42
DONDERDAG 9
MAART 1911.
In ieder geval kan ik mij geheel vereenigen met het idee,
om een hoofd voor de klasse te zetten. Het is best uit te
voeren, zonderdiit het onderwijs eronder behoeft te lijden.
Men krijgt eenvoudig een andere regeling; de onderwijzers
moeten iets van de administratie overnemen tijdens de school
uren, absenten opnemen e. d doch dat zal niet moeilijk gaan.
Daar zal wel geen enkele onderwijzer bezwaar tegen hebben
en voor het onderwijs zelf zal het veel beter wezen, wanneer
het hoofd meewerkt, dan wanneer hij het niet doet. Het hoofd
kan veel beter de resultaten beoordeelen en kan de onder
wijzers evengoed controleeren, doch alleen de wijze van contro
leeren zal moeten veranderen. Maar waar het op vele scholen
goed gaat, zou ik niet weten, waarom het hier niet ook goed
zou gaan.
Wanneer echter dit verzoek door den Raad voor kennisgeving
werd aangenomen, dan zou ik willen voorstellen, bij art. 3
in plaats van 5, 4 onderwijzers aan te stellen.
De heer Van Hamel. M. d. V. Ik ben het meer eens met
den heer Bosch, dan met de heeren Sijtsma, Pera en Ver
gouwen en in hoofdzaak drukt het schrijven van de School
commissie ook mijn meening uit. De heer Pera is alleen uit
een financieel oogpunt een voorstander van hoofden voor de
klasse, de heer Vergouwen meent er uit een ander oogpunt
vóór te moeten zijn. De heeren hebben dus dezelfde conclusie,
doch een ander uitgangspunt. De heer Sijtsma heeft, met de
afdeeling Leiden van den Bondden Inspecteur van het on
derwijs als autoriteit aangehaald; welnu, ik zal hem niet te
laag schatten, maar het rapport dateert van 1893, dus uit
het begin van zijn Inspecteurs-loopbaan, en nu is het opmer
kelijk, dat in Haarlem, waar Burgemeester en Wethouders
dezer dagen de gevoelens hebben ingewonnen van den Inspec
teur van het lager onderwijs, van den Districts- en den
Arrondissements-schoolopziener en van andere schoolautoritei-
ten, de Raad besloten heeft om afwijzend te beschikken op het
verzoek van de afdeeling Haarlem van den Bond. De heer
Sijtsma heeft verder wederom overeenkomstig de afdeeling
van den Bond als autoriteit aangehaald den heer Klaas de
Vries, die indertijd hoofd van een school te Enschedé is geweest
maar nu is het opmerkelijk, dat andere menschen, die onder
wijzer te Enschedé zijn geweest, niet die gunstige ervaring
hebben opgedaan van het niet-ambulant zijn van het hoofd
van de school, als de heer Klaas de Vries zegt opgedaan te heb
ben. Wel degelijk is gebleken, dat het niet-ambulant zijn van
den heer Klaas de Vries nu niet zoo buitengewoon in het
voordeel van de school was. De heer Klaas de Vries beweert,
dat hij twaalf jaar lang hoofd is geweest van een achtklassige
school en gedurende dien tijd voortdurend de leiding van de
hoogste klasse heeft gehad, maar sommige bezoekers van zijn
school hebben den indruk gekregen, dat hij wel ambulant was.
Vele leerlingen van de hoogste klasse deden soms drie tot
zes maanden vóór het eindigen van den cursus het examen,
dat hun, ingeval zij slaagden, den toegang opende tot de
fabrieken. Er bleef dan een klein getal over, dat mede aan
de zorgen van den onderwijzer in de naaste klasse werd toe
vertrouwd. l)us de heer Klaas de Vries had ook geen volle
klasse, hij was niet klasse-onderwijzer in dien zin, zooals men
dat meent te moeten opvatten: hij was wel degelijk vooreen
groot deel ambulant.
