GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 97 I9[G£KOII£^ STUKKEN. No. 167. Leiden, 24 Juni 1911. Zooals U bekend is werd de salarisregeling der brugwach ters na in den loop der jaren herhaaldelijk te zijn herzien (zie Ingek. Stukken no. 157 van 1907), laatstelijk bij raads besluit van 6 Juni 1907 als volgt vastgesteld: voor de brugwachters 2e klasse: aanvangswedde 525. met 2 verhoogingen, telkens na 5 jaren dienst als zoodanig, van 25.tot een maximum van 575.—, benevens het genot van vrije kleeding en schoeisel, geschat op 65. voor de brugwachters le klasse: aanvangswedde 600. met 2 verhoogingen, telkens na 5 jaren dienst als zoodanig, van 25.tot een maximum van 650.-, benevens het genot van vrije kleeding en schoeisel, geschat op 65.—. Thans vraagt de brugwachters-vereeniging «Verbetering zij ons Streven" in nevensgaand adres andermaal om loonsver- hooging en wel in dien zin, dat zoowel aan de brugwachters 2e klasse, als aan de brugwachters le klasse nog een derde periodieke verhooging in uitzicht wordt gesteld en dat de periodieke verhoogingen in plaats van zooals nu om de 5 jaar, om de 3 jaar worden toegekend. Bovendien drukt zij den wensch uit, dat evenals de agenten van politie, ook de brugwachters reeds na 30 in plaats van na 40 jaar dienst een pensioen ten bedrage van 2k van den pensioensgrondslag deelachtig kunnen worden. Inwilliging van dit laatste verzoek rneenen wij U beslist te moeten ontraden. De dienst der brugwachters toch is o. i. eenvoudig niet te vergelijken met dien der politiebeambten en der gasstokers, die reeds na 30-jarigen dienst hunne aan spraken op pensioen ten bedrage van 2U van den pensioens grondslag kunnen doen gelden. Ook behoeft men er geen oogenblik aan te twijfelen, dat bij het toegeven aan den wensch der brugwachters weldra verschillende ambtenaren, in andere takken van dienst werkzaam, hetzelfde zullen komen vragen, welke ambtenaren men dan misschien moeilijk zal kunnen weigeren, hetgeen men den brugwachters heeft toegestaan. En welke financieële gevolgen dit voor de gemeente zou hebben, behoeven wij U wel niet te zeggen. Eenigszins anders staan wij tegenover het verzoek om salarisverhooging. Na rijpe overweging komt het ons voor, dat er, ook al zal betrekkelijk spoedig tot een algeheele reorganisatie van den dienst moeten worden overgegaan met het oog op de om legging van het RijnSchiekanaal, inderdaad wel termen aanwezig zijn om het salaris der brugwachters eene kleine verhooging te doen ondergaan. Het valt toch niet te ontkennen, dat de aanvangswedde der brugwachters 2e klasse, ten bedrage van 525.in verband met de salarissen in andere gemeenten, niet te hoog is te noemen. Tegen de door adressante voorgestelde regeling hebben wij echter bezwaar. Van de invoering daarvan zou namelijk het gevolg zijn, dat het maximum-salaris van de brugwachters 2e klasse zou worden 600.dat is hetzelfde salaris, dat de brugwachters le klasse ook bij de door de brugwachters- vereeniging gewenschte regeling als aanvangswedde zouden ontvangen. Veel rationeeler en voor de brugwachters in vele opzichten ook voordeeliger komt het ons daarom voor zoowel het minimum-salaris der brugwachters 2e klasse, als dat der brugwachters 'le klasse met f 25.te verhoogen en mitsdien te brengen resp. op 550.en 625.Evenwel zal dan, gelijk van zelf spreekt, de toekenning der verhoogingen om de 5 jaar moeten blijven geschieden en het aantal dier verhoo gingen op 2 moeten blijven bepaald. Immers, bij inwilliging van het verzoek van adressante zouden de brugwachters 2e klasse, afgezien van het genot van vrije kleeding en schoeisel, als aanvangswedde 525.na 3 jaar 550.na 6 jaar 575.— en na 9 jaar 600.ontvangen, terwijl volgens de door ons College voorgestelde regeling hun salaris direct f 550.—, na 5 jaar 575.en na 10 jaar ƒ600.zal bedragen-. Hetzelfde geldt ten opzichte van de brugwachters le klasse. Ook hier het genot van vrije kleeding en schoeisel buiten rekening gelaten, zouden zij volgens den wensch van adres sante als beginsalaris ƒ600, na 3 jaar 625, na 6 jaar ƒ650 en na 9 jaar 675 ontvangen, terwijl de regeling van ons College hun direct een salaris, van ƒ625, na 5 jaar van ƒ650 en na 10 jaar van ƒ675 in uitzicht stelt. Het is dus duidelijk, dat door de door ons College voorgestelde regeling niet alleen het bezwaar ondervangen wordt, hetgeen tegen het toekennen van eenzelfde bedrag als maximum salaris voor de 2e klasse en als minimum-salaris voor de le klasse bestaat, doch ook, dat die regeling voor de brugwachters zelve in vele opzichten voordeeliger is en bovendien tot gevolg heeft, dat de laagst-bezoldigden, ook bij eerste aanstelling, direct een salaris, dat ƒ25 hooger is, deelachtig worden. Eindelijk zullen bij aanneming van ons voorstel alle brug wachters dadelijk bij de in