8 DONDERDAG 19 JANUARI 1911. wanneer er iets door Burgemeester en Wethouders werd voorge steld, waarin iets stond dat op financiën betrekking had, de com missie van Financiën werd gehoord en de andere commissiën, omdat er in het voorstel ook wel andere zaken werden be handeld. De Raad kon dan wel tehuis blijven, want de com missiën waren vóór het voorstel en vormden samen met Bur gemeester en Wethouders de meerderheid. Toen is men opgekomen tegen het hooren van al dergelijke commissiën; nu wordt de commissie van Financiën ook niet gehoord over zaken die haar niet speciaal aangaan. Ditzelfde beginsel zit voor bij de commissie van Fabricage, ten aanzien van de zaken voor Endegeest en voor de Gasfabriekdat beginsel moet gehandhaafd. Daarom ben ik tegen het amendement van den heer Fokker. De heer Meuleman. Ik zou den Raad wel willen waarschuwen om het amendement van den heer Fokker niet aan te nemen. Waarom wordt hier gezegd, dat de commissie verplicht is bij aan- of verbouw den Directeur van Gemeentewerken te hooren? De aanleiding tot dit voorschrift is deze. De Directeur der gemeentewerken, of zooals bij Endegeest het geval is, de Ingenieur-plaatsvervanger van den Directeur komt geregeld met den Directeur van Endegeest spreken over allerlei kleine zaken die moeten gebeuren, bijv. of er hier of daar een lat of raam moet worden aangebracht. Wordt het amendement van den heer Fokker aangenomen, dan zal dat uit zijn, want dan moeten daarover weer stukken worden gewisseldde zaak moet dan eerst komen bij de commissie van Beheer, dan bij de commissie van Fabricage; een van die leden van die commissie zou dan gaan zien waar de lat of het raam moet zitten. De heer Fokker moet begrijpen dat zulk eene regeling groote vertraging met zich zal brengen. De Raad moet wel weten wat hij doet. Wanneer bij de een of andere gelegenheid de commissie van Fabricage niet is gehoord, dan zal die com missie gaan zeggenwij hebben gehoord dat er op Endegeest iets gedaan is zonder onze voorkennis, er is dus niet de hand aan dit artikel gehouden. Is dit niet wat spijkers op laag water zoeken? De Voorzitter. Ik kan mij geheel vereenigen met hetgeen de heer Meuleman heeft gezegd en bovendien druk ik er nog op, dat in de commissie voor Endegeest ook de heer Roem zitting heeft. Als lid van de commissie van Fabricage kan hij dan toch over die zaken oordeelen. De heer Roem. M. d. V. Toen ik benoemd werd in de com missie voor Endegeest, heb ik wel degelijk gezegd, dat dit niets afdeed aan mijne meening omtrent de noodzakelijkheid van het hooren van eene technische commissie in zaken van technischen aard. Dat ik lid van de commissie van Endegeest zijnde, toch blijf aandringen bewijst juist, dat ik overtuigd ben van de noodzakelijkheid en de deugdelijkheid van het voorstel van den heer Fokker. Wanneer ik gedaan had als vele anderen gedaan hebben en er ook na mijn lidmaatschap van die commissie niet meer op aangedrongen had, zou ik den schijn op mij geladen hebben den neus te steken in zaken, die mij niet aangaan. Wat de heer Meuleman zegt moge in theorie waar zijn, in de praktijk is het zoo niet. In Endegeest denkt niemand er over voor het maken van een lat of een raam of zelfs voor grootere herstellingen, blijvende beneden het bedrag door den heer Fokker genoemd, een lid van de commissie van beheer, den maand-commissaris of een van de technische ambtenaren van het gemeentebureau te gaan hooren. De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement van den heer Fokker wordt in stemming gebracht en met 20 tegen 8 stemmen verworpen. Tegen stemmen de heerende Boer, Bots, van der Eist, Hoogenboom, Briët, Reimeringer, Bosch, Fockema Andreae, P. J. Mulder, van Hamel, Kerstens, Korevaar, van der Lip, Aalberse, Carpentier Alting, Wildeboer, Corts, Meuleman, Driessen en de Vries. Vóór stemmen de heerenvan Tol, Zwiers, Roem, Sijtsma, Pera, Fokker, van Gruting en Vergouwen. Art. 8 wordt hierop zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De artt. 9 en 10 worden achtereenvolgens zonder beraad slaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over art. 11, luidende: »De Geneesheer-Directeur wordt door den Raad benoemd en ontslagen. Burgemeester en Wethouders dienen, na raadpleging van de commissie, voor de benoeming eene voordracht van zoo mogelijk twee personen in. De bezoldiging van den Geneesheer-Directeur wordt door den Raad vastgesteld, op voorstel van Burgemeester en Wet houders, de commissie gehoord." De heer Fokker. M. d. V. Hedenmiddag is hier reeds ge sproken over de vrijheid van den Raad bij de benoemingen, maar die vrijheid is bij de benoeming van den Geneesheer- Directeur absoluut illusoir. Er wordt in art. 11 gezegd, dat Burgemeester en Wethouders voor die benoeming, die door