DONDERDAG 26 JANUARI 1911. 13 Zitting van Donderdag 26 Januari 1911. Geopend des namiddags te twee uur. Voorzitter: de heer Burgemeester Jhr. Mr. N.C. DE GIJSELA AR. Te behandelen onderwerpen: 1° Benoeming van een lid van het College van Vrouwen- Kraam moeders. (23) 2° Verzoek van Mej. S. M. van den Ameele, om eervol ontslag als 3e onderwijzeres in de handwerken aan de school der 4 klasse No. 2. (22) 3° Voortzetting van de behandeling van het praeadvies op de verzoeken van de afd. Leiden van den Ned. Roomsch- Katholieken Volksbond e.a., inzake de toepassing van het bepaalde bij art. 1638c en d van het Burg. Wetboek, bij de uitvoering van bestekken van gemeentewerken. (362 van 1910 en 10 van 1911) 4° Verordening, houdende wijziging van de verordening van 19 April 1900, regelende de heffing van schoolgelden aan het Gymnasium, de Hoogere Burgerschool voor Jongens en de Hoogere Burgerschool voor Meisjes te Leiden. (349 van 1910 en 21 van 1911) 5° Motie van orde van den heer K. Sijtsma, in zake de in voering van eene belasting op publieke vermakelijkheden. (341 van 1910 en 20 van 1911) Tegenwoordig zijn 28 leden, als de heeren: Kerstens, van Hamel, Driessen, Timp, Briët, Bots, Vergouwen, A. Mulder, van Tol, Hoogenboom, Bosch, van der Eist, Carpentier Alting, Sijtsma, Korevaar, van der Lip, P. J. Mulder, Reimeringer, de Boer, Corts, Wildeboer, Zwiers, Fockema Andreae, Fokker, Pera, de Vries, Aalberse en Meuleman. Afwezig zijn de heeren: van Hoeken, wegens ongesteldheid, Roem, wegens uitstedigheid, en van Gruting. De notulen van het verhandelde in de vorige vergadering van 19 Januari 1911, worden goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede dat zijn ingekomen: 1°. Beschikking van Gedep. Staten op het bezwaarschrift van J. W. Wallaard, tegen zijn aanslag in de plaatselijke directe belasting, dienst 1910. 2°. Dankbetuiging van Mej. D. F. Krantz voor hare be noeming tot onderwijzeres aan de school 3e klasse No. 7. Dit stuk luidt als volgt: Aan den Raad der gemeente Leiden. Onderget., D. F. Kranz, brengt bij dezen haren dank aan den Raad van Leiden voor hare benoeming tot onderwijzeres aan de O. L. S. 3e kl. No. 7. Tevens geeft zij hierbij kennis, dat zij die benoeming aanneemt. Met de meeste hoogachting, Uwe dienstw. D. F. Kranz. Leiden 25 Jan. 1911. Worden voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Voorstel van de heeren Meuleman en Vergouwen, inzake de heffing van schoolgeld aan de Hoogere Burgerschool voor meisjes. 2°. Verzoek van J. J. van Wijnen, opzichter bij Gemeente werken, om verhooging van jaarwedde. Dit stuk luidt als volgt Leiden 23 Januari 1911. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Geeft met schuldigen eerbied te kennen de ondergeteekende Johan Wilhelm van Wijnen, Opzichter bij de gemeentewerken alhier, belast met het toezicht op het onderhoud der bestratingen, met inbegrip van alle daar uit voortvloeiende technische en administratieve werkzaamheden. dat hij zich tot den Raad dezer gemeente wendt met het beleefd verzoek om eenige verhooging van salaris, of vermeer dering door personeele toelage, dat hij de aanleiding tot dat verzoek in de hierbij gaande memorie nader heeft toegelicht. Redenen waarom hij hoopt zijne poging tot verbetering zijner positie met gunstigen uitslag mag worden bekroond. 