DONDERDAG 19 JANUARI 1911. 7 stentenis langer dan 30 dagen zal duren? Zoo ja, dan zou dit naar bet voorkomt moeten worden uitgedrukt. De Voorzitter. De regeling is zoo, dat bij ontstentenis van den Voorzitter, het Voorzitterschap gedurende een maand wordt waargenomen door het oudste lid in diensttijd. Ik ben nu bijv. Voorzitter van de commissie en de Burgemeester is in den regel niet langer afwezig dan 30 dagen; het Voor zitterschap wordt dan waargenomen door het oudste lid. Duurt de afwezigheid van den Voorzitter echter langer, dan wordt Voorzitter het lid van het college van Dagelijksch Bestuur, dat den Burgemeester vervangt. Die regeling is uit de oude verordening overgenomen en heeft altijd goed ge werkt. De beraadslaging wordt gesloten en art. 5 'zonder hoofde lijke stemming aangenomen. Beraadslaging over art. 6 luidende: »De vier overige leden hebben zitting gedurende 4 jaar. leder jaar treedt een hunner volgens een bij loting op te maken rooster af. Het aftredend lid is dadelijk weder verkiesbaar." De heer Carpentier Alting. M. d. V. Er staat hier:»de vier overige leden hebben zitting gedurende 4 jaar. Ieder jaar treedt een hunner volgens een bij loting op te maken rooster af." Deze bepaling is m. i. onvolledig daar er niet voorzien is in het geval iemand tusschentijds lid der commissie wordt; het is immers zeker niet de bedoeling dat deze dan ook vier jaar zit. In de Gemeentewet, waaraan dit artikel ontleend schijnt, wordt in dit geval op eenvoudige wijze voorzien, welke regeling hier zou kunnen worden overgenomen. De Voorzitter. Bij tusschentijdsche aftreding wordt de zaak geregeld zooals het bij den Gemeenteraad geschiedt. Als men voor alle dergelijke gevallen gedétailleerde voorzie ningen wil treffen, dan krijgt men eene te uitgebreide ver ordening met verschrikkelijk lange artikelen, die slechts on duidelijkheid kunnen teweegbrengen. Analogische toepassing spreekt hier, als het ware, van zelf. De beraadslaging wordt gesloten en art. 6 zonder hoofde lijke stemming aangenomen. Art. 7 wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over art. 8 luidende: »De commissie is bevoegd zich zoo noodig van de hulp of voorlichting van deskundigen te bedienen. Zij is verplicht over aan- of verbouwingen den Directeur der Gemeentewerken te hooren." De heer Fokker. Dit artikel zegt dat de commissie ver plicht is over aan- of verbouwingen den Directeur der Ge meentewerken te hooren. Nu is er al meermalen een stem opgegaan om in dergelijke zaken ook de commissie van Fabricage te hooren, maar altijd is er op geantwoord: dat staat niet in de verordening, de commissie van Fabricage heeft er niets mede te maken. Nu wij echter eene nieuwe verordening maken, zou ik wel in overweging willen geven, om waar wij eenmaal eene commissie van Fabricage hebben, die in dergelijke gevallen ook te raadplegen. Hiermede geloof ik geheel en al te komen in de lijn van dat lid van de com missie van Fabricage, dat deze zaak al eens ter sprake heeft gebracht en toen daarvoor argumenten heeft aangevoerd, die ik nu niet behoef te herhalen. Ik zou echter willen vragen: wanneer is iets aan- of verbouw, wanneer herstelling? Zou men niet eenvoudig in dit artikel kunnen verwijzen naar artikel 46, waar gesproken wordt over vernieuwing en ver betering van de inrichtingen en waar gezegd wordt, dat uit gaven beneden een bedrag van 100 niet behoeven te worden beschouwd als uitgaven voor vernieuwing of verbetering? Men zou dan aan art. 8 kunnen toevoegen: als aan- of verbouwingen worden gerekend zoodanige werkzaamheden die een hoogere uitgaaf vorderen dan van ƒ100. De Voorzitter. Wat de quaestie betreft van het hooren van de commissie van Fabricage, in de instructie van die commissie wordt uitdrukkelijk gezegddat Endegeest van hare bemoeienis is uitgesloten. Daarom stond het ook niet in het vorige reglement, maar wel was de commissie voor Endegeest bevoegd den Directeur der Gemeentewerken te hooren. Komt later eene verandering in de instructie van de com missie van Fabricage aan de orde, dan kunnen de heeren het anders regelenmaar ik acht het niet gewenscht het thans te doen. De noodzakelijkheid van eene verandering dier instructie is ons echter niet gebleken. Wat de uitdrukking: »aan- of verbouwingen" betreft, wij hebben die uitdrukking overgenomen uit de bestaande ver ordening en hadden geen reden die woorden te wijzigen, omdat wij de verordening alleen wilden pasklaar maken aan de nieuwe voorschriften van de