93 te worden den tweeden stap van bovengenoemd plan tot, verwezenlijking te brengen, voor welke tweede stap de uit gaven aldus begroot werden: 1° aanstelling van een 2den leeraar instru mentmaken1100. 2° verhooging salaris lsten leeraar instrument maken100. 3° gelden, noodig voor toelagen aan leerlingen om het thans bestaande maximum met 4 te verhoogen400. Totaal 1600. dat het Bestuur zich tot het verwerven van deze gelden wederom niet tot de Gemeente heeft gewend, omdat het de boven uiteengezette opvatting huldigt aangaande de belangen, die door onze opleiding bevorderd worden, dat het nu echter aan het Bestuur, zeer tot zijn leedwezen, uit een onlangs van Gedeputeerde Staten ontvangen schrijven gebleken is, dat dit college in haar aanstaand desbetreffend voorstel in de Julizitting der Provinciale Staten niet voor nemens is in dezen wederom met onze opvatting mede te gaan, aangezien zich bij verhooging van het provinciaal sub sidie van 750 met 250 de omstandigheid zou voordoen, dat dit subsidie gelijk zou worden aan het gemeentelijk sub sidie en dat het college ook in dezen wenscht vast te houden aan den regel, dat de Gemeente een hooger subsidie geeft dan de provincie, dat Gedeputeerde Staten van meening zijn, dat het Gemeen telijk subsidie ditmaal met ƒ100 verhoogd dient te worden, en dat dit college dus aan de Provinciale Staten zal voor stellen het provinciaal subsidie te verhoogen met 150 en zoo te brengen op ƒ900, mits de Rijks-en Gemeentesubsidiën gezamenlijk verhoogd worden met f 1450. dat het Bestuur de vrijheid neemt u er op te wijzen, dat van het toestaan van deze verhooging ten bedrage van 100. van het Gemeentelijk subsidie vermoedelijk het toekennen van de verhoogingen der beide andere subsidiën (te zamen 1500. afhankelijk zal zijn en dat hierdoor beslist zal worden, ot de Vereeniging in de gelegenheid zal zijn zich verder in de een maal aangevangen richting gezond en krachtig te ontwikkelen, dan wel, dat voor die ontwikkeling eene periode van stilstand zal aanbreken, dat het Bestuur het derhalve een levensbelang voor zijne opleiding acht, dat het met ingang van 1912 op de genoemde gelden zal kunnen rekenen, waarvoor de medewerking van uw college na het bovengezegde noodzakelijk is, dat het Bestuur dus zeer tot zijn leedwezen, maar gedwongen door zeer bizondere omstandigheden, tot U komt met het beleefd doch dringend verzoek het Gemeentelijk subsidie met ingang van 1912 te willen verhoogen met ƒ100.en aldus te brengen op ƒ1100. 't Welk doende enz., Namens het Bestuur van de Vereeniging tot Bevordering van de opleiding tot instrumentmaker, H. Kamerlingh Onnes, Voorzitter. C. A. Crommelin, Secretaris-Penningmeester. Leiden, 16 Juni 1911. N°. 165. Leiden, 21 Juni 1911. Bij besluit van 24 April j.l werd door ons aan W. J. Dieben vergunning verleend tot het maken van rioleeringen ten dienste van een te bouwen stoomwasscherij op een terrein aan den Zoeterwoudschen Singel, Kad. bekend Sectie M nis 562, 563, 564 en 2076. Aan die vergunning was o. m. de volgende voorwaarde ver bonden: »dat het open singelslootgedeelte, benoorden de aan adressant toebehoorende sloot, waarin het, waschwater wordt geloosd, door en voor rekening van adressant worde gedempt en gerioleerd op nader door Burgemeester en Wethouders aan te duiden wijze''. De reden van het voorschrijven dier voorwaarde was hierin gelegen, dat ons uit een rapport van den Directeur-Scheikundige van den Keuringsdienst van eet- en drinkwaren was gebleken, dat door de loozing van het waschwater de vervuiling van het bedoelde slootgedeelte zou toenemen. Na ontvangst van de vergunning wendde W. J. Dieben zich tot ons met het verzoek, de slootdemping voor rekening der gemeente te doen uitvoeren. Het komt ons voor, dat dit verzoek niet moet worden inge willigd. Immers de gemeente zou daardoor afwijken van het tot dusver steeds door haar gevolgde stelsel, dat de kosten van slootdemping door de eigenaars van de aangrenzende perceelen behooren te worden gedragen. Intusscben zijn wij met de meerderheid der Commissie van Fabricage van oordeel, dat er wel termen aanwezig zijn, om adressant eenigermate in de dempingskosten tegemoet te komen. Door de eigenaardige ligging der bestaande riolen toch is het maken van een hoekkast noodzakelijk, waarvan de kosten geraamd worden op ƒ185. Bovendien zal bet inrijhek moeten worden