106 voor te stellen, Mejuffrouw A. Roelofïs eervol ontslag te ver- leenen met ingang van den eersten October 1911. Met verschuldigden eerbied, Het Hoofd der O. L. School der derde klasse, No. 5: W. Koops Azn. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden. Aan den Raad der gem. Leiden geeft met verschuldigden eerbied te kennen, ondergeteekende, dat zij hierbij tegen 1 October haar eervol ontslag aanvraagt uit de betrekking van onderwijzeres aan de Openbare Lagere School 3e klasse No. 5. 't Welk doende enz. Mej. A. Roeloffs. Leiden, 29 Juni 1911. N°. 179. Leiden, 9 Juli 1911. Ter vervulling van de plaats welke in September a. s. in onze Commissie zal open zijn door de periodieke aftreding van den heer Prof. Dr. P. Zeeman Gz., hebben wij de eer U overeenkomstig art. 2 der verordening van 7 Mei 1896 aan te bevelen 1. Prof. Dr. P. ZEEMAN Gz. 2. Prof. Dr. W. DE SITTER. De Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs, Aug. L. Reimeringer, loco-Voorzitter. A. Kluyver, Secretaris. Aan den Raad der Gemeente Leiden. N°. 180. Leiden, 10 Juli 1911. Rjj besluit Uwer Vergader ing van den 19en Januari van dit jaar werd aan Mej. C. R. Kok tot wederopzeggerrs vergunning- verleend om het gymnastieklokaal aan de Larrgebrug te ge bruiken, voor het houdetr van oefeningen met eene onder hare leiding staande gymnastiekclub, des Vrijdagsmiddags van 4 tot 5 uren. Thans, bij de nieuwe regeling der gymnastieklessen aan de nieuwe school der 2e klasse aan de ,H eerenstraat, blijkt, dat het gebruik van bedoeld lokaal niet langer aarr Mej. Kok kan worden toegestaan, aangezien op genoemd uur de gemeente zelve daarover de beschikking moet hebben. Mej. Kok, die hiermede in kennis werd gesteld, zou nu gaarne gebruik wenschen te maken van het gymnastieklokaal aan de Pieterskerkgracht, welk lokaal op Vrijdag van 4 tot 5 uur beschikbaar is. Onzerzijds bestaat hiertegen geerr bezwaar, mits aan de te verleenen vergunning, voor het gebruik van dat lokaal, de gewone voorwaarden worden verbonden. Wij geven U mitsdien in overweging, met intrekking van Uw besluit van den 19en Januari 1911, aan Mej. C. R. Kok tot wederopzeggens vergunning te verleenen om het gymnas tieklokaal aan de Pieterskerkgracht te gebruiken, voor het houden van oefeningen, des Vrijdagsmiddags van 4 tot 5 uren, tegen betaling van een bedrag van f 15 'sjaars en van de kosten van vuur, licht, schoonhouden en bediening en onder- voorwaarde, dat de kosten van herstel van aan het gebouw of meubilair eventueel toegebrachte schade door haai- worden vergoed en dat alle ter zake van het gebruik door ons te geven voorschriften zullen worden nagekomen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. No. 181. Leiden, 12 Juli 1911. In de maand Maart van het vorige jaar dienden verschil lende ouders van leerlingen en oud-leerlingen der meisjes school le klasse aan de Boommarkt het hierachter afgedrukt adres in, waarbij zij op de stichting van een nieuw school gebouw aandrongen. De grieven, die tegen het bestaande gebouw in het request werden te berde gebracht, betroffen zoowel de ligging der school als hare inwendige inrichting. Door de Plaatselijke Schoolcommissie, wier advies wij te dezer zake inwonnen, werden de door de ouders geopperde bezwaren gedeeld. Ook zij was in haar rapport van 2^ April 1910 van oordeel, dat de school èn om hare ligging èn om hare inwendige inrichting in geenen deele voldeed aan de eischen, die aan een school le klasse moesten worden gesteld en somde de verschillende gronden op, waarop hare meening gebaseerd was. Na kennisneming van dit advies noodigden wij de Com missie, in verband met bij ons College aanhangige plannen om hetzij tot een uitbreiding, hetzij tot een algeheele ver plaatsing van de Hoogere Burgerschool voor Jongens over te gaan, uit ons alsnog te willen mededeelen, of naar hare meening het tegenwoordige gebouw van de Hoogere Burger school voor Jongens, zonder daaraan groote kosten te maken, tot een passende school voor de leerlingen der meisjesschool le klasse zou kunnen worden ingericht. Bij schrijven van 15 Juni 1910 mochten wij het antwoord der Commissie ontvangen. In het kort kwam dit hierop neer, dat zelfs afgezien van het bezwaar, dat