Gemeentewet. De uitdrukking heeft geen aanleiding gegeven tot moeilijkheden. Ik acht het dus niet noodig dit artikel te wijzigen, want waartoe zullen wij nu gaan veranderen wat altijd goed ge werkt heeft? Willen wij alle artikelen, die ongewijzigd uit de oude verordening zijn overgenomen, en geen aanleiding tot moeilijkheden hebben gegeven uitvoerig gaan bediscus- sieeren, dan zullen wij een reuzenarbeid te verrichten hebben, die de andere voorstellen maar ophoudt. De heer Fokker. M. d. V. Nu wordt gezegd, dat wij de commissie van Fabricage niet in de zaak moeten betrekken, omdat in hare instructie staat, dat zij zich niet te bemoeien heeft met de Gasfabriek en met Endegeest; maar als wij straks die instructie willen gaan wijzigen, zullen wij mis schien te hooren krijgen, dat juist in de verordening betref fende Endegeest is bepaald, dat de commissie niet zal wor den gehoord maar wel de directeur. Op die manier draaien wij in een cirkel rond. Mijnheer de Voorzitter, gij zegt dat deze verordening alleen pasklaar gemaakt wordt voor de wijziging der Gemeentewet en dat wij er daarom niet meer in moeten wijzigen dan in dat opzicht noodig is; maar ik voorzie, dat, als later een raadslid eene andere wijziging in deze verordening wil aan brengen, hem zal worden tegemoet gevoerd, dat hij dan in 1911 bij de vaststelling dezer verordening had moeten spreken. Wij moeten nu deze verordening dadelijk zoo goed moge lijk maken, al moet ons dit dan ook wat meer arbeid kosten. De heer Roem. M. d. V. U zult zich herinneren, dat ik in de commissievergaderingen van Endegeest en Rhijngeest niet over deze zaak heb gesproken. Ik heb dit nagelaten, omdat ik meermalen bemerkt heb, dat de heeren dit een vervelend onderwerp vinden. Dit heeft er mij van teruggehouden de heeren met deze vervelende zaak nog langer te vervelen maar daarom wil ik niet geacht worden uwe woorden, mijn heer de Voorzitter, te onderschrijven. Ik ben van meening, en dat zijn velen met mij, dat tech nische aangelegenheden en daarop komt het hier aan behooren door eene technische commissie uit den Raad be handeld te worden. Ik zal er verder niet over spreken, want de heeren weten, hoe ik er in het algemeen over denk. De heer Fokker heeft zeer juist aangemerkt, wat mij een vorig maal met een vriendelijk woord voor de voeten geworpen is: het staat eenmaal in de verordening en dan zouden wij deze weer moeten wijzigen. Aandrang tot wijziging zal zeker door na mij komenden niet uitblijven, want er is reeds dikwijls door opvolgende Wethouders en Raadsleden, die technici waren, steeds tever geefs, op aangedrongen. Komt dan werkelijk die aandrang dan zullen wij weer dat stereotype antwoord krijgenhet staat nu eenmaal in de verordening en deze is pas gewijzigd. Enfin, ik heb er nu weer genoeg van gezegd, maar ik handhaaf mijne meeuing, dat technische aangelegenheden door eene technische commissie uit den Raad behandeld behooren te worden. De heer Korevaar. M. d. V. Naar aanleiding van den wensch van den heer Fokker om verplichtend te stellen, dat de commissie voor Endegeest over technische zaken de com missie van Fabricage zal hooren, meen ik te moeten opmer ken, dat de heer Fokker te veel denkt, dat de commissie van Fabricage is eene commissie van beheer, terwijl het slechts is eene commissie van advies. Burgemeester en Wet houders zijn volkomen vrij om deze commissie al of niet te hooren. In elk geval is de commissie voor Endegeest ook bevoegd om in moeielijke omstandigheden het advies van de commissie van Fabricage te vragen, en ik twijfel er niet aan of de commissie van Fabricage zal des verlangd in der gelijke gevallen ook wel haar advies willen geven. Ik acht het dus niet noodig hier het hooren van de commissie van Fabricage verplichtend te stellen. De heer Fokker. M. d. V. Ik stel voor om in art. 8 in plaats van de woorden»den Directeur der Gemeentewerken" te lezen: de commissie van Fabricage. Het amendement wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraadslaging uit. De heer Fockema Andreae. Ik heb wel iets tegen dat argument dat over technische zaken altijd een technische commissie moet worden gehoord, want dan kunnen wij wel weer verder gaan en evenals vroeger zeggen, dat over finan- cieele zaken altijd de commissie van Financiën moet worden gehoord, dat is dus ongeveer over alle zaken. Lang geleden is er een periode geweest, dat men dit stelsel zoo ver dreef, dat

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1911 | | pagina 7