De heer Sijtsma haalt als voorbeelden aan verschillende
gemeenten in ons vaderland, waar het ambulantisme afgeschaft
zou zijn. De Bond noemt er ook eenige, maar op die mededeeling
is heel wat af te dingen, want van verscheidene plaatsen, die
de Bond noemt als zou het ambulantisme daar zijn afgeschaft,
is gebleken dat dit volstrekt niet het geval is. In Hoorn is
besloten, om aan den opvolger van wijlen den heer Albada
het onderwijs in een klasse op te dragen „te bekwamer tijd'',
maar die bekwame tijd is nog niet aangebroken en wanneer
die tijd zal aanbreken, is ook nog niet te zeggen. Dat geval
geldt ook slechts één school. In Franeker zijn twee scholen
Aan één daarvan was het hoofd ambulant. Toen hij aftrad,
waren er bovendien twee vacatures onder het personeel.
Slechts ééne daarvan werd vervuld en het ambulantisme was
afgeschaft! Maar eenige weken later besloot de Raad, de andere
vacature ook te vervullen en nu zijn er voor de elf klasse
lokalen ook weer elf onderwijzers en onderwijzeressen, plus
het hoofd. In Wormerveer was een hoofd ambulant. Een der
onderwijzers kreeg een jaar verlof, en, gedurende dien tijd,
werd, als proef, een klasse opgedragen aan het hoofd. Dat
was dus van tijdelijken aard. In Groningendat de Bond ook
aanhaalt als een plaats, waar het ambulantisme zou. zijn
afgeschaft, is in één school in het voorjaar van 1909 aan het
hoofd op zijn eigen verzoek het onderwijs in een klasse op
gedragen, door een vacature onvervuld te laten. Thans heeft
het hoofd aan Burgemeester en Wethouders voorgesteld, de
vacature weer te vervullen. De proef mag dus als mislukt
beschouwd worden. In Delft is met algemeene stemmen op
één na het verzoek van de hand gewezen. In Winterswijk
werd niet alleen het ambulantisme gehandhaafd, maar men
voerde bet opnieuw in op een der scholen, waar het nog
niet bestond. In Amsterdamwaar het ambulantisme ook
indertijd zou zijn afgeschaft, omdat, zooals de Bond zegt, aan
vier scholen het hoofd een klasse had gekregen, wil men
aan een van de vier scholen het hoofd weer ambulant maken,
omdat het «vastleggen" van het hoofd nadeelig voor het onder
wijs was gebleken, en dat feit spreekt nog te meer, als men
in aanmerking neemt, dat het hoofd principieel een vóór
stander is van het beginsel: het hoofd voor de klasse, en
bovendien nog extra betaling kreegomdat hij zijn admini
stratie buiten de schooluren moest houden. In HengeloOver-
ijsel, dat door den Bond ook nog wordt aangehaald, is het
ambulantisme niet afgeschaft; daar hebben vier leden van den
Raad voor de inwilliging van het verzoek van den Bond ge
stemd dat waren de vier sociaal-democraten. Zij hebben daar
voor dan ook een pluimpje gekregen in »De Bode" van 17
Februari 1910. De vier sociaal-democratische leden van den
Gemeenteraad van Hengelo, Üverijsel, hebben daarvoor ge
stemd maar de andere Raadsleden hebben er tegen gestemd.
Het is een ijveren van den Bondom het ambulantisme weg
te krijgen; nu hun mislukt is, het hoofd als zoodanig weg te
krijgenwillen zij het op deze manier probeeren.
