210 DONDERDAG 29 DECEMBER 1910. heid wezen, om de kramen, die aan dezen kant van de markt staan, naar den anderen kant te verplaatsen. Ik geloof dat dit op eene teleurstelling zal uitloopen. Aan den over kant staat de geheele rij vol. En daarachter, tusschen de plaats, waar de kramen staan en den Nieuwen Rijn, dient toch eene zekere ruimte over te blijven voor de schuiten, die daar liggen. Ik meen, dat het moeilijk zal gaan om, al zijn de hoornen weggenomen, daar meer kramen te plaatsen. Verder wil ik hier nog bijvoegen, dat ik mij, wat deze boomen be treft, aansluit bij wat daaromtrent door de vereeniging van Vreemdelingenverkeer is gezegd. De boomen zijn daar wer kelijk een sieraad voor de omgeving, en wanneer het niet dringend noodzakelijk is, is er groot bezwaar aan verbonden, deze boomen weg te nemen. Waar bovendien is opgemerkt, dat de vermeerdering van ruimte zoo uiterst gering is, meen ik, dat daar wel ter dege mag overwogen worden, of deze reden voldoende is om de boomen te rooien. De heer Eerstens. De heer Pera spreekt van meer kramen, maar het is niet de bedoeling er meer kramen neer te zetten het is de bedoeling er meer kaaswagens te plaatsen. Dooi' het rooien der boomen wordt de breedte van de straat of markt wat grooter en kunnen de kramen daardoor wat meer van de huizen verwijderd worden opgesteld. Wat betreft het gesprokene door den heer Vergouwen, om dadelijk jonge boomen te planten men kan het doen, maar ik zie er ook geen bezwaar in om het nog een jaar aan te zien. Het is misschien beter de plaatsen waar de oude boomen gestaan hebben een jaar met rust te laten, voordat men er nieuwe boomen plant; dat zal stellig niet aan den snellen groei der nieuwe boomen schaden. De Voorzitter. Ik moet er nog even op wijzen, dat het bepaald noodig is één boom te rooien, zoodat het moeielijk is het amendement van den heer van der Eist aan te nemen, omdat volgens dat amendement de 6 boomen zouden moeten blijven staan. Er wordt óók niet door Burgemeester en Wet houders gezegd, dat er geen nieuwe boomen zullen komen. Maar is het nu niet beter om inplaats van thans 1 boom en later weer een paar andere te rooien, nu maar dadelijk te besluiten, dat al die boomen zullen worden gerooid Dan kunnen later daar altijd nog nieuwe boomen geplant worden. In elk geval kan, dunkt mij, het amendement zooals het nu luidt, niet worden aangenomen. De heer Roem. Het verwondert mij, dat de Wethouder van Fabricage niet het een en ander er over heeft gezegd; die denkt zeker: de heeren moeten het zelf maar weten. De zaak is in de Commissie van Fabricage rijpelijk besproken. Ik ben over het algemeen zeer gesteld op het behoüd van boomen; rooien van boomen is een zaak, waarover men altijd wel tweemaal mag denken. Door de Commissie van Fabricage is bij monde van haar Voorzitter aan den Stads-tuinbaas gevraagd waarom al die boomen weg moeten. Hij heelt ons medegedeeld, dat die boomen ziek zijn, al staan er twee bij, die niet dadelijk behoeven gerooid te worden. Toen heb ik gevraagd: zoudt gij denken, dat het nog wel een tiental jaren zou kunnen duren? het komt er niet op een jaar op aan en gij behoeft het ook niet op zegel te geven, waarop hij heeft geantwoordik ben niet overtuigddat zij zoolang kunnen blijven staan. Ik voor mij zou er voor zijn die 2 boomen te behoudenmaar als nu de zieke boomen weggaan en de 2 andere moeten over 10 jaar vallen, dan zal er weer groote ongelijkheid van de boomen zijn als voor de thans te rooien, jonge boomen geplaatst worden. Wanneer alle hier bedoelde boomen verwijderd worden en men plaatst er boomen zooals dit op vele plaatsen geschiedt, o. a. nog enkele jaren geleden op de Doeza- en Eaiserstraat en voor 16 a 18 jaren op het Rapenburg voor het. Museum van Natuurlijke Historie, dan krijgt dit stadsgedeelte na enkele jaren weer een mooi aanzien. Wanneer men nu het Rapenburg passeert zou men niet kunnen denken dat voor een 18tal jaren de groote boomen, die zoo zwaar waren als voor het gedeelte alwaar Professor Fockema Andreae woont, door andere vervangen zijn. De heer van der Elst. Ik wil mijn amendement wijzigen in dien zin, dat de boomen die nog goed zijn niet worden gerooid. Eén boom is dood, die moet in ieder geval weg. Ik stel dus voor vijf iepen aan den waterkant van de Visch- markt niet te doen rooien. De beraadslaging wordt gesloten en het amendement van den heer van der Eist, in stemming gebracht, wordt verworpen met 16 tegen 12 stemmen. Tegen