77 ft ft ft ft 77 77 ft ft ft ft ft 77 77 ft ft ft ft ft 77 77 ft ft ft ft ft 77 77 11 77 ft ft ft 77 77 11 11 ft ft ft 77 77 ft ft ft ft ft 77 77 11 ft ft ft 11 77 77 ft ft ft ft ft 77 77 ft ft ft ft ft 77 77 ft ft ft 11 ft 77 77 ft ft ft ft ft 77 77 ft ft ft ft 71 77 77 ft ft ft ft 77 77 77 ft ft ft ft 77 77 77 ft ft ft ft 77 77 77 ft ft ft ft 77 77 77 ft ft ft ft 77 77 77

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1911 | | pagina 3