2
DONDERDAG 19 JANUARI 1911.
van onze vlottende schuld zal dit jaar wel niet kunnen uit
blijven.
Veel te doen zal er dus zijn. Moge u en mij de noodige
wijsheid en kracht worden gegeven om alles zóó te besluiten
en te regelen, dat het tot heil zal strekken van onze goede
stad Leiden.
Ten slotte een enkel woord over mijzelf.
Toen ik den len Maart van het vorige jaar mijn ambt
aanvaardde, vroeg ik om uw aller medewerking en steun.
Welnu! gaarne verklaar ik thans, dat het mij daaraan van
uwe zijde niet heeft ontbroken.
Door de aangename wijze, waarop gij het mij hebt moge
lijk gemaakt uw voorzitterschap te vervullen, hebt gij mij
mijne taak aanmerkelijk verlicht. Aanvaardt, mijne Heeren,
hiervoor mijn oprechten dank. Moge de verhouding, die tus-
schen uw College en uwen Voorzitter bestaat, zóó voortduren,
opdat onze hartelijke samenwerking, onder Gods onmisbaren
zegen, strekke tot bevordering van den bloei en van den
voorspoed van de gemeente, die aan onze zorgen is toever
trouwd, en van hare inwoners.
Teekenen van instemming.)
De heer Fockema Andreae. M. d. V. Wij hebben het
overzicht van wat voor Leiden is gedaan in het afgeloopen
jaar en wat ons wacht in het komende met groote belang
stelling uit uwen mond vernomen.
Namens den Raad dank ik u voor de vriendelijke woorden,
die gij tot de Raadsleden hebt gesproken en namens den
Raad ook wensch ik wederkeerig u den besten zegen in het
aanstaande jaar. Wat onze verhouding betreft, ik twijfel er
niet aan of de verhouding van den Raad tot den Burgemeester
zal blijven welke zij tot dusverre is, omdat ik weet, dat de
Raad in dit opzicht met de beste gevoelens bezield is en
omdat ik "ook weet hoeveel gij zelf tot die aangename ver
houding toebrengt.
Teekenen van instemming.)
De Voorzitter. De notulen van het verhandelde in de vorige
vergadering van 29 December 1910 hebben ter lezing ge
legen. Heeft iemand daaromtrent eene opmerking te maken?
De heer Carpentier Alting. M. d. V. Naar aanleiding
van de notulen wensch ik de opmerking te maken, dat in
het gedrukt verslag onzer handelingen, bij de laatste stemming
niet vermeld staat, dat ik toen reeds vertrokken was.
De Voorzitter. Dan zult u waarschijnlijk geen kennis
hebben gegeven van uw vertrek.
De heer Carpentier Alting. Neen!
De Voorzitter. Dan konden wij het ook niet weten.
De notulen worden hierop goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede dat zijn ingekomen
1°. Nieuwjaarswensch van de Leidsche Gemeentewerklieden-
vereeniging Recht en Plicht".
2°. Mededeeling van Gedep. Staten dat op 30 December 1910
als uitkeering, krachtens de wet van 24 Mei 1897, wordt
betaalbaar gesteld een bedrag van f 32090.315.
3°. Mededeeling van Dr. J. C. M. Timmermans dat hij de
benoeming tot lid der commissie voor de Bewaarscholen
aanneemt.
4°. Dankbetuiging van E. J. F. Thierens, adjunct-Directeur
der Stedelijke fabrieken van gas en electriciteit, voor de hem
toegekende verhooging van wedde.
Dit stuk luidt als volgt:
Leiden, 4 Januari 1911.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Naar aanleiding van het aan mij gericht schrijven n°. 12/26 R.
dd. 30 December 1910 van Burgemeester en Wethouders dezer
gemeente, heb ik de eer U beleefd dank te zeggen voor de
toegekende verhooging mijner jaarwedde.
Door verhoogde werkkracht en meerdere toewijding hoop
ik mij het vertrouwen, dat uit Uw besluit spreekt, bij voort
during waardig te blijven maken.
Met de meeste hoogachting,
De Adjunct-Directeur der Stedelijke Fabrieken
van Gas en Electriciteit,
E. J. F. Thierens.
5°. Mededeeling van Mej. A. M. D. 1 angezaal dat zij de
benoeming tot leerares aan de Hoogere Burgerschool voor
Meisjes aanneemt.