't Welk is doende van Uwen Raad de dienstw. dienaar J. W. van Wijnen. Worden gesteld in handen van Burg. en Weth. 3°. Amendement van den heer Carpentier Alting op de ingediende ontwerp-verordening, tot wijziging van die, rege lende de heffing van schoolgelden aan het Gymnasium, de Hoogere Burgerschool voor jongens en de Hoogere Burger school voor meisjes te Leiden. Zal worden behandeld bij punt 4 der agenda. De Voorzitter deelt alsnog mede: dat de beëediging en installatie van den nieuw benoemden Secretaris der gemeente zal plaats hebben in eene buitenge wone vergadering op Donderdag 9 Februari a.s., des namiddags te 4 uur. Aan de orde is alsnu: I. Benoeming van een lid van het College van Vrouwen- Kraam moeders. (Zie Ing. St. n°. 23). De Voorzitter. Mag ik den heeren Bosch, Carpentier Alting, van der Eist en Timp verzoeken het stembureau uit te maken? Benoemd wordt met 24 stemmen Mevrouw de Wed. W. W. Muijs van de Moer—La Seur; Mevrouw A. C. RoemBock verkreeg één stem, terwijl drie briefjes van onwaarde waren. De Voorzitter. Als de Raad het goedvindt, zou ik nu aan de orde willen stellen eene benoeming van eenigszins spoed- eischenden aard. Verleden jaar, den lOen Februari, is de heer Dumont benoemd tot tijdelijk leeraar in de aardrijkskunde aan de Hoogere Bur gerschool voor jongens, terwijl aan genoemden heer later nog het onderwijs in het schoonschrijven tijdelijk is opgedragen. Burgemeester en Wethouders stellen nu voor, conform de adviezen van de Commissie van Toezicht en van den Inspec teur van het Middelbaar Onderwijs, om dit tijdelijk leeraar- schap te verlengen tot het einde van den cursus 1912, der halve tot en met 31 Augustus 1912. Kan de Raad goedvinden dadelijk tot deze benoeming over te gaan? Zoo niemand daartegen bezwaar heeft, dan is aldus besloten. De heer Fokker. M. d. V. Is het niet iets bijzonders dat iemand, die tijdelijk als leeraar is benoemd, opnieuw als zoo danig wordt gecontinueerd? Aangezien deze zaak plotse ling aan de orde is gesteld, heb ik de stukken niet kunnen inzien. Zonder dus de motieven te kennen is het moeilijk deze zaak te beoordeelen. Ik geloof, dat het iets is, dat wij hier nog nooit hebben gehad. De Voorzitter. Dan zal wel het het beste zijn dat ik even de desbetreffende stukken voorlees. De Commissie van Toezicht schrijft Leiden, 16 Januari 1911. De heer Ch. Dumont werd op 10 Februari 1910 voor den tijd van een jaar benoemd tot leeraar in de Aardrijkskunde aan de H. B S. voor Jongens. Weldra zal die tijd zijn verstreken, en daarop lettende, hebben wij de eer het navolgende op te merken. Onze Commissie meent, dat de heer Dumont nog te kort werkzaam is geweest om een definitief oordeel over de waarde van het door hem gegeven onderwijs mogelijk te maken. Voor hij hier kwam. was hij nooit ergens leeraar geweest. Bij het aanstaande eindexamen der H. B. S., dus in den zomer van 1911, zal voor het eerst duidelijk blijken, in hoeverre het den heer Dumont gelukt zijn leerlingen de vereischte vorderingen te doen maken. Wij hebben daarom de eer Uw College te adviseeren, den heer Dumont andermaal voor te dragen voor een tijdelijke benoeming tot leeraar in de Aardrijkskunde, en tevens voor een tijdelijke benoeming tot leeraar in het Schoonschrijven, welk vak reeds nu voorloopig aan hem is opgedragen. De Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs: P. Zeeman Gz., Voorzitter. A. Kluyver, Secretaris. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. De Inspecteur van het Middelbaar Onderwijs schrijft het navolgende: 's Gravenhage, 23 Januari 1911. In antwoord op het schrijven, hiernevens bedoeld, heb ik de eer aan Uw College bet volgende te berichten. Het verdient mede, naar mijne meening, aanbeveling den Heer Ch. Dumont in zijne betrekking als leeraar in Aardrijks kunde en in Schoonschrijven aan Uwe hoogere burger school te continueeren, met eene tijdelijke aanstelling, en dit te eerder omdat de Heer Ch. Dumont zelf liever niet vast zou worden aangesteld.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1911 | | pagina 1