24
nog het advies van het College van Stadsgeneesheeren door
ons was ingewonnen over de vraag, of naar zijn oordeel de
opheffing der gemeente-apotheek en het betrekken van de
geneesmiddelen voor de zieke armen uit verschillende apothe
ken in de stad, al dan niet in het belang dier armlastige
patiënten zou zijn, uit welk advies bleek, dat de stadsgenees
heeren volkomen de bezwaren der Commissie voor de Gemeente
apotheek deelen en zij vooral hierom vóór het behoud der
gemeente-apotheek zijn, omdat men bij den tegenwoordigen
toestand geheel zeker is steeds medicamenten van prima
qualiteit te verkrijgen en de kosten bij eene andere wijze
van leverantie zeer zeker hooger zouden moeten zijn, was
voor ons College het oogenblik gekomen, om onze gedragslijn
in deze vast te stellen.
Bijzonder moeilijk was het vaststellen van die gedragslijn
voor ons niet. Waar toch, zoowel de Commissie voor de
Gemeente-apotheek als het College van Stadsgeneesheeren op
duidelijke wijze hadden aangetoond, dat opheffing der gemeente
apotheek niet in het belang der armlastige patiënten zou zijn,
daar sprak het toch wel haast vanzelf, dat er al bijzonder
zwaarwichtige redenen, i. c. van fir.anciëelen aard, zouden
moeten zijn, om ons College te doen besluiten een voorstel
tot opheffing aanhangig te maken.
Welnu, nauwkeurige berekening van de kosten van eigen
exploitatie, en van die, bij het opdragen der leverantie aan
de particuliere apothekers, hebben ons de overtuiging ge
schonken, dat van financiëel nadeel voor de gemeente bij
behoud der apotheek eenvoudig weg geen sprake is, ja zelfs,
dat het behoud eer ten voordeele dan ten nadeele der gemeente-
financiën moet worden genoemd.
Beziet men toch de in de rekening over het jaar 1909 voor
komende cijfers, dan blijken de werkelijke uitgaven voor de
gemeente-apotheek de volgende te zijn geweest: Onderhoud ge
bouwen ƒ349.405, salarissen ƒ4646, geneesmiddelen ƒ4227.295
en duinwater ƒ30.85, tezamen dus ƒ9253.55
Trekt men van dit bedrag de inkomsten wegens levering
van geneesmiddelen aan eenige instellingen van weldadigheid
en die wegens levering aan eenige gemeentelijke instellingen
ten bedrage van 915.205 af, alsook een bedrag van ƒ780
aan buitengewone uitgaven in 1909 wegens ziekte van het
personeel, een uitgave, die andere jaren niet behoeft voor te
komen, dan zou dus in normale omstandigheden in 1909 ten
laste der gemeente gekomen zijn een bedrag van ƒ9253.55
ƒ915.205 ƒ780 7558.34s, welk bedrag men voor andere
jaren nagenoeg gelijk mag schatten.
Stel nu, dat tot algeheele verbouwing der gemeente-apotheek
moet worden overgegaan, iets, wat door de Commissie voor
de Gemeente-apotheek geenszins noodzakelijk wordt geacht en
hetgeen ook de Directeur van Gemeentewerken in de eerste
jaren niet noodig vindt, dan komen behalve het zooeven ge
noemde nadeelig saldo ook nog rente en aflossing van de
bouwkosten der nieuwe apotheek jaarlijks ten laste der ge
meente. Wanneer men nu die bouwkosten raamt op 15.500, het
bedrag door den Directeur der Gemeentewerken in zijn rapport
genoemd, en voor rente en aflossing aanneemt van de
bouwkosten, dan worden de jaarlijksche uitgaven met 1007 50
verhoogd en komt dus jaarlijks 7558.345 -{- 1007.50
8565.84s ten laste der gemeente.
Bij opheffing der gemeente-apotheek daarentegen bedragen
de uitgaven voor de gemeente: aan de particuliere apothekers
volgens schatting van de Commissie voor de Gemeente-apotheek
8000. Hierbij komt, zooals wij zagen, voor contróle ten
minste 1000, te zamen derhalve ƒ9000. Van dit bedrag moet
echter, teneinde een meer zuivere vergelijking te verkrijgen,
een bedrag van 400, zijnde de door ons geschatte huur
waarde van het gebouw, waarin de apotheek is gevestigd,
worden afgetrokken, doch hier staat tegenover, dat ook weder
een bedrag van 1083 ten laste der gemeente komt, hetgeen
als wachtgeld aan het tegenwoordige personeel na opheffing
der apotheek moet worden uitgekeerd.
Uit een en ander blijkt o. i. ten duidelijkste, dat behoud
der gemeente-apotheek zelfs al zou men tot algeheele ver
bouwing moeten overgaan, in het voordeel der gemeente is.
En dit voordeel wordt natuurlijk nog grooter, indien het
aantal recepten, dat moet worden klaargemaakt, vermeerdert,
zooals de Commissie voor de Gemeente-apotheek terecht doet
uitkomen.
Bovendien zijn aan opheffing der apotheek nog finan-
cieele nadeelen van anderen aard verbonden. Verschillende
instellingen van weldadigheid toch betrekken thans genees-
en verbandmiddelen van de gemeente-apotheek tegen den
kostenden prijs. Die instellingen dus zullen bij de opheffing
financieel geschaad worden.
