27
zelden in de klas zien. Of wij dan geen toezicht wenschen
Natuurlik, willen wij dat, maar wij ontkennen ten sterkste,
dat het daarvoor nodig is dat op elke 7 of 13 leerkrachten
één wordt vrijgemaakt en tot levenstaak krijgt al-maar-door
zijn vroegere kollega's op de vingers te zien. Niet ambulante
hoofden koritroleren toch ook wel! Maar de hoofden hebben
nog heel wat meer te doen, zo verzekert men. Ze moeten
leiding geven, invallen bij ziekte van personeel, spreken mat
autoriteiten en ouders, ingeval van vakatures op bezoek bij
sollicitanten, zorgen voor 't schoolgebouw, op de leermiddelen
toezien, idem deze uitdelen, administratie voeren, nagaan of
herstellingen worden uitgevoerd enz. enz. Wij komen hiermee
tot de duizend en rén werkzaamheden, die 't ambulantisme
zich schept om zodoende zijn bestaan te rechtvaardigen.
Laten wij ze kort onder d' ogen zien.
Voor 't geven van leiding is ambulantisme onnodig;'t hoofd
kan in de schoolvergadering in overleg met het personeel in
grote lijnen aangeven hoe en wat er in de school en in iedere
klasse moet gebeuren. De wijze van behandeling en aanbie
ding der leerstof laat zich niet leiden maar is afhankelik
van inzicht en persoonlikheid van de onderwijzer.
Invallen bij ziekte; zeker menig hoofd neemt bij ontsten
tenis van personeel een klas waar, maar ook heel vaak gebeurt
dit door volontairs aan de school verbonden en blijft het hoofd
ambuleren. Een stelsel van reserve-onderwijzers zou veel beter
zijn, daar deze zouden kunnen helpen waar hulp nodig is.
Nu moeten, wanneer aan eenzelfde school meerdere leden
wegens ziekte afwezig zijn, klassen gekombirïeerd of naar
huis gestuurd worden, terwijl op 5 of 10 minuten afstands
aan andere openbare scholen hoofden ambuleren.
Voor 't spreken met autoriteiten en ouders behoeft een
hoofd o. i. niet ambulant te zijn. Ouders moeten volgens ge-
meentelike verordering voor schooltijd te woord gestaan wor
den en ook zonder 't leidend hoofd zullen autoriteiten de weg
door de school wel vinden.
De administratie; deze vordert ontegenzeggelik heel wat
werk hoewel ook in deze overdreven wordt. Waar verschei
dene gemeenten uitdrukkelik hebben voorgeschreven, dat de
administratie buiten de schooluren moet geschieden daar
volgt wel, dat ook hier deze administratie 't ambulantisme
niet wettigt.
't Bezoek aan sollicitanten; dadelik dringt zich de vraag
op, hoe de plattelandshoofden en de niet-ambulante in de
steden maken, dat ze goede leerkrachten krijgen. En moet
een hoofd ambulant zijn, omdat hij één of twee keer per jaar
meer zal 'tgemiddeld niet zijn op klassebezoek moet?
De verdere punten laten wij rusten als van te weinig be
lang. Toch worden ze vaak met veel gewicht als zovele
taken voorgesteld.
Voor en na is in menige plaats de kwestie van het ambu
lantisme aan de orde geweest. In de toelichting van B. en W.
van Amsterdam bij hun voordracht aan de Gemeenteraad
inzake deze kwestie staat onder meer: y>Wij aarzelen niet te
verklaren, dat wij een school met 6 o\ 7 klassen zeer wel be
stuurbaar achten, terwijl het hoofd zelf ook een klasse heeft."
Gelijk bekend mag verondersteld worden is die voordracht
van B. en W. inhoudende om bij wijze van proef 't ambu
lantisme aan de 6 en 7 klassige scholen af te schaften, aan
genomen. Voor enige dagen kon men als bericht in de dag
bladen lezen, dat het raadslid Timmer aan de gemeenteraad
van Haarlem heeft voorgesteld de nieuw te bouwen scholen
uit 7 klassen te doen bestaan en het hoofd der school 't onder
wijs in een klas op te dragen. Hengelo (O.), Wormerveer,
Hoorn, Franeker, Weesp en Groningen schaften 't ambulan
tisme af. In andere gemeenten werd voor en na bepaald, hoe
veel uren 't hoofd in de klassen werkzaam moet zijn. Daar
is men dus tot gedeeltelike afschaffing gekomen. Wij wijzen
op Amsterdam, waar de hoofden aan de z. g. »dubbele" scholen
8 en aan de »enkele" 12 uren wekeliks les moeten geven;
te Zaandam 10 uren per week; te Kampen 8 urente Arnhem
1 schooltijd per 14 dagen in elke klasse. In Zwolle zijn de
hoofden verplicht jaarlijks op te geven hoeveel uren zij les
geven. Dit bedraagt wekeliks van 12 tot 20.
"Waar hier 't ambulantisme nog zo onbeperkt mogelik
bestaat, waar hoofden van scholen volgens instruktie tot geen
enkel uur les geven zijn genoodzaakt, daar komen wij U
met vrijmoedigheid vragen daaraan een einde te maken en te
bevorderen dat »de beste krachten van 't hoofd niet langer
braak liggen of niet in volle maat aan de school ten goede
komen." Nu aan de Heerenstraat een nieuwe zesklassige
school geopend zal worden, bestaat zeker een gunstige gele
genheid om in deze zaak de praktijk uitspraak te laten doen,
door aan 't te benoemen hoofd 't onderwijs in een klas op
te dragen.
Leiden, den 18den Februari 1911.
Ter voldoening aan de opdracht, vervat in Uw missive
van den lGden dezer No. 10/52, heeft de Schoolcommissie de
eer het volgende onder Uw aandacht te brengen.
