GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
105
INGEKOMEN STUKKEN.
N°. 177. Leiden, 3 Juli 1911.
In nevensgaand adres komt de «Vereeniging tot verzorging
van kleine kinderen (Kinderbewaarplaats) te Leiden" ander
maal tot Uwe Vergadering met het verzoek, haar een jaar-
lijksch subsidie van ƒ500 uit de gemeentekas toe te kennen.
In 1908 werd op een verzoek van gelijke strekking afwijzend
beschikt, terwijl toen ook een voorstel van ons College, om
aan de vereeniging een jaarlijksch subsidie van ƒ250 toe te
kennen, met 12 tegen l'l stemmen werd verworpen.
Om. de redenen, reeds in ons praeadvies van 1908 (lngek.
Stukken No. 188) uitvoerig uiteengezet en met het oog op
hetgeen daarna nog gebleken is, blijven wij U adviseeren tot
toekenning van een subsidie van ƒ250 te besluiten. De ver
eeniging toch is een bij uitstek nuttige, daar door haar, adres
sante zegt het terecht, juist die ouders worden gesteund, die
toonen voor hunne kinderen te willen werken en dus hier
geen sprake is van het wegnemen of verzwakken van het besef
der verantwoordelijkheid van de ouders jegens hunne kinderen.
Trouwens, het nut der vereeniging werd ook door de groote
meerderheid van Uwe Vergadering in 1908 geen oogenblik
betwijfeld, doch wel waren toen velen varr oordeel, dat door
de vereeniging maatregelen konden worden getroffen, om
regelmatige tekorten te dekken en dat derhalve het toekennen
van subsidie door de gemeente vooralsnog niet noodig was.
Zoo meende men destijds, dat, wanneer de vereeniging
daarnaar ernstig streefde, meerdere steun 'van de burgerij
zeker zou worden verkregen, terwijl ook het denkbeeld geopperd
werd, om het bewaargeld een weiuig te vei hoogen en zoodoende
de opbrengst dier gelden meer in overeenstemming te brengen
met de door de vereeniging te maken onkosten.
Ondanks aanhoudende pogingenis het der vereeniging even
wel niet mogen gelukken in haar fmancieelen toestand ver
betering te brengen. Integendeel, het tekort is in de laatste
jaren steeds toegenomen en het kleine kapitaal der ver eeniging
is daardoor in de laatste 5 jaren met ongeveer ƒ900 gedaald,
niettegenstaande onder de inkomsten van het jaar 1909 een
bedrag van 1500 als opbrengst van een ten voordeele der
vereeniging gehouden feestavond voorkomt.
Vermeerdering der inkomsten door het heften van een hooger
bewaargeld is ook niet mogelijk, aangezien, zooals adressante
opmerkt, de ouders der verpleegde kinderen tot de onver-
mogenden en behoeftigen behoorer. en dus niet in staat zijn
dat te betalen.
Het komt ons voor, dat, nu inderdaad gebleken is, dat de
vereeniging niet in staat is op andere wijze hare inkomsten
te vermeerderen, er alleszins aanleiding is, om haar van ge
meentewege een subsidie toe te kennen en het haar zoodoende
mogelijk te maken haar zoo verdienstelijk werk ook in de
toekomst te blijven voortzetten. Anders toch zal het kapitaaltje,
dat de vereeniging nu nog bezit, hoe langer hoe meer ver
minderen en de vereeniging langzaam maar zeker den dood
tegemoet gaan. En dit zou ons College, en wij gelooven velen
met ons, ten zeerste betreuren.
Het geheele bedrag van het gevraagde subsidie zouden wij
der vereeniging evenwel thans nog niet willen zien toegekend.
Eendeels eischt toch de financieele toestand der gemeente,
dat ook bij het geven van subsidies de noodige zuinigheid
wordt betracht, terwijl aan den anderen kant de hoop niet
geheel is uitgesloten, dat de burgerij, wanneer zij ziet, dat de
gemeente voorgaat, ook harerzijds genegen blijkt de vereeniging
nog meer, dan reeds nu het geval is, te steunen. En mocht
onverhoopt blijken, dat een subsidie van 250 te weinig is,
dan kan nog altijd tot verhooging worden overgegaan.
Op grond van een en ander geven wij Uwe Vergadering
mitsdien in overweging te besluiten aan de »Vereeniging tot
verzorging van kleine kinderen te Leiden", met ingang van
het jaar 1912, tot wederopzeggens een jaarlijksch subsidie te
verleenen van 250.