den Raad moet geschieden, eene voordracht moeten aanbieden van zoo mogelijk twee personen. Nu is de gangbare opinie, dat van eene voordracht niet mag worden afgeweken en van eene aanbeveling wel. Vindt nu een volgend College van Burgemeester en Wethouders het tegenwoordige zal zoo iets niet doen goed één persoon op de voordracht te plaatsen, dan moet de Raad dien persoon wel benoemen, maar dan benoemen per slot van rekening ook Burgemeester en Wet houders den Geneesheer-Directeur. Daarom zou ik in plaats van «voordracht" willen lezen «aanbeveling." De Voorzitter. Gelijk ik reeds zeide geschiedt deze her ziening met het oog op de comptabiliteit en nu zullen natuur lijk nog meer dergelijke verordeningen moeten worden voor gesteld. Wanneer wij al die verordeningen nu zoo uitvoerig willen gaan behandelen, dan houdt ons dit veel te lang op. Bovendien behoeft dit artikel niet te worden veranderd met het oog op het doel, dat met de voorgestelde wijzigingen wordt beoogd. Deze bepaling heeft altijd zoo geluid en er is geen enkele reden haar thans te gaan wijzigen. En wat nu betreft het bezwaar tegen het woord «voor dracht". Voordracht lijkt mij hier beter dan aanbeveling, omdat het hier betreft de benoeming van den Geneesheer-Directeur. Een klein college belast met den dagelijkschen gang van zaken, voorgelicht door de commissie van Endegeest, zal hierover beter kunnen oordeelen dan een groot college. Ook heeft het geval zich eens voorgedaan, dat er maar één sollicitant was, en vandaar de invoeging van de woorden «zoo mogelijk" Doch hoe dit ook zij, de rechten van den Raad blijven on verkort, want de Raad kan toch altijd eene motie aannemen, waarbij Burgemeester en Wethouders worden uitgenoodigd een andere voordracht in te dienen. Ik zie dus niet in, waarom wij in de bestaande bepaling, nu ineens verandering moeten brengen. De heer Fokker. M. d. V. Als raadslid zit ik hier niet om ja te knikken op alles wat Burgemeester en Wethouders voorstellen. Wanneer hier door Burgemeester en Wethouders eene verordening aan den Raad wordt voorgelegd ter goed keuring, en die verordening wordt artikelsgewijze behandeld, dan vindiceer ik voor mij het recht, het recht trouwens van ieder Raadslid, om over elk artikel waar dit naar mijne meening behoort te geschieden, mijne opmerkingen te maken en eventueele verbeteringen voor te stellen. Het is heel ge makkelijk om er hier een grapje van te maken, maar wan neer er nu niets wordt gezegd, dan wordt bij eene volgende gelegenheid gezegdja, wanneer er aanmerkingen zijn te maken dan had dit vroeger moeten geschieden, toen de her ziening van de verordening aan de orde was. Nu de gelegen heid ons is gegeven om opmerkingen te maken, wensch ik van die gelegenheid ook gebruik te maken, en die verbete ringen aan te geven, die ik noodig acht, al hebben zij ook niets te maken met het doel waarvoor de herziening is voor gesteld. Het is mogelijk dat in de praktijk is voorgekomen, dat er maar één persoon was, maar het is evengoed mogelijk, dat er een paar menschen zijn die wel bekend zijn bij leden van den Raad, maar niet bij Burgemeester en Wethouders. Wanneer wij vasthouden aan voordracht, dan zijn wij met het indienen van eene motie er niet af, want Burgemeester en Wethouders kunnen zeggen, ook al wordt zulk eene motie aangenomen: dat hebben wij weer gehad, met die motie heb ben wij niets te maken. Er is nu eenmaal een voordracht en wanneer de Raad weigert uit die voordracht een keus te doen, dan gaat hij buiten zijn bevoegdheid. Ik geloof ook dat de Raad het niet mag doen. Het is best mogelijk dat ik er zelf aan mee zou doen, wanneer een dergelijke motie werd ingediend en m. i. het gemeentebelang het meebracht, maar toch meen ik dat het aan den Raad als college niet is geoorloofd. En aangezien ik dit nu liever, die droeve noodzake lijkheid, zou willen afsnijden, stel ik voor om inplaats van: «voordracht" te lezen: «aanbeveling". De Voorzitter. Het is volstrekt niet mijne bedoeling ge weest om het recht van den heer Fokker of van een ander lid van den Raad te verkorten In het geheel niet! Ik wil dit voorop stellen. Deze verordening is echter ingediend om de comptabiliteit van een gemeentebedrijf te regelen. Nu had den wij evengoed alleen kunnen voorstellen verandering aan te brengen in die artikelen, in welke dit noodig mocht zijn; dan waren al de andere artikelen buiten bespreking gebleven. En daarom achtte ik het maken van aanmerkingen of het voorstellen van wijzigingen op artikelen die feitelijk buiten beschouwing hadden kunnen blijven, nu minder ep zijn plaats. Terwille van de regelmatigheid hebben wij de verordening in haar geheel, met al de artikelen, aan de goedkeuring van

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1911 | | pagina 8