57 In de volgende lijst komen naast elkander in de verschil lende kolommen voor: in de eerste het ambacht; in de tweede het aantal uren, waarop de verschillende werklieden in dienst worden genomen, waarbij dan telkens afzonderlijk is aangegeven het aantal uren Zondagsarbeid, die, naar de bedoeling van de voorlaatste alinea van art. 10 van het Werkliedenreglement, geacht worden »tot hun taak te be- booren"; in de derde kolom het voorgestelde minimum-week- of jaarloon; in de vierde het voorgestelde uurloon en in de laatste het thans genoten wordende loon. Ter bevordering van een overzicht, hebben wij de werk lieden in drie categorieën verdeeld, waarvan de eerste uit wonend is, de tweede opwonend (met vrije woning en vrije geneeskundige behandeling, getaxeerd op ongeveer 2.25 p. w.) en de derde inwonend (met vrije geneeskundige behandeling, kost, bewassching enz.). A. Uitwonenden timmerman waschbaas loodgieter-gasfitter- leidekker schoenmaker stoker-tuinknecht tuinknechts tonnenruimer nachtportier 56 57 56 56 57 3 54 1 51 62 12.75 11.25 11.25 11.— 10.— 9.50 9. 10.— 23 cent 20 20 19 18 18 17 15 13.— 12.— 12.— 11.40 9.90 9.15 en 9.25 9.50 10.— B. machinist tuinbaas metselaar. bloemist »Rhijngeest" kleermaker magazijnknecht dagportier Omwonenden 61 51/2 54+17* 56 54+3 56 6074+5 74 5 Inivonenden: 12.25 24 12.— 11.25 25 12.30 10.50 23 10.65 9.75 22 10.50 9. 19 9.90 8.75 18 8.65 9.— 15 8.90 bloemist 54+3 ƒ210.— 22 »210. behanger matrassenmaker 63 J 75 220. 19 »220. stoker 6672- -572 200. 18 200. portier 70- -7 220. 15 225. Deze voorgestelde loonen zijn zooveel mogelijk ontworpen in overeenstemming met de in Leiden gebruikelijke en met de tegenwoordig genoten loonen. Daar deze beide criteria nu en dan verschillen, was hier en daar een transactie onver mijdelijk. De Commissie van Beheer, N. C. de Gijselaar, Voorzitter. J. H. W. Verzijl, Secretaris. Aan Heeren Rurgemeester en Wethouders van Leiden. N°. 110. Leiden, 3 Mei 1911. Zooals U bekend is, zullen alle faecaliën, benevens het huishoud-, keuken-, wasch- en regenwater van de beide pavil joens en van het schoolgebouwtje van de aan het gesticht i>Ëndegeest" te verbinden afdeeling voor jeugdige idioten »Voorgeest" worden opgevangen in een laagreservoir of pomp put en van daaruit worden geperst in een hoogreservoir of sloot, die de bevloeiingsvelden doorsnijdt. Uit die sloot stroomt de vloeistof op de verschillende velden, waarna draineerbuizen de gefiltreerde en gereinigde vloeistof weer afvoeren naar de aangr enzende slooten (zie Ingekomen Stukken n°. 95 van 1909). Door de Commissie van Beheer over het gesticht »Ende- geest" wordt nu in overleg met den Directeur der Gemeente werken in overweging gegeven ook de hoofdafvoerleiding van Endegeest, die thans in de sloot tusschen de terreinen van Endegeest en Voorgeest loost, op de bevloeiingsvelden te brengen. Deze leiding toch bevat al het vuile water, afkomstig van de keuken en het waschhuis en bovendien al het huishoud- water van de paviljoens voor rustige en halfrustige mannen en van een groot deel van het administratiegebouw. In weer wil van een vóór den mond der leiding aangebrachten bezin- kirrgsbak wordt de grenssloot tot op verren afstand door die stollen aanmerkelijk vervuild en verspreidt dikwijls hoogst onaangename geuren, hetgeen voor de patiënten van Voorgeest buitengewoon hinderlijk zou kunnen zijn. Het is daarom, ook naar het oordeel van den Geneesheer-Directeur en van de technici van de Nederlandsche Heide Maatschappij, hoogst gewenscht aan de vervuiling dier sloot een einde te maken. Aansluiting van bovengenoemd deel van Endegeest op de bevloeiingsrioleering maakt echter den aanleg van 8 in plaats van 4 vloeivelden noodig en aangezien de aanlegkosten dier 8 velden worden geraamd op 9000, zal dus een bedrag van 4500 ten laste van Endegeest moeten worden gebracht. Behalve het keuken- en waschhuiswater en het huishoud- water van een groot deel van het administratiegebouw en van de paviljoens voor rustige en halfrustige mannen, wenscht de Commissie ook de van deze twee paviljoens afkomstige faecaliën op de vloeivelden te