Doch de gemeente zelf zal, afgezien van het zooeven aan
getoonde directe nadeel, ook indirect financieële schade lijden,
doordat verschillende takken van gemeentedienst, zooals de
politie, het Openbaar Slachthuis en het bureau van Gemeente
werken, niet langer de noodige chemicaliën, kleurstoffen en
vooral ontsmettingsmiddelen tegen den kostenden prijs kunnen
verkrijgen, terwijl ook de gestichten Endegeest en Rhijngeest,
die sedert 1 Januari j.l. bijna alle ingrediënten voor hunne
recepten en vele verbandstoffen van de stads-apotheek be
trekken, daarvoor 506 per jaar meer bij de particuliere
apothekers zullen moeten betalen.
Na al het bovenstaande behoeft het naar ons oordeel geen
nader betoog, dat opheffing der gemeente-apotheek niet alleen
ten nadeele der armlastige patiënten zal komen, doch ook
dat daarvan geen voordeel, doch wel nadeel voor de gemeente
te wachten is, en het zal Uwe Vergadering, na kennisneming
van het bovenstaande en van de in de Leeskamer ter visie
liggende stukken, dan ook niet verwonderen, dat van ons
College geen voorstel om tot opheffing der gemeente-apotheek
te geraken, te wachten is en dat wij, waar reeds van wege
het staatstoezicht tegen het voortduren van den óp het oogen
blik bestaanderi toestand bezwaren zijn geopperd, voornemens
zijn binnen niet al te lang tijdsverloop een voordracht voor
de vervulling der vacature van gemeente-apotheker bij U in
te dienen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 39. Leiden, 2 Maart 1911.
Ingevolge de bepalingen der gemeenteborgtochtenwet, die
op 1 Januari j 1. in werking is getreden, is aan de tot zeker
heid verplichte gemeenteambtenaren de vrije keuze gelaten
tusschen zakelijke en persoonlijke zekerheid.
Volgens het eerste lid van artikel 6 bestaat de zakelijke
zekerheid in het verpanden van een kapitaal, ingeschreven
in een van de grootboeken der nationale schuld of in een
eerste hypotheek op hier te dande gelegen onroerende
goederen.
Ter uitvoering van deze bepalingen moet de Raad, volgens
het tweede lid van artikel 6, bij de vaststelling van het
bedrag der zekerheid, het bedrag der te verpanden inschrijving
en de overwaarde der te verbinden onroerende goederen
bepalen en de regelen vaststellen, volgens welke, bij daling
van den koers der inschrijvingen of van de waarde der ver
bonden goederen, aanvulling van het onderpand zal kunnen
worden gevorderd.
Ook kan de Raad, volgens artikel 7, doch hier onder goed
keuring van Gedeputeerde Staten, aan de betrokken ambte
naren toestaan om certificaten van inschrijving of andere
aangewezen effecten in onderpand te geven; maakt de Raad
van die bevoegdheid gebruik, dan is hij verplicht om voor
deze effecten eenzelfde regeling te treffen als hierboven voor
de grootboekinschrijvingen is gegeven; bovendien moet de
wijze van bewaring en de bevoegdheid tot ruiling der fondsen
worden geregeld.
Het komt ons voor, dat van deze door de w?et verleende
bevoegdheid moet worden gebruik gemaakt. Met het oog op
het voorschrift van artikel 7 der wet, dat de Raad, onder
goedkeuring van Gedeputeerde Staten, de effecten moet aan
wijzen, is in nevensgaande verordening een lijst van fondsen
opgenomen, welke voor in pandgeving in aanmerking kunnen
komen. Naar onze meening biedt deze lijst aan debetrokken
ambtenaren, die van deze wijze van zekerheidstelling zouden
wenschen gebruik te maken, voldoende keus en zal zij ook
voor de in functie zijnde ambtenaren geen moeilijkheden
opleveren.
Op grond van een en ander geven wij Uwe Vergadering
mitsdien in overweging tot vaststelling van de navolgende
verordening te besluiten.
VERORDENING, houdende regelen betreffende de door de
gemeenteambtenaren te stellen zakelijke zekerheid.
Artikel 1.
De zekerheid, krachtens de verordeningen naar aanleiding
van artikel 114bis der Gemeentewet, door de aldaar genoemde
ambtenaren te stellen, kan desverlangd worden gesteld door
de navolgende waarden in onderpand te gevenals
certificaten van inschrijving op de grootboeken der nationale
schuld
obligatiën nationale schuld of aandeelen in leeningen van
andere Europeesche staten,
schuldbrieven ten laste van Nederlandsche provinciën, ge
meenten of waterschappen,
schuldbrieven uitgegeven door overeenkomstig de Neder
landsche wet opgerichte, uitsluitend in Nederland werkende
hypotheekbanken, of maatschappijen voor grond-, gemeente-
of poldercrediet;
schuldbrieven van volgens de Nederlandsche wet opgerichte
maatschappijen, welke in Nederland of in de Nederlandsche
koloniën spoorwegen in eigendom hebben of exploiteeren,
In de rekening wordt vermeld 5122.046, doch hieronder zijn de kosten
van beugels, breukbanden e. d. begrepen ten bodrage van f 894.75.