werking treding der nieuwe regeling 25 meer salaris ontvangen. Indien echter het maximum-salaris der brugwachters le klasse tot ƒ675 wordt verhoogd, zal ook de jaarwedde van de havenrechercheurs eene verandering moeten ondergaan. Hun salaris werd in 1907 aldus vastgesteld: aanvangswedde ƒ675 met 2 verhoogingen, telkens na 5 jaren dienst als zoo danig, van ƒ25, tot een maximum van 725, benevens het genot van vrije kleeding en schoeisel, geschat op ƒ100. Dit salaris zal nu noodwendig eenigszins moeten worden verhoogd, aangezien er anders nagenoeg geen verschil meer zou zijn tusschen het traktement van den hoogst-bezoldigden brug wachter en dat van den boven hem geplaatsten rechercheur. Wij stellen U daarom voor de aanvangswedde van de haven rechercheurs van 675 te brengen op ƒ700. Bij behoud der tegenwoordige verhoogingen wordt dan hun salarisregeling: aanvangswedde ƒ700, met 2 verhoogingen, telkens na 5 jaar dienst als zoodanig, van 25, tot een maximum van ƒ750, benevens het genot van vrije kleeding en schoeisel, geschat op ƒ100. Eveneens zal nu o. i. het traktement van den adjunct-markt en havenmeester eene kleine wijziging moeten ondergaan. Thans bedraagt dit ƒ800, met 2 verhoogingen, telkens na 3 jaar dienst, van ƒ100, tot een maximum van 1000. De tegen woordige titularis, die 15 Januari 1905 als zoodanig in functie trad, heeft dus eerst weinige maanden geleden zijn laatste verhooging ontvangen en er is dus naar ons oordeel geen enkele reden, om hem reeds nu weder verhooging deelachtig te doen worden. Wel zouden wij in de toekomst nog de toe kenning van eene kleine verhooging mogelijk willen maken. Wij geven Tl daarom in overweging zijn salaris nader aldus te regelen, dat wel het begin- en het eindsalaris met ƒ50 worden verhoogd, doch daarentegen de beide verhoogingen eerst 5 en 10 jaar na de in functie treding zullen worden genoten. De regeling wordt dan: aanvangswedde: ƒ850, met 2 verhoogingen, telkens na 5 jaren dienst als zoodanig, van ƒ100, tot een maximum van ƒ1050, onder bepaling, dat de tegenwoordige titularis totdat hij 10 jaar in functie is, in het genot blijft van zijn tegenwoordig salaris ad ƒ1000. Tenslotte het traktement van den aigemeenen markt- en havenmeester. Het komt ons billijk voor, dat, wanneer zoowel het traktement van de brugwachters, als dat van de haven rechercheurs en den adjunct- markt- erf havenmeester wordt verhoogd, ook het traktement van hun chef een kleine ver hooging ondergaat. Op het oogenblik bedraagt dit, ingevolge Uw besluit, ge nomen bij de vaststelling der begrooting voor het jaar 1908, ƒ2100, benevens een toelage van ƒ100 voor de administratie van bet kleedingfonds der havenrecbercheurs en brugwachters. Eene billijke regeling zou o.i. zijn: aanvangswedde ƒ1900, met 3 verhoogingen, telkens na 5 jaar dienst als zoodanig, van ƒ100, tot maximum van ƒ2200, benevens de bestaande toelage ad ƒ100. Indien Uw College-zich met ons voorstel in deze kan ver eenigen, alsook met het denkbeeld, om de nieuwe regeling op 1 Januari 1912 in werking te doen treden, dan zal voor 1912 een hoogere uitgaaf van ƒ900 vereischt worden, een niet te hoog bedrag, als men in aanmerking neemt, dat hiervan meer dan 30 ambtenaren zullen profiteeren. Op grond van al het bovenstaande geven wij U derhalve in overweging: a. afwijzend te beschikken op het adres van de brugwachters- vereeniging «Verbetering zij ons Streven", voorzoo veel betreft het daarin vervatte verzoek, om te bepalen, dat de brug wachters reeds na 30 jaren dienst een pensioen ten bedrage van f van den pensioensgrondslag deelachtig kunnen worden b. de salarisregeling van de brugwachters, de havenrecher cheurs, den adjunct- markt- en havenmeester en den aigemeenen markt- en havenmeester met ingang van 1 Januari 1912 vast te stellen als volgt: voor de brugwachters 2e klasseaanvangswedde 550. met 2 verhoogingen, telkens na 5 jaren dienst als zoodanig, van 25.tot een maximum van 600.benevens het genot van vrije kleeding en schoeisel, geschat op 65. voor de brugwachters le klasse: aanvangswedde 625. met 2 verhoogingen, telkens na 5 jaren dienst als zoodanig, van 25.tot een maximum van 675.benevens het genot van vrije kleeding en schoeisel, geschat op 65.— voor de havenrechercheurs: aanvangswedde 700.met 2 verhoogingen, telkens na 5 jaren dienst als zoodanig, van 25.—. tot een maximum van 750.benevens het genot van vrije kleeding en schoeisel, geschat op 100. voor den adjunct-markt- en havenmeester: aanvangswedde 850.met 2 verhoogingen, telkens na 5 jaren dienst als zoodanig, van 100.tot een maximum van 1050.— voor den aigemeenen markt- en havenmeester: aanvangs wedde 1900.met 3 verhoogingen, telkens na 5 jaren dienst als zoodanig, van 100 tot een maximum van

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1911 | | pagina 1