DONDERDAG 29 DECEMBER 1910. 209 de voordracht, Mej. Dentz, tijdelijk leerares is aan de Kweek school en een der openbare lagere scholen te Leiden. Er ontbreekt aan dat Mej. Dentz. ook tijdelijk leerares is aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes. Zij heeft daar, sedert half Maart, lesgegeven, en nu zou het voor haar zeer hard zijn, wanneer zij haar plaats moest ruimen voor eene andere, zij het ook verdienstelijke onderwijzeres Wanneer dus onverhoopt Mej. Koeman bij punt 5 van de agenda de uitverkorene van den Raad mocht zijn, dan zou ik in overweging geven punt 6 van de agenda af te nemen, teneinde later met een andere voordracht te komen om Mej. Dentz in de gelegenheid te stellen de plaats, die zij ten onrechte zou hebben verloren, weder in te nemen De heer Fokker. Ik heb slechts een enkele opmerking te maken. Ik zou den Wethouder van Onderwijs willen verzoeken, om, wanneer hij een advies overlegt, er zorg voor te doen dragen dat het uitvoeriger is dan het advies, dat heden is uitgebracht. Was dit immers nu het geval geweest, dan had de Wethouder van Onderwijs, zijn advies thans niet zoo uit voerig behoeven toe te lichten, en zou de Raad een beter oordeel hebben over de sollicitanten. Reeds de Inspecteur van het Middelbaar Onderwijs heeft er op gewezen, dat de adviezen van den heer Brouwer, die de voor dracht heeft ingediend bij Burgemeester en Wethouders, merk waardig kort waren. Ook ik voor mij vind ze veel te kort. Het advies bestaat feitelijk uit niets anders dan de namen van de personen, die worden voorgedragen. Wanneer in het vervolg dergelijke adviezen wat uitvoeriger waren, zou het voor den Raad gemakkelijker zijn over de sollicitanten te oordeelen, en dit zou zeer op prijs worden gesteld. Ik hoop, dat de Wethouder van Onderwijs hiermede in het vervolg rekening zal willen houden en doen houden. De heer van Hamel lk kan den heer Fokker de verzeke ring geven dat de eerste adviezen in den regel uitgebreider zijn, dan thans in den aanvang het geval is geweest. Maar men moet ook niet vergeten, dat de heer Brouwer in deze kwestie eene eigenaardige positie innam. Officieel is de heer Brouwer slechts adviseur voor de Kweek school, en met niets anders belast dan met de algemeene regeling van en het toezicht op het gymnastiekonderwijs. De heer Brouwer was met mij van oordeel, dat wij slechts de aandacht zouden vestigen op enkele personen. En dat hebben wij ook gedaan, het verder overlatende aan de Commissie van Toezicht, den Inspecteur van het M. O., den Inspecteur der Gymnasia en andere autoriteiten. Er zijn verbazend veel autoriteiten aan te pas gekomen. Vandaar dat het zoolang geduurd heeft voor het advies kon worden uitgebracht en de voordrachten konden worden opge maakt. Dit is eene abnormale geschiedenis, zooals trouwens de geheele gymnastiekregeling eene abnormale is, omdat er zoovele inrichtingen in betrokken zijn. Vandaar dat de toe stand zoo gecompliceerd is. Alsnu wordt benoemd Mej. Dentz met 18 stemmenMej. Broekema verkreeg 6 stemmen en Mej. Koeman 3 stemmen. (De heer Roem nam aan deze stemming geen deel). VI. Benoeming van eene leerares in de Gymnastiek (om onderwijs te geven aan de lagere scholen). (Zie Ing. St. No. 365). Wordt benoemd Mej. M. C. A. Koeman met 24 stemmen; Mej. Roozen verkreeg 2 stemmen en Mej. Broekema 1 stem. (De heer Roem nam aan deze stemming geen deel). VII. Benoeming van eene leerares in de Gymnastiek (om onderwijs te geven aan het Gymnasium). (Zie Ing. St. No. 366). Bij deze stemming worden uitgebracht op de dames Dentz en Koeman ieder 13 stemmen, terwijl 1 briefje blanco is. De Voorzitter. Aangezien de stemmen staken, moet tot eene nieuwe vrije stemming worden overgegaan. De heer Roem. M. d. V. Mag ik hier thans medestemmen? De Voorzitter. Zeker! Het is hier een nieuwe vrije stem ming, en het is ook slechts eene aanbeveling, geen voordracht. De heer van Hamel. Ik zou de heeren toch wel ernstig op het hart willen drukken om geen complicaties in het leven te roepen en niet Mej. Koeman maar Mej. Dentz te benoemen, anders wordt werkelijk de regeling van den gymnastiekroos- ter onherstelbaar in de war gebracht en een nieuw rooster op te maken is geen kleinigheid. Tot stemming overgaande, worden uitgebracht op Mej. Dentz 15 stemmen, op Mej. Koeman 12 stemmen, terwijl 1 briefje blanco is. Derhalve is benoemd Mej. Dentz. De Voorzitter. Mag ik den heeren van het stembureau dank zeggen voor hunne welwillende medewerking. VIII. Voorstel tot het doen rooien en verkoopen van hoornen. (Zie Ing. St. No. 367). De Voorzitter. Hierbij komt tevens in behandeling het zooeven voorgelezen adres. De heer