5-2 op een terrein, Kad. bekend, Gemeente Leiden, Sectie K No. 990 en 20 met beleefd verzoek daarop de goedkeuring van UEd.Achtb. te mogen ontvangen. Met de meeste hoogachting, UEd. Achtb. D\v. Dn., J. van Hoeken. N°. 100. Leiden, 26 April 1911. Onder overlegging van nevensgaand schrijven van Curatoren van het Gymnasium alhier en onder mededeeling, dat wij ons met het daarin vervatte voorstel kunnen vereenigen, geven wij Uwe Vergadering in overweging aan Dr. D. A. H. van Eek, conrector van het gymnasium, eene gratificatie van 200 toe te kennen voor de waarneming van het Rectoraat gedurende den tijd van de door het overlijden van den Rector, Dr. L. Punt, ontstane vacature. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, den 13 April 1911. Curatoren van het Gymnasium hebben hierbij de eer het navolgende onder den aandacht van uwen Raad te brengen: Toen het vorige jaar de Rector, nu wijlen Dr. L. Punt, overleden was, is het Rectoraat gedurende den tijd van de daardoor ontstane vacature waargenomen door den tegenwoordigen Con rector Dr. van Eek. Het komt ons voor, dat aan den (heer van Eek te dier zake eene gratificatie toekomt. Immers bij herhaling is deze zaak aldus opgevat, dat het Conrectors traktement werd genoten voor waarneming bij verhindering van den Rector, maar dat waarnemen gedurende een vacature extra moest worden betaald. Art. 14 der wet op het Hooger Onderwijs zegt ook, dat een Conrector wordt benoemd om den Rector te vervangen bij verhindering. Wij hebben dus de eer Uw College in overweging te geven uit den dienst 1910 een toelage te geven, grootƒ200.hetwelk ongeveer representeert het verschil van de wedde van den Rector en van den Conrector, genomen over den tijd gedurende welken den heer van Eek de vacature heeft waargenomen. Curatoren van het Gymnasium. Fockema Andreae, Voorzitter. de Jong, Secretaris. Aan den Raad der Gemeente Leiden. N°. 101. Leiden, 26 April 1911. In haar in de Leeskamer ter inzage liggend rapport deelt de Commissie van Beheer over de gestichten »Endegeest" en »Rhijngeest" ons mede, dat de aan die inrichtingen ver bonden machinist, magazijnknecht, inwonende stoker en inwo nende matrassenmaker-behanger in den regel respectievelijk 61, 60a, 66| en 63 uur per week werkzaam moeten zijn en dat in verband daarmede hunne werktijden door den Genees heer-Directeur onder hare goedkeuring zijn vastgesteld op ten hoogste 13 uur per dag. Aangezien deze regeling, naar de Commissie schrijft, be stemd is om voor langer dan een maand te werken en daar tegen bij ons College geen bezwaar bestaat, is zij door ons bestendigd, van welke bestendiging U hierbij ingevolge het voorschrift van het laatste lid van artikel 8 van het Werk liedenreglement mededeeling wordt gedaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 102. Leiden, 26 April 1911. Bij nevensgaand adres verzoekt het Bestuur der Vereeni- ging »Openbare Leeszaal en Bibliotheek te Leiden" aan die vereeniging een jaarlijksch subsidie van 450 uit de gemeen tekas te verleenen. Het bestuur wijst er op, dat het weliswaar indertijd bij de aanvrage om een subsidie van 1000 voor eens, welk subsidie bij raadsbesluit van 16 December 1909 werd verleend, heeft medegedeeld dat het niet in de bedoe ling lag een jaarlijksch subsidie van de gemeente te vragen, doch dat de veranderde omstandigheden de vereeniging thans dwingen, dit wel te doen. Aanvankelijk toch verkeerde het bestuur in de veronderstelling, dat de vereeniging op een rijkssubsidie van 800 a 900 'sjaars zou kunnen rekenen, ook zonder dat zij in het genot was van een jaarlijksch sub sidie van de gemeente, terwijl thans daarentegen aan het bestuur gebleken is, dat de mogelijkheid om rijkssubsidie te verkrijgen alleen bestaat voor die leeszalen, welke ook door de gemeente gesubsidieerd worden, en wel tot een gelijk of hooger bedrag dan het rijkssubsidie. Het komt ons college voor, dat er wel termen aanwezig zijn om een jaarlijksch subsidie van gemeentewege toe te kennen, nu de vereeniging anders niet voor een rijkssubsidie blijkt in aanmerking te kunnen komen en bovendien de wijze waarop haar bestuur is samengesteld, en de gebeele opzet van de