Aan den Gemeenteraad. Buig. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad der Gemeente Leiden
geven met verschuldigden eerbied te kennen de onder-
geteekenden, Mevrouw M. KluyverHoningh, Voorzitster,
Mej. M. van Geer, Secretares, Mej. L. Hubrecht, Penning
meesteres, uitmakende het Dagelijksch Bestuur van de
«Vereeniging tot Verzorging van kleine kinderen (Kinder
bewaarplaats) te Leiden
dat de door haar bestuurde Vereeniging gedurende een tijd
perk van 25 jaren te Leiden aan een steeds toenemend aantal
kinderen verpleging heeft verstrekt,
dat die hulp en verzorging slechts werd gegeven aan dié
kinderen, waarvan de moeder door den arbeid voor het dage
lijksch brood verhinderd was, zelf hare kinderen te verzorgen,
zoodat de Kinderbewaarplaats nimmer het besef der verant
woordelijkheid van de ouders jegens hunne kinderen heeft
kunnen wegnemen of verzwakken,
dat op deze wijze de vereeniging steeds heeft gesteund ten
geholpen onvermogende inwoners der gemeente, die toonden
voor hunne kinderen te willen werken, en die daarom alleszins
die hulp en dien steun verdienden,
dat door haar streven de vereeniging ongetwijfeld een
gunstigen invloed heeft uitgeoefend op den algemeenen gezond
heidstoestand der zuigelingen in deze gemeente, dat zij heeft
bijgedragen tot vermindering van het sterftecijfer der jeugdige
kinderen, en dat daarom de vereeniging geacht kan worden
te zijn van algemeen maatschappelijk nut,
dat zooals den Raad uit het hiernevens overgelegde laatste
jaarverslag verder kan blijken tot heden alle uitgaven der
vereeniging werden bestreden uit: le. de opbrengst der ver-
pleeggelden, 2e. de bijdragen der contribueerende leden, 3e. de
vrij geringe interesten, opgeleverd door het kleine kapitaal
thans in het bezit der vereeniging en ontstaan uit enkele
grootere giften en legaten, 4e. de huuropbrengst van een
gedeelte van het perceel Langebrug 87, in welk perceel (eigen
dom der vereeniging) de Kinderbewaarplaats is gevestigd,
dat in de laatste jaren door het steeds grooter worden
van het aantal der gemiddeld per dag verpleegde kinderen,
door het duurder worden der levensmiddelen en verdere be-
noodigdheden, door het stijgen der loonen van het personeel
de jaarlijksche uitgaven meer en meer de inkomsten gaan
overschrijden, en het kleine vermogen der vereeniging voort
durend vermindert,
dat de aanhoudende pogingen van het bestuur, om het
aantal der contribueerende leden en het bedrag der contri
buties te doen klimmen in dien toestand weinig verbetering
hebben kunnen brengen, dat dergelijke pogingen ook voor
de toekomst weinig beloven, omdat thans reeds zooveel in
woners der gemeente van allerlei maatschappelijke kringen
en van allerlei godsdienstige gezindheid de vereeniging steunen,
dat aan eene verhooging van het gevorderde verpleeggeld
niet kan worden gedacht, omdat de ouders der verpleegde
kinderen, behoorende tot de on vermogenden en behoeftigen,
het niet zouden kunnen betalen,
dat het bestuur, wanneer het niet van andere zijde gelde-
lijken steun ontvangt, genoodzaakt zou zijn de inrichting te
sluiten
dat die sluiting zou zijn een ramp voor vele arbeiders
gezinnen en ten gevolge zou hebben de verwaarloozing van
vele hulpelooze en hulpbehoevende kinderen,
dat zij daarom op grond van het voorafgaande meenen een
beroep te moeten doen op de Gemeente, weshalve zij de eer
hebbenden Raad met aandrang te verzoekenom het in
stand blijven der vereeniging mogelijk te maken door de
toekenning van eene jaarlijksche subsidie, welke zij met het
oog op den omvang der tekorten van de laatste jaren den
Raad verzoeken, te bepalen op vijfhonderd gulden.
Hetwelk doende enz.
Het Dagelijksch Bestuur der Vereeniging voornoemd
M. KluyverHonigh,
Voorzitster.
M. van Geer,
Secretaresse.
L. Hubrecht,
Penningmeesteresse.
Leiden, 12 Juni 1911.
N°. 178. Leiden, 4 Juli 1911.
Wij hebben de eer Uwe Vergadering in overweging te geven
gunstig te beschikken op bijgaand verzoek van Mej. A. Roeloffs,
om ontslag uit hare betrekking van onderwijzeres aan de
openbare school der 3e klasse No. 5 alhier, en haar dat ontslag
eervol te verleenen met ingang van 1 October 1911.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, den 30sten Juni 1911.
Edelachtbare Heeren.
In beleefd antwoord op Uwe hiernevens aangehaalde Apostille
heb ik de eer, U te berichten, dat bij mij geen bezwaar bestaat
tegen inwilliging van het verzoek van Mejuffrouw A. Roeloffs
om eervol ontslag uit hare betrekking van onderwijzeres aan
de Openbare Lagere School der derde klasse, No. 5, met ingang
van den eersten October e.k.
Mitsdien geef ik U beleéfdelijk in overweging, om den Raad