58 van ad ƒ75, telkens na 2 jaar dienst. Het verschil tusschen de maximum-jaarwedaen van de keurmeesters en den machinist is dan even groot als dat tusschen hunne minimum-jaarwedden. Verder geeft de Commissie nog in overweging den öpzichter- hulpkeurmeester. tot wiens aanstelling bij de behandeling der begrooting voor het jaar 1906 werd besloten, doch die tot nog toe niet voorkwam onder de ambtenaren, genoemd in de verordening van 18 September 1902, regelende het beheer van het Slachthuis en den rang, het getal, de bezoldiging en de wijze van benoeming van het daaraan verbonden personeel in die verordening op te nemen, terwijl zij tenslotte nog adviseert te bepalen dat de nieuwe salarisregeling op 1 Januari 1911 geacht zal worden in werking te zijn getreden. Wij kunnen ons met de verschillende vooi stellen der Com missie, alsook met haar denkbeeld, om de verordening van 18 September 1902 met het oog op de vele wijzigingen die daarin sedert de eerste vaststelling zijn aangebracht, opnieuw vast te stellen, wel vereenigen, doch zouden er de voorkeur aan geven de nieuwe regeling op 1 Juli 1911 in plaats van op 1 Januari 1911 in werking te doen treden, aangezien dan het loopende dienstjaar niet tezeer wordt bezwaard en de meerdere uitgaven, aan de nieuwe regeling verbonden, in 1911 van 500 tot 250 worden gereduceerd. Op grond van een en ander stellen wij Uwe Vergadering mitsdien voor tot vaststelling van de navolgende verordening over te gaan: VERORDENING, regelende liet belieer van het Openbaar Slachthuis en den rang, het getal, de bezoldiging en de wijze van benoeming van het daaraan verbonden personeel. Art. 1. Het beheer van en de zorg voor het Openbaar Slachthuis is opgedragen aan Burgemeester en Wethouders, daarin bijge staan door eene Commissie uit den Raad. Art. 2. De in artikel 1 bedoelde commissie, welke den naam draagt van Commissie voor het Openbaar Slachthuis, bestaat uit drie leden. Het voorzitterschap der commissie wordt waargenomen door een lid van het College van Dagelijksch Bestuur door dit college aan te wijzen. De twee overige leden worden door den Raad uit zijn mid den benoemd. De werkkring der commissie wordt bij afzonderlijke veror dening geregeld. Art. 8. Het dagelijksch beheer en de leiding van den dienst aan het Openbaar Slachthuis wordt opgedragen aan den Directeur. Onder dien dienst is mede begrepen de vee- en vleeschkeuring. Art. 4. Onder den Directeur van het Openbaar Slachthuis is werk zaam het volgende personeel a. een keuringsveearts, tevens adjunct-directeur b. vier keurmeesters, tevens opzichters, en een opzichter, tevens hulpkeurmeester; c. een boekhouder; d. een eerste machinist e. een tweede machinist; een portier; g. stokers, werklieden en bedienden, in aantal door Burge meester en Wethouders, na raadpleging der commissie van bijstand, te bepaler). Art. 5. De jaarwedden der in de artikelen 3 en 4 onder age noemde ambtenaren worden vastgesteld als volgt: van den directeur opf 3000. van den keurings-veearts op 1200. met 4 verhoogingen ad f '100.telkens na 2 jaren dienst en bovendien 500.—per jaar voo het waarnemen der werkzaamheden van ge meente-veearts; van de keurmeesters-opzichters en den opzichter hulpkeurrneester op700.— met twee verhoogingen ad f 100.telkens na 2 jaren dienst; van den boekhouder op900. met 2 verhoogingen van 75.telkens na 2 jaren dienst; van den 1sten machinist op800.— met 2 verhoogingen ad f 100.telkens na 2 jaren dienst; van den 2den machinist op600. met 2 verhoogingen ad 50telkens na 2 jaren dienst; van den portier op 400.— met 2 verhoogingen ad f 50.