leeszaal en de bihliotheek een onpartijdige inrichting daarvan waarborgen. Aangezien evenwel het subsidie van 1000 voor eens in 1909 werd verleend in de meenirig, dat geen jaarlijksch subsidie zou worden aangevraagd, moet o. i. aan een besluit, om hiertoe toch over te gaan, de voorwaarde worden verbonden, dat de destijds verleende bijdrage aan de gemeente worde teruggegeven. Dit zou dan aldus kunnen geschieden, dat de eerste twee jaren telkens 450, het bedrag van het jaarlijksch subsidie, wordt gerestitueerd en in 1913 de resteerende 100. Op grond van een en ander geven wij Uwe Vergadering mitsdien in overweging: a. aan de Vereeniging «Openbare Leeszaal en Bibliotheek te Leiden" tot weder opzeggens een jaarlijksch subsidie uit de gemeentekas toe te kennen van 450, onder voorwaarde, dat bet bij raadsbesluit van 16 December 1909 voor eens toe gekend subsidie op de bovenomschreven wijze aan de gemeente worde terugbetaald b. vast te stellen nevensgaanden staat van af- en overschrij ving. Op den post voor Onvoorziene Uitgaven zijn thans nog 13653 beschikbaar. Een der leden van ons College is, op de in ons praeadvies van 10 December 1909 (Ingekomen Stukken n°. 340 van dat jaar) uiteengezette gronden, ook wanneer bovenvermelde voor waarde aan de toékenning van het subsidie verbonden wordt, tegen inwilliging van het verzoek. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 28 Maart, 1911. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Bij besluit van U. E. A. van 16 December 1909 werd aan onze Vereeniging op ons verzoek een som van duizend gulden 1000) in eens toegekend voor het inrichten der openbare leeszaal. In dat verzoekschrift hadden wij U. E. A. mede gedeeld, dat het niet onze bedoeling was, een jaarlijksche subsidie van de gemeente voor onze vereeniging te vragen. De veranderde omstandigheden dwingen ons thans echter, dit wel te doen. Toen de Leidsche leeszaal opgericht werd, genoten enkele andere leeszalen een rijkssubsidie, en van bevoegde zijde werd ons medegedeeld, dat ook de Leidsche leeszaal, eenmaal ge opend, op een jaarlijksche subsidie van 800 a 900 zou kunnen redenen. Sedert is echter een algeheele verandering gebracht in de wijze waarop de regeering de leeszalen ondersteunt. Op de begrooting voor 1911 is een som van 11.500 uit getrokken voor subsidies aan openbare leeszalen. In het ontwerp-begrooting bedroeg deze som aanvankelijk, blijkens mededeeling van den Minister van Binnenlandsche Zaken, 15.000, en daarin was voor de Leidsche leeszaal een bedrag van 900 uitgetrokken, overeenkomstig het advies van de Vereeniging voor Openbare Leeszalen. Kort voor het indienen der begrooting heeft de Minister echter gemeend de eischen, waaruit de onpartijdigheid der leeszalen, die voor een rijks subsidie in aanmerking zouden komen, moet blijken, nog mét deze te vermeerderen, dat de gemeente de betr. vereeniging tot een gelijk bedrag subsidieert, als het rijk. In verband daarmede is de oorspronkelijke som van 15 000 tot 11.500 teruggebracht. Wij nemen de vrijheid U. E. A. verder voor de geschiedenis dezer zaak te verwijzen naar het ontwerp- begrooting en de memorie van antwoord. De mogelijkheid om rijkssubsidie te verkrijgen bestaat dus alleen voor die leeszalen, welke ook door de gemeente ge subsidieerd worden, en wel tot een gelijk of hooger bedrag als de rijkssubsidie. Onze begrooting voor 1911 sluit met een tekort van ƒ900, en het is te voorzien, dat dit bedrag in de eerstvolgende jaren eer grooter dan kleiner zal worden. Wij zien ons derhalve verplicht, ons tot Uw College te wenden met het verzoek, aan onze vereeniging een jaarlijksche subsidie van 450.te willen verleenen. Indien deze even tueel nog voor het loopende jaar kon worden verleend, zou de mogelijkheid niet uitgesloten zijn, dat wij ook nog voor dit jaar een rijkssubsidie tot een gelijk bedrag verkrijgen. Een exemplaar onzer koninklijk goedgekeurde Statuten gaat hierbij. Het Bestuur der Vereeniging «Openbare Leeszaal en Bibliotheek te Leiden" gevestigd te Leiden. J. P. Kuenen, 1ste Voorzitter. (Volgen nog de namen van 14 adressanten).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1911 | | pagina 2