DONDERDAG 29 DECEMBER 1910. 213 voorzichtig geweest zijn te hechten aan de cijfers die daar door den heer Korevaar zijn medegedeeld. Aangezien ik niet tegenwoordig ben geweest, heb ik dus toe» aan die cijfers ook niet kunnen hechten, hoezeer ik ook altijd prijs stel op de mededeeling van de meening van den heer Korevaar; ik hoop dat de heer Korevaar steeds zal blijven doorgaan zijne meening te zeggen. Verder zegt hijik heb niet gezegd dat de administratie van de Gasfabriek naar het nieuwe perceel op de Hooigracht zal worden overgebracht. Het is best moge lijk dat hij dat niet gezegd heeft, maar het staat te lezen in nr. 63 van de Ingekomen Stukken van dit jaar. Daar lezen wij toch: «daarbij is het de bedoeling, dat naar het nieuwe perceel ook een deel van de administratie der fabrieken zal worden overgebracht. De heer Korevaar moge dit niet gezegd hebben, alsj. Wethouder is hij mede verantwoordelijk voor die mededeeling van Burgemeester en Wethouders. Niettegenstaande nu een deel van de administratie van de Gasfabriek wordt overgebracht naar de Hooigracht, wordt aan de Gasfabriek toch een nieuw kantoor gebouwd voor ƒ62000.— Hoe- die twee zaken met elkaar zijn overeen te brengen, is mij niet duidelijk. In elk geval wil ik dit toch even vast leggen, dat in de stukken is medegedeeld, dat een deel van de administratie der fabrieken naar de Rooigracht zal worden overgebracht. En nu zegt men dat het alleen de bedoeling was om de administratie van de Pieterskerk-Choorsteeg naar de Hooigracht over te brengendat de ruimte aan de Pieters kerk-Choorsteeg te beperkt zou zijn om iemand te ontvangen, en dat de woning niet bewoonbaar zou zijn. Wat die woning betreft, heeft de geachte Wethouder mijn ijver een weinig te hoog aangeslagen; ik heb die woning niet bezocht, maar wanneer de heer Korevaar zegt dat zij zoo slecht is, dan geloof ik dit gaarne en wil er ook gaarne toe medewerken om den bewoner eene andere woning te geven, maar moet men daarvoor f 35000.uitgeven voor een pand aan de Hooigracht? Ik zou daarom aan Burgemeester en Wethouders wel willen vragen: neem uw voorstel voorloopig terug, en zie eens uit of gij ergers anders niet goedkooper terecht kunt. Laten wij liever wat verspelen aan het huis op de Hooi gracht. Wanneer wij bijv. een 20000.goedkooper ergens anders terecht kunnen, dan verdienen wij toch voor de ge meente dat bedrag. Wat de twee telkamers betreft, de heer Korevaar heeft gezegd, dat er op verschillende plaatsen van de stad gelegen heid moet zijn om 2^ centstukken beschikbaar te stellen. Maar een plaats waar men zulke 2^ centstukken beschikbaar stelt, is toch geen telkamer. Voor het beschikbaarstellen van dergelijke stukken kan men wel het een of andere gemeente gebouw tevens benuttigen, bijv. de Bank van Leening. Die zou wellicht in te richten zijn als wisselkantoor; inplaats van ander geld zouden de menschen daar dan 2| centstukken kunnen krijgen. En daarvoor behoeft toch geen aparte kamer te worden ingericht op de Hooigracht. Wanneer wij al die verschillende kamers van het plan kunnen afdoen, dan kan het plan zeker wel goedkooper worden uitgevoerd. Wat de lantaarnopstekers en fitters aangaat, ik heb niet gezegd, dat zij niet aan de Gasfabriek zouden kunnen komen, maar ik heb gezegd: kunnen de lantaarnopstekers daar ook niet komen? Voor een paar menschen, die aan den kant van den Haagweg wonen is het misschien wat lastig naar de fabriek te loopen, maar er zijn ook wel lantaarnopstekers, voor wie het moeilijk is naar de Hooigracht te komen. Dit staat dus voor beide partijen gelijk. Maar wanneer men, alleen omdat het voor een paar lantaarnopstekers moeilijk is naar de Gasfabriek te komen, een kamer voor hen moet inrichten, dan kunnen wij op die manier, wanneer reeds om zulke kleine oorzaken een kamer moet worden ingericht, spoedig een heel nieuw pand krijgen. De heer Korevaar heeft gezegd, dat het gemakkelijk is een grapje over de 2 wachtkamers te maken. Als ik er een grap tusschen door gooi, mijnheer de Voorzitter, dan doe ik dat om de toch al droge stof niet droger te maken. Op het plan staan 2 wachtkamers aangegeven. En nu wordt later meegedeeld, dat het niet de bedoeling is om die 2de wacht kamer wachtkamer te laten blijven. Maar dat kan ik toch niet ruiken, mijnheer de Voorzitter. Zie ik op het plan aan gegeven 2 wachtkamers, dan vraag ik: waarom zijn er 2. Is het de bedoeling om later aan de 2de wachtkamer eene andere bestemming te geven, ik zou zoo zeggen, wanneer men dit aanvankelijk had meegedeeld, zou mijn vraag overbodig zijn geweest. Ik schijn volgens den heer Korevaar een ongelukkigen maatstaf aan te leggen. Nu daar valt moeilijk over te twisten. Mijn maatstaf is zeker een andere dan die van den heer Korevaar: de mijne is zuinigheid. Tot de bevoegdheid van den Raad behoort ook het controle houden over de geineentefinanciën. Er wordt altijd gezegd, dat dure voorstellen van den Raad komen, maar dan zeg ik, wat de heer Sijtsma vroeger eens heeft gezegd, dat nu van Burgemeester en Wethouders een duur voorstel komt. Door den heer Korevaar is gezegd ik vind het een zwak