465
dat, om meeningsverschil te voorkomen, omtrent de uitdruk
king betrekkelijk horten tijdin deze artikelen voorkomende,
worde bepaald, »ingeval van ziekte zal het loon worden uit
betaald tot een maximum van zes weken, doch niet langer
dan de arbeider in dienst was van den aannemer, voor hij
ziek werdt."
dat aan den arbeider zal worden vergoed tot een maximum
van zes dagen loon, het verzuim, ontstaan wanneer de arbei
der wel bereid en gereed is zijn gewonen arbeid te verrich
ten, doch de werkgever daarvan geen gebruik maakt,
dat overigens de bepalingen, omtrent verschillende oorza
ken van verzuim, als bevalling van de vrouw des arbeiders,
voor het begraven van famillieleden, enz. zooals zij in art.
1638 c van het Burgerlijk Wetboek zijn omschreven, ten volle
worden gehandhaatd,
Voor de motiveering van bovenstaand verzoek hebben wij
de eer uw geacht College te verwijzen naar bijgevoegde Me
morie van Toelichting.
Met verschuldigde gevoelens.
N. A. Molenaar, Voorzitter
P. J. Bomli, Secretaris
Memorie van Toelichting.
Ter toelichting van het door ons gedane verzoek hebben wij
de eer, het volgende onder de aandacht van Uw Geacht Col
lege te brengen.
Door de Wetgever zijn in de Wet op het Arbeidscontract
de artikelen 1638 c en d opgenomen, om den arbeider, die in
dienstbetrekking staat, voor de gevallen, dat hij buiten eigen
schuld den bedongen arbeid niet kan verrichten, gedurende
een korten tijd doorbetaling van zijn loon te vei zekeren.
De Wetgever maakte om verschillende redenen het in deze
artikelen bepaalde niet tot een dwingend recht, maar liet
anderzijds ook geen twijfel bestaanbaar omtrent zijn meening,
dat de arbeiders een moreel recht hebben op doorbetaling
van loon in de gevallen, in genoemde artikelen nader aan
gegeven, en scheen de verwachting te zijn toegedaan, dat deze
bepalingen de overgroote massa der arbeiders inderdaad ten
goede zouden komen.
Ter bevestiging van bovenstaaude herrinneren wij aan de
uitspraak van den Minister van Justicie, »dat hetgeen in de
artikelen 1638 c en d is bepaald, wel degelijk conform is aan
een bestaande rechtsovertuiging, niet alleen bij de volken die
ons omringen, maar ook ten onzent."
Den verwachtingen ten deze tijdens het behandelen der
Wet bij de arbeiders gewekt, is echter na dien, door de houding
van vele werkgevers, deerlijk den bodem ingeslagen.
Veelal zijn de arbeiders door de bij onderlinge alspraak op
tredende werkgevers gedwongen geworden, schriftelijke ar
beidscontracten te teekenen, waarbij zij afstand deden van de
rechten, hen in genoemde artikelen toegekend. Het komt ons
voor op den weg te liggen van Uw Geacht College, om er
voor te waken dat op werken, voor rekening der Gemeente
uitgevoerd, de arbeiders niet de dupe worden van de uitscha
keling der genoemde artikelen in de individueele arbeidscon
tracten, welke zij, op straffe van broodsgebrek gedwongen
waren te teekenen; en dat zij in het genot worden gesteld
der rechten, die de wet hen toekent en die strooken met de
bestaande rechtsovertuiging.
Wij hebben verder de eer. Uw Geacht College er op te wijzen,
dat reeds desbetreffende bepalingen door de Gemeenteraden
van Deventer, Zeist, Hilversum, Smallingerland, Leeuwardera-
deel, Engwirden en Schoterland in hunne bestekken worden
opgenomen.
Om evenwel eventueele geschillen bij toepassing van het
in genoemde artikelen bepaalde te voorkomen, en de uitvoe
ring zoo eenvoudig en doeltreffend mogelijk te maken, hetgeen
in het belang is van alle partijen, nemen wij de vrijheid er
bij Uw Geacht College ten krachtigste op aan te dringen, de
rechten welke de arbeiders aan bedoelde artikelen kunnen
ont.leenen, nader te omschrijven, zoodat in het bijzonder het
begrip betrek kei ijk korten tijd," meeningsverschil uitgesloten
worde.