Een bewijs, hoe steeds gepropageerd wordt in die richting,
is wel, dat in Amersfoort onlangs een afdeelingsvergadering
is geweest, waar »de heer van Gaasbeek uit Utrecht een
«kranige rede heeft gehouden over de vraag: «waarom lid
«van den Bond?", terwijl in «De Bode" van 17 Februari wordt
gezegdy>na eerst nog even het doodvonnis uit te spre
uken over het ambulantismewaarvan wij de voltrekking
)mog zullen belevenhet misschien nog zullen meemaken
y>dat de laatste ambulant dan verhuist naar het Panop-
y>ticum, met boven het afgestorven hoofdde Bondsbijl". Nu
heeft de beer Sijtsma gesproken van het nemen van een
proefmaar als het ooit bedenkelijker was, om een proef te
nemen, dan is het toch zeer zeker wel in dit geval, waar
men thans staat voor het organiseeren van een nieuwe school,
die in de eerste maanden toch vooral behoefte heeft aan een
energiekegoede leidingmaar ook aan buitengewoon goed
geschoold personeel, dat ook de goede gelegenheid heeft, om
zijn talenten te ontwikkelen. De hoofden van de scholen heb
ben werkelijk meer te doen dan men zou denken en er zijn
verschillende heeren, die daar geen'begrip van hebben. Het
hoofd van de school aan de van der Werfstraat bijv. is in de
maanden Januari en Februari van dit jaar maar 4 dagen
ambulant geweest, terwijl hij de overige dagen steeds moest
invallen wegens ziekte. Ook de heer Hibrna heeft mij dezer
dagen nog verzekerddat hij den laatsten tijd voortdurend voor
de klasse heeft gestaan, nu voor de eene, dan voor de andere;
de laatste week zijn drie onderwijzers van zijn school ziek
geweest. Ik kan begrijpen, dat men uit een zuinigheidsoog
punt zegt, dat het gewenscht is, een klasse-onderwijzer minder
te hebbenhoewel ik het niet goedkeurmaar dat het onder
wijs gebaat zou zijn met een hoofd voor de klasse, dat wil
er bij mij niet in. Naar mijne meening is er dus alles voor
te zeggenom deze school te behandelen precies als de andere
scholen. Het te benoemen hoofd geeft volstrekt geen blijk
van een fainéant-hoofd te wezenhij heeft in vroegere betrek
kingen getoond te zijn een man, die met lust en ijver zijn
taak opvat en wij twijfelen er niet aan, of hij zal dat hier
ook doen. Mocht hem onverhoopt een klasse worden aange
wezen, dan zal hij die met dezelfde toewijding behartigen,
als waarmee hij altijd getoond heeft de belangen van het
onderwijs te behartigen, maar een man kan maar op
één plaats te gelijk wezen en kan ook niet alles tegelijk
zijn. Ik zou het dus in hooge mate betreuren, als de Raad
inging op het denkbeeld van de heeren, om aan het hoofd
van de school 2e klasse aan de Heerenstraat een vaste klasse
te geven.
De heer Vergouwen. M. d. V. De heer van Hamel heeft
een zeer breed betoog gehouden en in het eerste gedeelte van
zijn betoog heeft hij het beginsel van het ambulantisme ver
dedigd en zooveel mogelijk de bestrijders daarvan bestreden,
maar ik heb de quaestie hier anders gesteld. Het gaat er hier
niet om, principieel voor Leiden uit te maken, of het ambu
lantisme zal vervallen. Wanneer die vraag mij voorgelegd
wordt, moet ik daarop ontkennend antwoorden, want dat kan
eenvoudig niet, de practijk zou zich er tegen velzetten. Maar
ik heb gezegdvoor deze school, dus occasioneel, is het
mogelijk het hoofd voor de klasse te zetten, omdat wij hier
te doen hebben met een kleine school, die opnieuw ingericht
wordt. Wij staan hier voor een nieuwen toestand, voor een
nieuwe inrichting, en nu doet zich de vraag voor: zullen wij
daar een hoofd stellen, dat ambulant is of niet? Het is dus
speciaal voor deze school, het heeft met andere scholen niets
te maken, het praejudicieert niets. Wij kunnen dus het geheele
betoog over het ambulantisme in het generaal laten vervallen,
omdat de zaak zich samentrekt in dit enkele punt.
Nu zijn verschillende bezwaren geopperd, o. a. dit, dat