het straatrumoer aan de voor- en achterzijde van het gebouw zou opleveren, en na aanbrenging van de door haar noodig geachte verbete ringen, h. i. het tegenwoordige gebouw der Hoogere Burger school voor Jongens geen in alle opzichten passende Meisjes school zou kunnen worden genoemd. De óommissie meende dan ook, dat men de overbrenging van de meisjesschool le klasse naar het gebouw aan de Pieterskerkgracht niet als een voldoenden vooruitgang zou mogen beschouwen, of er op den duur mede tevreden zou mogen zijn, tenzij tot eene algeheele verbouwing van laatstgenoemd gebouw, met bijtrekking van de aan de gemeente toebehoorende perceelen in de Lokhorst straat en van het perceel Pieterskerkgracht 11, werd over gegaan en zoowel voor de meisjesschool als voor de avond school van het genootschap «Mathesis Scientiarum Genitrix" een afzonderlijke ingang werd gemaakt, indien althans die avondschool ook in het nieuwe gebouw gevestigd bleef. Na ontvangst van dit schrijven legden wij ooit den Directeur van Gemeentewerken de" vraag voor, of de meisjesschool le klasse al dan niet aan redelijke eischen beantwoordde, terwijl wij hem tevens opdroegen na te gaan, of het gebouw der Hoogere Burgerschool voor Jongens tot een passende school voor de leerlingen der meisjesschool zou kunnen worden ingericht. Den 7en October j.l. kwam het. rapport van den Directeur bij ons in. Uitvoerig werden daarin de verschillende grieven, door de ouders en de Plaatselijke Schoolcommissie tegen het gebouw aan de Boommarkt geuit, besproken en tot hare juiste proportiën teruggebracht. In de eerste plaats die betreffende de ligging. Tegen de ligging was aangevoerd, dat de lokalen, die bijna alle op het Noorden lagen, nooit zonlicht ontvingen; dat de hooge gevels aan de Boommarkt het zonlicht beletten toe te treden in de op het Zuiden liggende lokalen; dat de speel plaatsen, vooral de Westelijke, sedert de verbreeding der Paardensteeg, zeer tochtig en vochtig waren en dat een be hoorlijke ventilatie der lokalen, die aan een in den regel stinkende gracht grensden, onmogelijk was. Hiertegen merkte de Directeur op, dat deze klachten zeer zeker niet geheel en al ongegrond waren, doch dat men zich moest wachten voor overdrijving. De lokalen op het Noorden toch ontvingen weliswaar geen zon, doch een overvloedige hoeveelheid licht trad er binnen, zoodat deze lokalen z. i. volstrekt geen somberen of donkeren indruk maakten. Van de twee op het Zuiden uitziende lokalen was één be stemd tot zanglokaal, en niet voortdurend in gebruik; het andere lag op het Zuidwesten en was dus niet geheel en al van zonlicht verstoken. Van de twee speelplaatsen was de Oostelijke flink begroeid en niet tochtig; de andere speelplaats miste inderdaad aan den waterkant opgaand geboomte tot bescherming tegen den Noordwestenwind. Aan dit bezwaar kon echter door bijplanting worden tegemoet gekomen. Ook kon de afwatering der speel plaatsen door draineering worden verbeterd. Wat de ligging aan de gracht betrof, zoo wees de Directeur er op, dat het zeker wel eens zou voorkomen, dat de vensters, om stank te weren, moesten worden gesloten. Toch achtte hij dit een hooge uitzondering, omdat het water van den Apothekersdijk zelden riekt. Wel heerschte er somtijds in de lokalen een muffe lucht, doch dat was z. i. een gevolg van de gebrekkige ventilatie-inrichting der vensters, die niet vol doende geopend konden worden. Op de begrooting voor 1911 waren daarom voor de verbetering der ventilatie gelden uit getrokken. De situatie van het gebouw vond ook de Directeur zeker niet de meest gewenschte, doch daartegenover stond z. i., dat de geheel vrije ligging, aan geen zijde gehinderd door belen dende panden, een voordeel was, dat ook niet over het hoofd moest worden gezien. Zelfs in de nieuwste scholen kon men altijd enkele lokalen aantreffendie minder behagelijk en aangenaam voor het onderwijs waren dan de overige. Aan alle eischen kon nu eenmaal niet worden voldaan. Werd de meisjesschool verplaatst, dan zouden tegen de nieuwe school ongetwijfeld ook weer eenige klachten rijzen. Kortom de geuite klachten waren naar het oordeel van den Directeur

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1911 | | pagina 2