72
N°. 133. Leiden, 24 Mei 1911.
In het begin van het vorige jaar bereikte de Commissie van
Beheer over de gestichten «Endegeest" en »Rhijngeest" een
schrijven van den Geneesheer-Directeur dier inlichtingen,
waarbij hij voorstelde de eerste verdieping van het kasteel
«Endegeest", thans dienende tot woning van den Geneesheer-
Directeur, in te richten voor de verpleging van 17 krank
zinnige dames 2de klasse en een nieuwe ambtswoning elders
op het gestichtsterrein te bouwen.
De Geneesheer-Directeur wees er in zijn schrijven op, dat
de verplichte bewoning van de eerste verdieping van het
kasteel vele bezwaren voor hem opleverde, welke bezwaren
in hoofdzaak op het volgende neerkwamen. De groote zalen,
die voor woonvertrekken moesten dienst doen, waren onge
zellig. De weg naar de studeerkamer voerde door de bad
kamer en de salon was een doorloop naar deze beide vertrek
ken. De verpleegden en de bezoekers van het beneden gevestigde
kantoor konden plotseling in de kamers worden aangetreden,
aangezien de beneden- en de bovenverdieping van het kasteel
dezelfde ingang hadden. De woning was slechts te bereiken
langs een langen weg, die door en tusschen de gebouwen en
de patientenpaviljoens van het gesticht leidde. De nabijheid
van paviljoens met onrustige patiënten maakte de woning
ook niet bijzonder aantrekkelijk en hare ligging achter op
het gestichtsterrein werkte zeer deprimeerend op de stemming
van de bewoners.
Deze en nog meer bezwaren, alsook een terloops door een
der Inspecteurs van het Staatstoezicht geopperd denkbeeld,
om de eerste verdieping van het kasteel in te richten voor de
verpleging van krankzinnige dames 2e klasse, gaven den
Geneesheer-Directeur aanleiding het denkbeeld, om de tegen
woordige ambtswoning voor de verpleging van patiënten in te
richten en eene nieuwe Directeurswoning te bouwen, nader
uit te wérken. En toen hem daarbij bleek, dat de winst, die
uit de exploitatie van de bovenverdieping zou kunnen worden
behaald, niet alleen voldoende was om daaruit rente en aflossing
te betalen van de kosten, benoodigd voor de verbouwing van
het kasteel en den bouw van eene nieuwe Directeurswoning,
doch dat na aftrek van die kosten nog op een batig saldo van
900.— te rekenen viel, diende hij zijn bovengenoemd
voorstel bij de Commissie van Beheer in.
Deze laatste besloot hierop, aangezien haar het voorstel op
het eerste gezicht wel aannemelijk voorkwam, in overleg te
treden met de Inspecteurs van het Staatstoezicht, teneinde de
zekerheid te hebben, dat van die zijde tegen het plan geen
bezwaar bestond.
Door de Inspecteurs werd toen een onderzoek in loco inge
steld, waarvan het resultaat was, dat de Inspecteur Dr. Schuur-
mans Stekhoven (de tweede inspecteur was inmiddels van het
'toezicht op «Endegeest" ontheven) de bovenverdieping van
het kasteel niet geschikt achtte voor de verpleging van vrouwe
lijke 2e klasse patiënten, doch wel voor die van een 18 tal
rustige mannenpatienten der 3e klasse, nadat de noodige ver
bouwing zou hebben plaats gevonden. Tevens werd toen echter
door den Inspecteur van het Staatstoezicht op eene omstandig
heid gewezen, die voor de Commissie groot gewicht in de
schaal legde en haar met het in den geest van het Staats
toezicht gewijzigde voorstel van den Geneesheer-Directeur
deed medegaan.
De Inspecteur deelde namelijk mede, dat er bij hem ernstig
bezwaar tegen bestond, dat de beide hulppaviljoens, die
ingevolge Koninklijk besluit nog tot 1 Januari 1912 in gebruik
mochten blijven, ook na dien tijd voor de verpleging van
patiënten werden aangewend.
Uit deze mededeeling putte de Commissie een ernstig
argument vóór het door den Geneesheer-Directeur ontworpen
en door den Inspecteur van het Staatstoezicht gesteunde
voorstel. Door opheffing van de beide hulppaviljoens toch
zou het aantal plaatsen met 24 verminderen en hetzij de
bouw van een niet slechts tijdelijk paviljoen, hetzij wegzen
ding van de niet te plaatsen patiënten noodig worden, tenzij
op het voorstel van den Geneesheer-Directeur werd ingegaan.
Nauwgezet werd daarom door de Commissie onderzocht, of
dit voorstel ook uit financieel oogpunt uitvoerbaar was en
zoo kwam de groote meerderheid langzamerhand tot de over
tuiging, dat in de gegeven omstandigheden geen betere weg
dan de voorgestelde zou zijn in te slaan. Slechts één lid
bleef tegen het voorstel gekant.
Behalve toch de bezwaren, die zich bij de opheffing der
hulppaviljoens zouden voordoen en den tegenzin in zijne
ambtswoning, die zich bij den Geneesheer-Directeur begon
vast te wortelen, voorzag de Commissie in de toekomst
bedenkingen tegen het bewonen van het kasteel van de zijde
van een eventueelen opvolger van den tegenwoordigen Ge
neesheer-Directeur, die misschien in het bezit van een grooter
gezin, ernstig bezwaar zou kunnen opperen tegen het bewonen
van de zeer groote kamers, die zich op de tot woning bestemde
verdieping van het kasteel bevinden.