—, telkens na 2 jaren dienst. Bovenstaande verhoogingen worden slechts toegekend bij gebleken geschiktheid en getrouwe plichtsbetrachting. Art. 6 De bezoldiging der stokers en werklieden wordt vastgesteld als volgt: a. van de stokers op ten minste f 12.50 per week. b. van de stalknechts op ten minste 10.50 per week. c. van de andere werklieden op ten minste 10per week. Voor de bezoldiging van de bedienden, van hulppersoneel ter tijdelijke vervanging van zieke werkliedenter voorziening in tijdelijke behoefte aan versterking van het vaste personeel en voor vergoeding van werk, door de vaste werklieden ver richt buiten den vastgestelden of vast te stellen werktijd, wordt jaarlijks op de begrooting der plaatselijke uitgaven een zoodanig bedrag uitgetrokken, als de Gemeenteraad noodig zal achten. Art. 7. Aan den directeur, de keurmeesters-opzichters, den eersten en den tweeden machinist en aan den portier worden woningen aangewezen, waarvan zij, zoolang zij als zoodanig in dienst der gemeente zijn, het kosteloos gebruik hebben en welke zij verplicht zijn te bewonen. De eerste en de tweede machinist genieten bovendien vrij gaslicht en vrij vuur, voor zoover het gebruik van steenkolen betreft. De portier heeft het genot van vrij vuur en licht, wat het gebruik van steenkolen, turf en gaslicht aangaat. Art. 8. De Directeur en de keurings-veearts worden door den Raad benoemd uit een voordracht van twee personen, opgemaakt door Burgemeester en Wethouders. Het overige personeel wordt benoemd door Burgemeester en Wethouders met uitzondering van de stokers, werklieden en bedienden, welke door de commissie worden aangesteld op voordracht van den Directeur. Zoowel omtrent de in het Ie lid bedoelde voordracht, als omtrent de in het 2e lid bedoelde benoemingen wordt door Burgemeester en Wethouders vooraf het advies ingewonnen van de commissie van bijstand. De tot aanstelling bevoegde macht is tevens bevoegd tot schorsing en ontslag, behoudens de bevoegdheid van Burge meester en Wethouders, om in afwachting van hetgeen de Raad nader daaromtrent zal beslissen, den directeur en den keurings-veearts voorloopig te schorsen en behoudens het bepaalde in artikel 20 van het reglement voor de werklieden in dienst van de gemeente Leiden. Burgemeester en Wethouders brengen zulk eea voorloopige schorsing zoo spoedig mogelijk ter kennis van den Raad. Art. 9. De werkzaamheden van den directeur, den keurings-veearts, den boekhouder, de keurmeesters-opzichters en den opzichter- hulpkeurmeester, den eersten en den tweeden machinisten den portier worden nader bij instructie geregeld, voor de beide eerstgenoemde ambtenaren door den Raad, voor de overige in dit artikel genoemde ambtenaren door Burgemeester en Wet houders. Art. 10. De directeur, zoomede de in art. 4, onder af genoemde ambtenaren, mogen geene andere openbare ambten of be dieningen bekleeden, noch ook in den tijd, waarin de gemeente hun diensten niet vordert, werkzaamheden voor anderen ver richten, zonder toestemming van den Raad. De stokers, werklieden en bedienden hebben daarvoor de vergunning van den directeur noodig. Art. 11. De directeur, de keurings-veearts, de keurmeesters-opzichters en de opzichter-hulpkeurmeester en de boekhouder, leggen vóór de aanvaarding hunner betrekking, in handen van den Burgemeester, naar keuze den volgenden eed of de volgende belofte af: »Ik zweer (beloof) dat ik de mij opgedragen betrekking »van eerlijk en getrouw zal waarnemen, de voor »deze betrekking vastgestelde of nog vast te stellen verorde ningen en instructiën en de bevelen van Burgemeester en

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1911 | | pagina 8