van der Elst. M. d. V. Ik kan mij vereenigen met het adres, dat is ingediend. Ik kan u verzekeren, dat het mij zou spijten, wanneer deze boomen gerooid werden. We moeten zuinig zijn met onze groote, mooie boomen in de stad. Er zijn er toch al zoo weinig. Het tweede argument, dat is ge noemd, volgens hetwelk het noodzakelijk is de boomen te vellen, ten einde de Kaasmarkt te vergrooten, komt mij niet afdoende voor. Ik stel dus als amendement voor niet te doen rooien de 6 iepen aan den waterkant van de Vischmarkt, en ik hoop, dat het amendement door den Raad zal worden aangenomen. Het amendement wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraadslaging uit. De heer Kerstens. M. d. V. De heer van der Eist stelt voor om de 6 iepen aan de Vischmarkt te behouden. Aan zijn voorstel zal moeilijk gevolg kunnen worden gegeven. Want één boom is er dood, en van de 5 overige boomen zijn er volgens de inlichtingen aan de Marktcommissie verstrekt 3 die binnen betrekkelijk korten tijd zullen moeten vallen, daar zij ziek zijn. Dus, wanneer het voorstel van den heer van der Eist wordt aangenomen is het gevolg hiervan, dat er nu reeds een iep gerooid moet worden, die staat op den hoek bij de brug; en dat binnen 2 of 3 jaren het is moeilijk vooruit te zeggen, hoelang het nog duren zal er weer 3 moeten worden geveld. Dan zal men voor de 4 gerooide boomen 4 kleinere in de plaats zetten, terwijl de 2 overige al eene zekere grootte hebben, de eene boom wat grooter dan de andere. Dit zou een grooten misstand tengevolge hebben. Maar daar komt nog iets bij. De boomen zijn hinderlijk voor de kaasmarkt. Zij staan veel te ver van den walkant, en staan in den weg bij het ran geeren der wagens. Het zou dus in het belang van de kaas markt zijn alle 6 iepen te rooien, omdat men plaats noodig heeft. Mocht het in de toekomst blijken dit is ook het idee van de Marktcommissie dat, als alle boomen gerooid zijn, daardoor een werkelijke misstand ontstaat, dan is er een eenvoudig middel om dit te herstellen, nl. dat de Raad besluit om er 6 jonge boomen voor in de plaats te stellen, een weinig meer naar den waterkant; dan geven zij minder belemme ring voor de kaasmarkt. Dit is ook feitelijk de bedoeling van de Marktcommissie. Het is dezelfde gedachte, die ten grond slag ligt aan het adres, dat aan den Raad is ingediend, en dat hierop neerkomtZijn de boomen ziek, welnu ruim ze dan op en zet er jonge voor in de plaats. De Raad moet nn zeil maar beslissen. De heer Vergouwen. M. d. V. Het voorstel van den heer van der Eist heb ik niet ondersteund. Ook ik vind het jam mer, wanneer die boomen gerooid moeten worden. Maar er zijn oorzaken, die het noodzakelijk maken, dat de iepen geveld worden. Vooreerst moeten er enkele weggeruimd worden wegens ziekte. Het gevolg zou zijn, dat er een groote mis stand ontstond. Maar wat is er tegen, dat nu al dadelijk de gerooide boomen vervangen worden door jongere? Wat de overige iepen betreft, die hebben ook zoo langzamerhand den leeftijd, dat zij rijp zijn om geveld te worden. Het zal dan ook zoo lang niet meer duren, of ook zij zullen moeten wor den gerooid. Maar afgezien hiervan, heeft men nog gesproken van het belang, dat de kaasmarkt er van heeft. Dit moet ook wegen. Evenwel is er nog iets anders tegen het behouden van de boomen, nl. de Zaterdagmarkt. De menschen, die aan de Vischmarkt wonen, hebben er over geklaagd, dat de tenten altijd vlak voor hunne ramen staan. Zij hebben er op aange drongen bij den Marktmeester en bij de Commissie voor het Marktwezen om een onderzoek in te stellen of het niet mo gelijk zou zijn om de tenten wat meer naar den waterkant te verplaatsen, waardoor zij verder van de huizen komen te staan. Wanneer wij nu een rij jonge boomen krijgen, wat dichter aan den water kant, dan bestaat de mogelijkheid om de tenten meer naar het water te verplaatsen, waardoor de markt op Zaterdag meer tot haar recht zal komen. Uit dat oogpunt zou ik het wenschelijk achten om de oude boomen door jonge te doen vervangen. De heer Kerstens zegt, dat de Raad daar later wel toe kan besluiten, maar ik zou zeggen, dat de Raad dadelijk moet ingrijpen, opdat, zoodra de oude boomen zijn geveld, er oogenblikkelijk jonge voor in de plaats worden gezet. De jonge boomen behoeven nu niet zoo heel jong te zijn. Zij kunnen best zijn van eenigen omvang, zoodat zij dadelijk al wat sier geven aan den waterkant. De heer Pera. Een enkele opmerking slechts naar aanlei ding van de voorstelling van den heer Vergouwen. Naar zijne meening zou men door het rooien der boomen in de gelegen-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1910 | | pagina 3