brengen. Voor deze paviljoens zal aldus een begin worden gemaakt met de opheffing van het tonnetjesstelsel. Hiermede gaat echter gepaard algeheele wijziging der bestaande privaatinrichtingen, zooals nader door den Directeur van Gemeentewerken wordt aangegeven. De hieraan verbonden kosten worden voor beide paviljoens ge raamd op 2600, zoodat dus in totaal voor de door de Com missie van Beheer noodig geachte aansluiting van Endegeest een bedrag van 7100 vereischt wordt, welk bedrag uit geldleening kan worden gevonden. Wij geven U mitsdien in overweging door vaststelling van bijgaanden suppletoiren begrootingsstaat een bedrag van 7100 ter beschikking te stellen van de Commissie van Beheer over de gestichten »Endegeest" en »Rhijngeest" teneinde tot de bovenbedoelde verbetering der rioleering van Endegeest te kunnen overgaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 111. Leiden, 3 Mei 1911. In de maand Juli van het jaar 1909 bereikte ons een schrijven van de vier keurmeesters-opzichters en den opzichter-hulp keurmeester van het Openbaar Slachthuis, waarin zij ver zochten hun salarissen te verhoogen in dien zin, dat hunne salarisregeling gelijk werd gesteld met die van den keurmeester en den adjunct-keurmeester van den keuringsdienst van eet- en drinkwaren alhier. Overeenkomstig het gevoelen van de Commissie voor het Slachthuis kwam het ons college evenwel destijds niet ge wenscht voor een voorstel tot wijziging van de salarisregeling der keurmeesters bij Uwe Vergadering aanhangig te maken, zoolang de »Commissie ad hoc" in zake de exploitatie van het Slachthuis haar rapport nog niet had uitgebracht. In September 1910 ontvingen wij een tweede schrijven van genoemde keurmeesters, waarbij zij hun verzoek van Juli 1909 in herinnering brachten. Aangezien inmiddels het rapport der «Commissie ad hoe" verschenen was, verzochten wij toen wederom aan de Com missie voor het Openbaar Slachthuis ons te dezer zake van advies te willen dienen. In haar in de Leeskamer ter inzage liggend advies deelt de Commissie nu mede, na er op te hebben gewezen, dat de „Commissie ad hoe" blijkens bldz. 31 en v. van haar rapport de salarissen van de keurmeesters niet te hoog acht, doch slechts bezwaar heeft tegen het aantal keurmeesters, welke kwestie echter naar het oordeel der Commissie eerst onder de oogen behoeft te worden gezien, zoodra er een vacature in het personeel mocht ontstaan, dat de salarissen der keur meesters van het slachthuis, in vergelijking tot die van de beide keurmeesters van den keuringsdienst van eet- en drink waren alhier, die een beginsalaris hebben resp. van 1000 en ƒ800, en van de keurmeesters in verschillende andere gemeenten, niet voldoende kunnen worden genoemd. Vooral de aan vangs- wedde, die voor de vier keurmeesters ƒ600 benevens vrij wonen en voor den hulpkeurmeester ƒ600 bedraagt, acht zij met den Directeur van het Slachthuis beslist te laag en zij geeft daarom in overweging de minimum-jaarwedde voor de vier keurmeesters en den hulpkeurmeester met ƒ100 te ver hoogen en die mitsdien te bepalen op ƒ700. Overeenkomstig den bestaanden toestand en in de lijn van de salarisregeling der meeste andere ambtenaren, aan het Slachthuis verbonden, zouden dan bij gebleken geschiktheid en getrouwe plichts betrachting twee verhoogingen ad ƒ100, telkens na twee jaar dienst in uitzicht kunnen worden gesteld, zoodat het maximum-salaris van ƒ800 op ƒ900 wordt gebracht Bovendien vindt de Commissie het billijk, dat tegelijk ook het salaris van den eersten machinist eene kleine verhooging ondergaat. Diens salaris toch is, in tegenstelling met dat van nagenoeg alle .andere ambtenaren, vanaf de oprichting van het Slachthuis, nimmer verhoogd, hoewel ten opzichte van hem dezelfde redenen zijn aan te voeren, die eene vèrhooging zouden wettigen. Hier wenscht de Commissie echter de aan- vangswedde ad ƒ800 onveranderd te laten, doch daaraan toegevoegd te zien twee verhoogingen ad 100, in plaats (Ambacht.) (Arbeids uren.) (Min.- weeh- of jaarloon.) (Min.- uurloon.) Tegen woordig loon.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1911 | | pagina 7