argument dat aan de buitengemeenten de administratie kosten in rekening worden gebracht, dus die krijgen wij van de buitengemeenten weer terug. Maar, zou ik willen vragen, moeten wij al dat geld maar opmaken? Als daar iets aan verdiend wordt, komt dat ten bate van de gemeente. Kunnen wij goedkooper administreeren, dan moeten wij zien dat te doen. Ik zal niet langer de aandacht van den Raad in beslag nemen. Ik zal een motie indienen om Burgemeester en Wet houders voor te stellen het voorstel terug te nemen en met een goedkooper plan tot den Raad te komen. De heer Pera. Ik zal niet spreken over de indeeling van het gebouw en verdere aangelegenheden, die daarmee ver band houden. Ik wil alleen maar constateeren, dat in het algemeen de kosten, die voor de inrichting van het gebouw voorgesteld zijn, te royaal en voor het doel niet noodzakelijk worden geacht door hen, onder de burgerij, die op dit gebied toch ook tot oordeelen bevoegd mogen worden geacht. Om die reden kan ik geheel met het voorstel van den heer Fokker medegaan. In elk geval is het voor de publieke opinie zeer gewenscht, dat nog eens nauwkeurig wordt nagegaan of hier geen bezuiniging kan plaats hebben. Wanneer men nagaat wat de heer du Chattel aan de verbouwing van zijne woning heeft ten koste gelegd, dan vraagt men zich af hoe of het mogelijk is, dat de verbouwing aan de Hooigracht zoo verbazend veel meer moet kosten. En daarom meen ik werkelijk, dat het gewenscht is dat nog eens worde nagegaan, of het zelfde doel niet kan bereikt worden met minder kosten, zon der dat de soliditeit daaronder behoeft te lijden, want van soliditeit ben ik een groot voorstander. Ik geloof echter niet, dat de soliditeit minder zal behoeven te worden, en dat men een even goede inrichting kan krijgen voor minder geld. De heer Aalberse. M. d. V. Ik wensch nog een enkel woord te zeggen ter ondersteuning van hetgeen door den Voorzitter van de Gascommissie reeds op zoo overtuigende wijze in het midden is gebracht. Ik heb nu misschien 6 of 7 jaar zitting in die commissie, en ik herinner mij, dat van de eerste vergadering af, die ik de eer had bij te wonen, ik voortdurend heb hooren spreken over de noodzakelijkheid, om een flink gebouw te hebben eenigszins meer in het cen trum van de stad. Nu was altijd de groote moeielijkheid, dat wanneer wij hier of daar op een goeden stand een huis wilden koopen, de zaak veel te duur zou worden. Wilde men het zoeken op een stand, die minder goed was, dan kwam het wel goedkooper uit, maar bereikten wij ook niet het be oogde doel. Vandaar dat deze zaak jaar in jaar uit heeft ge traineerd; herhaaldelijk heeft men het oog gehad nu eens op dit pand dan weer op een ander, maar altijd stuitten wij af op de hooge kosten. Eindelijk hebben wij deze panden in handen kunnen krijgen en met oog op den goeden stand zijn wij betrekkelijk niet zoo duur geslaagd. Ik haal dit alles aan als een bewijs, dat zoowel de vorige Voorzitter van de Com missie voor de Gasfabriek als de tegenwoordige Voorzitter, evenals de Directie, steeds de behoefte hebben gevoeld om in het centrum van de stad een gebouw te krijgen, en dat niettegenstaande de noodzakelijkheid hiervan steeds grooter werd, ook door de uitbreiding der bedrijven, de Commissie toch heel langzaam en voorzichtig is te werk gegaan, om maar zoo goed en zoo goedkoop mogelijk te slagen. Nu haar dit eindelijk is gelukt, mag men toch niet veronderstellen, dat Commissie en Directie, waar zij atlijd zoo voorzichtig hebben gehandeld, zelfs zooveel goede gebouwen zich hebben laten ontglippen, omdat de inrichting te duur zou worden, nu bij den Raad zouden gekomen zijn met een plan, dat ook uit het oogpunt, van de kosten niet van alle zijden zou zijn bezien. Wanneer men het totale bedrag zoo ziet, en men heeft niet voor zich de geheele voorbereiding en de teeke- ningen, dan kan men misschien op enkele zeer kleine en ondergeschikte punten wel een opmerking maken, maar aan den anderen kant moet men bij het stichten van een der gelijk gebouw altijd rekening houden met de spreuk onzer vaderen, dat de zuinigheid weieens de wijsheid bedriegt. Wanneer men eenmaal zoover komt, een nieuw gebouw te stichten, dan doet men verstandig dit niet zoo te bouwen, dat het alleen voor het oogenblik even voldoende is; dan moet men in eens een flink gebouw zetten, dat ook voor la tere uitbreiding nog voldoende gelegenheid aanbiedt; dan doet men goed thans een behoorlijke grondslag te leggen, waarop men later zonder al te groote kosten kan voort bouwen, terwijl, wanneer men het te klein gaat opzetten, en men hier en daar iets bezuinigt op het totaal bedrag, men naderhand zal komen te staan voor des te grooter kosten bij verdere uitbreiding van het gebouw. Ik herhaal het, ik heb gedurende 6 a 7 jaar de voorbereiding mee gemaakt van deze en vele andere groote zaken. En ik heb nooit een an deren indruk gekregen, dan dat door de Directie der Gas- en Electriciteitsfabrieken en door de beide Voorzitters der Commissie, altijd en in alle opzichten gestreefd werd naar

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1910 | | pagina 7