verplaatst, hetgeen een uitgave van ƒ20 vordert. Deze beide uitgaven, die uitsluitend uit de ligging voortvloeien en bovendien de kosten van het te dempen kleine slootgedeelte onevenredig zwaar vermeerderen, behooren o. i. billijkheids halve door de gemeente te worden gedragen. Op grond van een en ander geven wij Uwe Vergadering mitsdien in overweging: a. aan W. J. Dieben voornoemd, behoudens rechten van derden, vergunning te verleenen tot het dempen van het gedeelte sloot langs den Zoeterwoudschen Singel ter lengte van ongeveer 8,5 Meter, gelegen vóór het perceel, kadastraal bekend gemeente Leiden, Sectie M no. 564, onder voorwaarde: 1°. dat uit het gedeelte sloot de schoeiing en het brugje worden weggeruimd en het ontdaan worde van bodem- en drijfvuil en daarna worde aangevuld met zuiver zand tot nader door Burgemeester en Wethouders aan te geven hoogte; 2°. dat over de geheele lengte van het gedeelte sloot een cementen riool volgens teekening, van voldoende sterkte, op doorgaande grondplank van voldoende zwaarte worde gelegd, met den bodem binnenwerks op 1,15 M. N.A.P. en dit in aansluiting worde gebracht ten Westen door een te metselen schildmuur ter opsluiting van het bestaande gewelf, dik 0.22 M. gefundeerd volgens teekening, met genoemd gewelf, ten Zuiden met de bestaand blijvende sloot; 3°. dat het riool voorzien worde van een ruimdamkast, inw. wijd 0.80 X (2 -j- 2.20) M., met den bodem binnenwerks op een diepte van 1.30 M. N.A.P., met wanden en bodem ter dikte van ten minste 27 cM., van klinkers in sterke specie te met selen op een houten roosterwerk en op door Burgemeester en WTethouders aan te geven hoogte af te dekken met platen van voldoende zwaarte, van ijzer, hardsteen of cementijzer; 4°. dat aan het zuidelijk einde van het gedeelte sloot geplaatst worde een schoeiing, met houten hek, waarvan teekening en constructie vooraf door Burgemeester en Wethouders moeten zijn goedgekeurd en waarvoor goed materiaal van de oude schoeiing en de brug mag worden gebruikt; 5°. dat de grond van adressant van den openbaren weg worde afgescheiden door plaatsing van de bestaande inrijpoort in de op teekening aangegeven lijn abwelke Westwaarts aansluit tegen de bestaande afscheiding van den daar gelegen tuingrond; 6°. dat het riool met ruimdamkast eigendom worde van de gemeente; 7°. dat daags voordat met de werkzaamheden een aanvang zal worden gemaakt, hiervan worde kennis gegeven op het bureau van gemeentewerken; 8°. dat de uitvoering van alle voorgeschreven werken en het onderhoud van die, welke niet het eigendom van de ge meente worden, geschiede ten genoegen van Burgemeester' en Wethouders; b. in de kosten der slootdemping van gemeentewege een bijdrage te verleenen van ƒ205, zoodra de demping geheel te onzen genoegen overeenkomstig de dezerzijds gegeven voor schriften zal hebben plaats gehad. c. te besluiten, dat de verharding van het gedempte ge deelte sloot, dat gemeente-eigendom wordt, door en voor- rekening van de gemeente zal worden verhard. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. No. 166. Leiden, 22 Juni 1911, In ons praeadvies van 4 October j.l. (Ingek. Stukken No. 300) deelden wij U mede, dat wij, indien door Uwe Vergade ring tot de oprichting van een electrischen klokkendienst, aan den dienst der fabrieken van G. en E. verbonden, werd besloten, eene verordening regelende de aansluiting van par ticulieren aan dat klokkennet U nader ter vaststelling zouden aanbieden. In verband hiermede hebben wij thans de eer nevensgaande concept-verordening aan U over te leggen. Uit de artikelen der verordening blijkt, dat het de bedoeling is de klokkendienst te exploiteeren in den geest van de be staande gas- en electriciteitsfabrieken en dat derhalve de verordening zich zooveel mogelijk aanpast aan die voor de aansluitingen aan de electriciteitsfabriek, waardoor de gezamen lijke exploitatie dezer bedrijfstakken wordt vereenvoudigd. De abonnementsprijs bedraagt per jaar voor een uurwerk met één wijzerplaat, te plaatsen in perceelen met droge atmos feer, bij een wijzerplaat van 20, 25, 30. 35 of 40 cM. resp. 15.f 17.50, f 20.f 24.— of f 30.— bij plaatsing in perceelen met vochtige atmosfeer of in de buitenlucht is de prijs bij een wijzerplaat van 40, 50 of 60 cM. resp. f 30. f 35.of f 40.—.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1911 | | pagina 5