218
DONDERDAG 29
DECEMBER 1910.
De heer Fokker. Wanneer de tijd korter is, dan kan hij
echter met 2 of 3 dagen volstaan en dat is juist niet de be
doeling van den heer van Tol.
De heer Aalberse. Ik deel de meening van den heer
Fokker, noch het een, noch het andere is noodig. Men kan
eenvoudig zeggen: «gedurende 4 weken", waarop dan volgt:
«maar niet langer dan de werkzaamheden enz." Dan loopt de
zaak goed, en behoeven wij den strijd over «ten hoogste" of
«ten minste" hier niet verder uit te vechten.
De heer Fockema Andreae. Ik kan mij niet vereenigen
met de meening van den heer Aalberse. Wanneer iemand 8
dagen ziek is, dan zou aan hem worden uitbetaald ten minste
4 weken. Men moet dus lezenten hoogste 4 weken, want is
hij 8 dagen ziek, dan krijgt hij 8 dagen ziekengeld en in
geen geval ooit meer dan voor den tijd, gedurende welken hij
aan het werk was.
De heer Fokker. Wanneer men er één woord inzet, is de
heele kwestie opgelost. Want het is toch de bedoeling uit te
keeren gedurende den tijd, dat de werkman ziek is. Dus ik
meen, dat wij moeten lezen: «voor den tijd, dien hij ziek is,
maar ten hoogste 4 weken".
De Voorzitter. Het spreekt natuurlijk van zelf, dat dit de
bedoeling is.
De heer Fokker. Het kan best de bedoeling zijn, maar het
staat er niet in.
De heer Bots. Er staat: in geval van ziekte.
De heer Fokker. Zeker, maar er moet bij staan voor hoe
lang.
De heer Korevaar. M. d. V. Ik wil mij niet mengen in de
kwestie van minstens ot hoogstens, die tusschen de heeren
rechtsgeleerden is ontstaan, maar ik wil slechts spreken over
de strekking van het amendement van den heer van Tol.
Naai' mijne meening gaat men te ver om bij een dergelijk
geval zoo'n langen termijn toe te staan. Ik neem het geval
dat een werk een jaar duurt en er een werkman is, die 5
weken in dienst is, slechts voor een zeer korten termijn is
aangenomen en nu bij het afloopen van zijn werk wegens on
geschiktheid op zeer korten termijn zou worden ontslagen.
Dan zou, bij het voorstel van Burgemeester en Wethouders,
die werkman, bij ziek worden, voor zeer korten termijn zieken
geld krijgen. Maai" bij het voorstel van den heer van Tol zou men
volle 4 weken ziekengeld moeten uitbetalen. Want hij is 5
weken in dienst geweest en het werk duurt een vol jaar. De
beperkende bepalingen zijn hier niet van toepassing. Op zich
zelf zou dit nog zoo'n bezwaar niet zijn, maar er zijn op een
werk veel menschen die slechts voor een korten tijd aan
genomen kunnen worden. Men is van zooveel omstandigheden
afhankelijk, dat men de werklieden na korten tijd moet kunnen
ontslaan. Het arbeidskarakter van den man zelf wordt eenigszins
uitgedrukt door den termijn, waarvoor hij aangenomen wordt,
en dat is een voldoende bepaling voor het ziekengeld.
Men moet niet vergeten, dat de meeste der arbeiders wier
toestand hier geregeld wordt niet eens vaste werklieden zijn
zooals in onzen dienst, zelfs zijn zij niet te vergelijken met
onze tijdelijke krachten. Het zijn veelal menschen, die aange
nomen worden zonder dat men weet, waar zij het laatste
jaar geweest zijn. Zoo'n werkman kon wel een jaar lang
ziek zijn geweest en door een ligkuur of andere behandeling
een gezond uiterlijk hebben, terwijl hij een ziekte onder de
leden heeft, en wanneer dat zich dan na eenigen tijd laat
blijken, dan zou men 4 volle weken ziekengeld moeten be
talen. Ik vind dit toch wel een beetje bezwaarlijk, en daarom
kan ik met het voorstel van den heer van Tol niet meegaan.
De heer van der Lip. De redactiequaestie nu daargelaten
zou ik nog eene kleine opmerking willen maken. Ik zou het
onbillijk achten de uitbetaling langer te doen geschieden dan
de opzeggingstermijn duurt. Wanneer een werkgever een
opzeggingstermijn heeft van 8 dagen, dan moet men hem niet
de verplichting opleggen om 4 weken lang ziekengeld uit te
betalen. Ik zou dan eerder geneigd zijn met den heer Fokker-
mee te gaan en den opzeggingstermijn vast te stellen, hoewel
ik meen dat dit niet zoo gemakkelijk zal gaan. Dan zouden
wij kunnen houden de voorgestelde bepaling, dat de aannemer
ziekengeld moet betalen voor een tijd gelijk aan den opzeg
gingstermijn.
De Voorzitter. De quaestie van den opzeggingstermijn is
nu van minder belang dan vroeger, omdat nu toch de kosten
van het ziekengeld indirect door de gemeente zullen worden
gedragen.
Het amendement van den heer van Tol wordt in stemming
gebracht en met 16 tegen 8 stemmen aangenomen.
Vóór stemmen de heeren: A. Mulder, Zwiers, P.J.Mulder,
Fokker, Bosch, Sijtsma, Pera, van Gruting, Meuleman, Aal
berse, Driessen, Timp, de Boer, Bots, van der Eist en van Tol.
Tegen stemmen de heerenKorevaar, Kerstens, van der
Lip, van Hamel, de Vries, Fockema Andreae, Reimeringer
en Wildeboer.
De Voorzitter. Dan stel ik nu voor om de verdere behan
deling van deze zaak te verdagen tot een volgende verga
dering.
Aldus wordt besloten.
De heer Aalberse M. d. V. En wellicht zouden Burge
meester en Wethouders in dien tijd nog eens de redactie
kunnen nagaan, dat kan hier misschien nog wel wen-
schelijk zijn.
Niemand meer het woord verlangende, wordt de vergadering
gesloten.
Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.