stemmen de heerenCorts, A. Mulder, Carpentier Alting, Bosch, Korevaar, Eerstens, van der Lip, Roem, van Gruting, van Hamel, Meuleman, Timp, Vergouwen, de Boer, Bots en van Tol. Vóór stemmen de heeren: Zwiers, P. J. Mulder, Fokker, Sijtsma, Pera, de Vries, Aalberse, Driessen, Fockema Andreae, Reimeringer, Wildeboer en van der Eist. De heer Reimeringer. M. d. V. Ik zou willen voorstellen om in de plaats der oude boomen dadelijk nieuwe, jonge boomen te planten. De Voorzitter. Maar dit behoort niet tot de competentie van den Raad. Ik kan alleen meedeelen, dat wanneer de boo men zullen worden weggenomen, Burgemeester en Wethouders zullen overwegen in de plaats daarvan nieuwe te zetten. Burgemeester en Wethouders hebben ook veel liever nieuwe boomen, want zij willen natuurlijk niet expres een kaal plein houden, wanneer dit niet hoogst noodzakelijk is. De beraadslaging wordt gesloten en het voorstel van Burg. en Weth. zonder hoofdelijke stemming aangenomen. IX. Vaststelling van het 2de suppletoir kohier der plaat selijke directe belasting, dienst 1910. (Zie lng. St. no. 368). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming con form het praeadvies vastgesteld. X. Verzoek van het Bestuur der vereeniging «Zuigelingen zorg" om toekenning van eene jaarlijksche subsidie. (Zie lng. St. no. 363 en 369). De heer Bosch. Ik wenscb slechts te motiveeren, waarom ik mijne stem niet aan dit voorstel kan geven. Ik acht het doel, dat deze vereeniging beoogt zeer mooien ik ben het volkomen met Burgemeester en Wethouders eens, dat het in het belang der gemeente is, dat er zulk eene vereeniging bestaat, maar ik kan het niet goedkeuren, om aan eene vereeniging, die pas zon kort bestaat een bedrag als nu wordt aange vraagd, thans reeds voor een deel toe te staan. Als alle dingen, die goed zijn, direct uit de gemeentekas moeten gesteund wordenzou ten slotte alle particuliere initiatief worden gedood. Ik geloof dat het beter is, dat deze vereeniging voortgaat met te trachten wat meer contribuan ten te krijgenen daardoor te toonen wat ze kandan kan men altijd later eene kleine subsidie geven. Maar in verband met den financieelen toestand der vereeniging op het oogen- blik, vind ik geen vrijheid voor het voorstel te stemmen. Zij heeft nog f 900 in kas. Ik acht het dus beter eerst de kat uit den boom te kijken. De heer Fokker. Het lijkt dat de financieele toestand van de vereeniging vrij gunstig is en oogenschijnlijk lijkt het, dat hetgeen door particulieren geofferd wordt, niet zooveel is, maar de heer Bosch vergeet, dat de vereeniging heeft het gratis gebruik van localiteiten van het Höpital Wallon of althans tegen zeer geringe vergoeding. Wanneer zij die loka len had moeten huren, zou de vereeniging veel meer geld noodig gehad hebben. Dan zou de rekening aan den eenen kant in ontvangst en aan den anderen kant in uitgaaf er wel anders uitzien. Ik geloof dus, dat het niet juist is te zeggen, dat de vereeniging van particulieren niet veel steun ont vangt, ik geloof integendeel dat zij veel steun ondervindt, en dat dus een subsidie van gemeentewege zeker op haar plaats is. Het voorstel van Burg. en Weth. wordt in stemming gebracht en aangenomen met 18 tegen 10 stemmen. Vóór stemmen de heeren: Fokker, Carpentier Alting, Eo- revaar, Eerstens, van der Lip, Sijtsma, Roem, Pera, van Gruting, van Hamel, de Vries, Meuleman, Aalberse, Reime ringer, Vergouwen, de Boer, Bots en van der Eist. Tegen stemmen de heerenCorts, A. Mulder, Zwiers, P. J. Mulder, Bosch, Driessen, Timp, Fockema Andreae, Wildeboer en van Tol. XI. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden ten be hoeve der verbouwing van de woning van den eersten ge neesheer van het Sanatorium «Rhijngeest (Zie lng. St. no. 364 en 369). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan genomen. XII. Voorstel tot verhooging der jaarwedde van den ad junct-Directeur der Stedelijke fabrieken van gas en electri- citeit. (Zie lng. St. no. 376). De heer Fokker. M. d. V. Ik verlang geen hoofdelijke stemming over dit voorstel, maar wensch gaarne aangetee- kend te zien, dat ik bij stemming tegen het voorstel zou gestemd hebben. Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aan genomen. XIII. Voorstel: a. tot aankoop van eenige perceelen aan de Langegracht, de Westvolmolensteeg en het Bloemendaalshof, kad. bekend Sectie B Nis 2141, 2309 en 2767 toten met 2780;

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1910 | | pagina 4