De afdeeling Leiden van den «Bond van Ned. Onderwijzers"
begint haar memorie van toelichting der gronden, waarop
haar verzoek steunt, met drie citaten. De Schoolcommissie
acht zich niet geroepen deze citaten aan een grondige beoor
deeling te onderwerpen, maar veroorlooft zich hieromtrent een
drietal opmerkingen. Wat het eerste citaat betreft, de afd.
Leiden van den »Bond" verzuimt mede te deelen, dat dit
dagteekont van 1893 en dat het verre van zeker is, dat het
thans nog door den auteur wordt gehonoreerd. De uitspraak
van den heer Gunning, dat het ambulantisme het faineantisme
kweekt, wordt in verblijdende mate verzwakt door de erkenning
dat «enkele, mijnentwege vele hoofden daaraan ontsnappen
Volgens het derde citaat, dat de minder aangename aan
doening achterlaat, dien de volksmond aan «eigenlof" ver
bindt, heeft de heer Klaas de Vries «nooit den indruk ge
kregen, dat hij geen vaste klas had kunnen hebben of dat de
school minder zou zijn vooruitgegaan als hij wel de leiding
van een klas had gehad", een bewering die ons weinig of
niets zegt en de zaak, waarom het gaat, geen stap verder brengt.
De stellers van de Memorie van Toelichting hebben «vele
bezwaren tegen 't ambulantisme" en noemen er, om zich te
beperken slechts 4
1°. «Bedoeld stelsel is ten opzichte van eeri bevoegd per
soneel onnoodig". Met deze bewering toonen de schrijvers te
oordeelen over de taak van een ambulant hoofd als een blinde
over de kleuren. 6 of 12 bevoegde onderwijzers zullen ieder in
zijn klasse onderwijs geven, waarop weinig is aan te merken,
terwijl alle organisch verband ontbreekt. Voor dit organisch
verband zorgen is de taak van het hoofd. De «Bond" meent
dat de schoolvergadering hiervoor voldoende is, omdat hier
in groote lijnen kan aangegeven worden hoe en wat in de
school en in iedere klasse moet gebeuren. Alsof hiermee de
eenheid in de school bereikt zou zijn. De stellers van de
Memorie van Toelichting gevoelen ook dat er nog wat aan
ontbreekt, maar wijzen alle inmenging van het ambulante
hoofd af met de bewering, dat «de wijze van behandeling en
aanbieding der leerstof zich niet laat leiden, maar af hankelijk
is van inzicht en persoonlijkheid van den onderwijzer". Tegen
deze bewering past een ernstig protest; hier is zeer goed
leiding te geven, dat inzicht kan worden verhelderd, op die
persoonlijkheid kan invloed geoefend worden, zoodat de ver
schillende klassen met haar verschillende bevoegde onderwijzers
hoe langer hoe meer opgaan in een hoogere eenheid. Daarvoor
is noodig, dat het hoofd der school voortdurend gelegenheid
vindt het inzicht en de persoonlijkheid der aan zijn school
ver bonden onderwijzers te bestudeeren, hen dus in hun arbeid
gade te slaan, daaruit af te leiden, in welke klasse der school
ieder van hen het best op zijn plaats is, op welke eigenaardig
heid hier, op welke tekortkoming of overdrijving daar, een
zachte invloed geoefend moet worden Die taak van het hoofd
is zeer moeilijk, en wordt des te vruchtbaarder, naarmate de
onderwijzers er minder van gevoelen; vandaar wellicht hun
bewering, dat zij in dezen niet geleid kunnen worden, waar
tegenover de meening van de Schoolcommissie staat, dat het
hoofd eener 6 klassige school, zal hij door zijn leiding op die
school den stempel zijner persoonlijkheid drukken, ambulant
moet zijn.
2. «Het ambulantisme belemmert een rustige ongedwongen
werkzaamheid van den klasse-onderwijzer."
De Schoolcommissie meent dat dit bezwaar door zijn schrome
lijke overdrijving zichzelf veroordeelt. Een ambulant hoofd,
dat grond zou geven voor dit bezwaar, zou in de vervulling
van zijn taak te kort schieten, en een onderwijzer, wiens
werkzaamheid belemmerd zou worden door de tegenwoordig
heid van het hoofd in de klasse zou misschien bevoegd, maar
niet geschikt genoemd mogen worden. Moet dit 2e bezwaar
ook niet alle Rijks- of Gemeente-Schooltoezicht treffen?
3e. «Het ambulantisme kan bij voortduring een bron van
conflicten zijn."
Ja, als een vurig hoold, hier of daar iets ziende en alleen
naar fouten zoekende, niet zwijgen kan en dadelijk voor de
klasse een aan- of opmerking maakt, zeker, dan ontstaan
moeilijkheden en wanverhoudingen. Maar wie zal een dergelijk
optreden van een ambulant hoofd inhaerent noemen aan het
ambulantisme. Welk nuttig instituut kan niet misbruikt
worden? Moet om dit misbruik het instituut veroordeeld
worden? Kent ons onderwijs alleen bevoegde en geschikte
onderwijzers, en zijn de ambulante hoofden in den regel onge
schikt
4. «Het ambulantisme maakt het onderwijs noodeloos
duurder."
De Schoolcommissie meent op grond van bovenstaartde over
wegingen te mogen zeggen dat het ambulantisme in het wel
begrepen belang van het onderwijs dit één leerkracht per
school duurder maakt, een uitgaaf vereischende die gering is
in verhouding tot de totaalkosten der school, maar waarvan
het belang voor het onderwijs veel hooger aangeslagen dient
te worden.
De «duizend en één werkzaamheden, die" volgens de Memo-