De Commissie verzocht daarom in Augustus van het afge-
loopen jaar den Directeur van Gemeentewerken plannen tot
verbouwing van het kasteel en tot het bouwen van een
nieuwe Directeurswoning op het gedeelte van het gestichts
terrein, dat aan den Bijnsburgerweg grenst, bij haar te willen
indienen en die plannen vergezeld te doen gaan van eene
raming van de daaraan verbonden kosten.
In de maand December d. a. v. ontving de Commissie de
door den Directeur van Gemeentewerken ontworpen plannen.
De drie voor een nieuwe Directeurswoning overgelegde plan
nen werden geraamd resp. op 14,500, 19,500 en f 20,000,
terwijl de verbouwingskosten van het kasteel „Endegeest",
verhoogd met de kosten van inrichting der nieuwe afdeeling,
op 6620 werden begroot.
Tegen het verbouwingsplan van het kasteel rezen echter
bezwaren bij den Inspecteur; terwijl toch de Directeur van
Gemeentewerken in overleg met den Geneesheer-Directeur
een plan had ontworpen, waarbij het mogelijk zou worden
24 patiënten in het kasteel te verplegen, wilde de Inspecteur
een dusdanig plan, dat slechts voor ten hoogste 21 patiënten
plaats zou zijn.
De inrichtingskosten, die aanvankelijk door den Geneesheer-
Directeur op 920 waren geraamd, een laag bedrag, aange
zien slechts een kleine som voor meubilair behoefde te wor
den uitgetrokken met het oog op het gebruik maken van
het meubilair der buiten gebruik te stellen hulppaviljoens,
verminderden daardoor nog met 60, zoodat ook het bedrag van
6620 tot 6560 kon worden gereduceerd.
Een definitieve berekening van de aan het plan tot verbou
wing van het kasteel en het bouwen van een nieuwe Direc
teurswoning verbonden kosten deed de Commissie zien, dat
jaarlijks op een batig saldo van 900 of van 1655 zou
mogen worden gerekend, al naarmate een geregelde bezetting
der nieuwe afdeeling met 18 of met 21 patiënten werd aan
genomen.
Tot deze cijfers kwam de Commissie door de jaarlijksche
inkomsten bij een bezetting van 18 patiënten te ramen op
18 X f 350 (het gewone verpleeggeld) 6300 en de uit
gaven op 5400, waarbij voor rente en aflossing der bouw
en verbouwingskosten (de inrichtingskosten daaronder begre
pen) 6| van die kosten was aangenomen en voor het
bouwen der Directeurswoning ƒ15.000 was uitgetrokken. Bij
eene bezetting van 21 patiënten werd het cijfer der inkomsten
verhoogd tot 7350 en dat der uitgaven op 5695. Een en
ander is meer gedetailleerd in het in de Leeskamer liggend
rapport der Commissie te lezen.
Het komt ons College voor, dat het in de gegeven om
standigheden alleszins aanbeveling verdient met de voorstellen
der Commissie mede te gaan. Volkomen toch deelen wij hare
meening, dat het verre de voorkeur verdient het kasteel voor
de verpleging van patiënten in te richten, dan een geheel
nieuw kostbaar paviljoen te bouwen. En dat hiertoe na de
buiten gebruikstelling der hulppaviljoens zal moeten worden
overgegaan, is o. i. aan geen twijfel onderhevig, gezien de
voortdurende stijging van het aantal aanvragen om opneming
in den laatsten tijd. Zonder de hulppaviljoens zou Endegeest
blijken veel te klein te zijn.
Te eerder ook gaan wij met het voorstel tot inrichting van
de bovenverdieping van het kasteel voor 21 patiënten en het
bouwen van een nieuwe Directeurswoning mede, nu volgens
de werkelijk niet geflatteerde berekeningen van de Commissie
zelfs in het ongunstigste geval nog een batig saldo van ongeveer
ƒ900 'sjaars wordt verkregen. Niet alleen dus maakt het
voorstel, althans in de eerste jaren, den bouw van een nieuw
kostbaar vast paviljoen overbodig, doch ook wordt er nog
jaarlijks een kleine winst door behaald.
Bovendien moet men, afgescheiden van de financieele kwestie,
de bezwaren tegen de tegenwoordige woning van den Genees
heer-Directeur niet geheel en al over het hoofd zien. Zeer
terecht merkt de Commissie op, dat de mogelijkheid niet is
uitgesloten, dat een eventueele opvolger van den tegenwoordigen
titularis wel eens onoverkomelijke bezwaren tegen het bewonen
van het kasteel te berde kan brengen. Ons is toch bekend,
dat een der weinige sollicitanten naar de betrekking van
Geneesheer-Directeur bij de laatste vacature aan zijne sollicitatie
de voorwaarde verbond, dat hem niet het kasteel «Endegeest"
tot woning zou worden aangewezen. De vrees der Commissie
is dus inderdaad niet zoo ongegrond.
Op grond van een en ander kunnen wij ons dan ook vol
komen vereenigen met de voorstellen, door de Commissie van
Beheer bij ons College ingediend, en wij geven Uwe Verga
dering mitsdien in overweging door vaststelling van bijgaan-
den suppletoiren begrootingsstaat een bedrag van 6560 -f-
15000, te zamen 21560 ter beschikking te stellen van de
Commissie van Beheer over de gestichten «Endegeest" en
«Rhijngeest" teneinde tot het verbouwen van het kasleel
«Endegeest" voor het bovengenoemde doeleinde en het bouwen
van een nieuwe Directeurswoning te kunnen overgaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.