6°. Dispositie van Gedep. Staten ten geleide van het goed
gekeurd 2e supplet. kohier der plaatselijke directe belasting,
dienst 1910.
7°. Mededeeling van A. Metz en M. A. A. Steijns en van
de dames E. J. Dentz en M. C. A. Koeman dat zij hunne
benoeming tot leeraar, resp. leerares in de gymnastiek aan
nemen.
8°. Mededeeling van den Minister van Binnenl. Zaken dat
het raadsbesluit tot benoeming van Mej. E. J. Dentz tot
tijdelijk leerares in de Gymnastiek wordt goedgekeurd.
9°. Dispositie van Gedep. Staten ten geleide van het goed
gekeurd raadsbesluit tot overname in eigendom en onderhoud
bij de gemeente van de brug over de Maresingelgracht in den
verbindingsspoorweg en de aarden baan in dien spoorweg.
10°. Dispositie van Gedep. Staten ten geleide van het goed
gekeurd raadsbesluit tot verhooging van de begrooting, dienst
1910, ten behoeve van de betaling der koopsom van de brug
in de Maresingelgracht en van de aanvulling van het uit-
breidings- en vernieuwingsfonds der Stedelijke Gasfabriek.
11°. Dispositie van Gedep. Staten ten geleide van de goed
gekeurde raadsbesluiten tot wijziging der begrooting, dienst
1910, ten behoeve van de aanvulling van het uitbreidings- en
vernieuwingsfonds der Stedelijke Lichtfabrieken en de ver
bouwing van de woning van den len geneesheer op Rhijn-
geest en tot verhooging van de begrooting, dienst 1911, ten
behoeve van de uitkeering der subsidie aan de vereeniging
«Zuigelingenzorg" toegekend.
12°. Dispositie van Gedep. Staten ten geleide van het goed
gekeurd raadsbesluit tot aankoop van een complex huisjes
aan de Langegracht, de Westvolmolensteeg en het Bloemen-
daalshof en van een complex huisjes aan de Prinsensteeg, de
Langegracht en het Vogelstraatje.
13° Dispositie van Gedep. Staten ten geleide van het goed
gekeurd raadsbesluit tot verhooging van de begrooting, dienst
1910, ten behoeve van de kosten van aankoop van die huisjes.
Worden voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1®. Verzoek van P. Hop e. a., allen werklieden aan het
Openbaar Slachthuis, om verhooging van salaris.
Dit stuk luidt als volgt:
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Edel. Achtbare Heeren!
Ondergeteekenden, allen behoorende tot het stal en terrein-
personeel van het Openbaar Slachthuis hier ter steden, geven
met verschuldigden eerbied te kennen:
Dat zij, hiermede de eer hebben het volgende onder de aan
dacht van uwen Raad te brengen
Dat volgens hun bescheiden meening de loonen van genoemd
personeel niet meer in overeenstemming zijn met de tijds
omstandigheden
Dat de meest noodzakelijke levensbehoeften in de laatste
jaren zeer in prijs zijn gestegen;
Dat door verschillende wettelijke bepalinge zooals woning
wet, keuringsdienst op de levensmiddelen, pehsioenfondsen
e: a:, uitgaven van onze loonen worden gevergd welke onze
draagkracht te boven gaan;
Dat zij, in verband met de genoemde feiten meenen dat een
verhooging hunner loonen van minstens f 1 per week eenigzins
in deze behoefte zal voorzien.
Redenen waarom ondergeteekende zich tot uw Edelachtbaar
College wenden met het beleefd verzoek hun loonen te ver-
hoogen, opdat zij in 't vervolg het op bescheiden voet, meer
overeenkomstig met de steeds meerder wordende eischen van
het leven kunnen bestaan.
't Welk doende
het bovengenoemde personeel
P. Hop.
(Volgen de namen van nog 6 adressanten.)
2°. Verzoek van S. Laurier om het hem in eigendom
toebehoorend gedeelte van de Medusasl^aat in eigendom en
onderhoud bij de gemeente over te nemen.
Worden gesteld in handen van Burg. en Weth.
3°. Verslag van de commissie tot wering van School
verzuim over het jaar 1910.
Zal worden opgenomen in het gemeenteverslag.
4°. Motie van orde van den heer Sijtsma in zake de invoering
van eene belasting op publieke vermakelijkheden.
Dit stuk luidt als volgt:
i