Ofschoon het bezwaar, dat van de zijde der aannemers reeds
tegen opname van het gevraagde verbod in de bestekken is
te berde gebracht, als zouden deze artikelen een niet te mis
kennen last op de aannemers leggen, niet van zooveel gewicht
kan worden geacht, om daar door de voordeelen voor de ar
beiders eenvoudig prijs te geven, willen we er toch op wijzen
dat reeds eenige maatschappijen ten onzent werkzaam zijn,
die bedoeld risico, speciaal dat voortvloeiende uit art. 1638c,
voor een vaste premie op zich nemen.
Redenen waarom wij Uw Geacht College beleefd doch
dringend verzoeken, het gevraagde verbod in de bestekken
van door U uit te besteden werken te doen opnemen.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigdeu eerbied te kennen het Bestuur
van den Bond van Patroons in het Timmervak te Leiden
goedgekeurd bij Kon. besluit van 9 October 1901 No. 57 in
opdracht van de vergadering
dat het kennis genomen heeft van een bij Uwen Raad
ingediend adres (van den R. Kath. Volksbond) strekkende om
de Aannemers van Gemeente werken het recht te ontzeggen
om in hun arbeidscontracten met de bij die werken gebe
zigde arbeiders af te wijken van de artikelen 1638c en 1836d
van het BW. dat het op hierna te ontwikkelen gronden een
zoodanige verbods bepaling strijdig zou achten met het stand
punt door de Gemeente ten opzichte van de verhouding tus-
schen de patroons en werklieden in te nemen en schadelijk
voor de belangen der betrokken werkgevers
redenen waarom het Uw College verzoekt afwijzend op
bedoeld adres te beschikken of zoo het daartoe niet kan be
sluiten het risico te brengen ten laste der Gemeente
't Welk doende
namens bovengenoemden Bond.
J. van der Voet, Voorzitter.
Leiden 12 Januari 1910. A. v. 't Riet, Secretaris.
Toelichting behoorende bij het Adres
van den Bond van Patroons in het
Timmervak te Leiden.
In de Artikelen 1638c1638d van het BW (arbeidscontract)
worden de gevallen opgesomd, waarin de arbeider bij on
willig verzuim het recht op de uitkeering van het' loon
behoudt.
Tegen dat wettelijk voorschrift, dat in het algemeen tot
eene verbetering van de positie der arbeiders kan leiden en
dus uit dien hoofde te prijzen valt, zou inderdaad niet zoo
ernstig bezwaar bestaan indien niet zijne toepassing op tal
van bedrijven een zoo drukkenden last zou leggen, dat de Wet
gever zelf den werkgever de bevoegdheid heeft gelaten om
bij schriftelijke overeenkomst daarvan af te wijken.
Tot die bedrijven moet ook gerekend worden dat van den
Aannemer van werken, en het is dan ook van algemeene
bekendheid, dat. om van andere bedrijven nietjte spreken,
bijna alle Aannemers gebruik hebben gemaakt van hun recht
om de artikelen in kwestie bij het aangaan van Arbeids
contracten met hun werklieden volledig uit te schakelen.
Bij Uwen Raad is intusschen een verzoekschrift ingekomen
waarin met de bezwaren van werkgeverszijde geen rekening
wordt gehouden en waardoor dezen de uitoefening eener wet
telijke bevoegdheid onmogelijk wordt gemaakt.
Zonder nu in den breede te willen releveeren wat in de
Memorie van Toelichting bij de debatten in de Tweede Kamer
door den Minister en door belanghebbenden omtrent bedoeld
uitschakelingsrecht is te berde gebracht, heeft de Bond van
Patroons in het Timmervak gemeend tegen dit verzoekschrift
zijn stern te moeten doen hooren, ten einde, zoo mogelijk, te voor
komen, dat den Raad dienaangaande eene beslissing zou
nemen, waarvan een ernslige, door den Wetgever immers
niet gewilde verkorting van de rechten zijner leden het ge
volg zouden zijn.
Door den Wetgever niet gewild, wij herhalen blijkens de
de slot alinea's der Artikelen 1638c1638d.
Immers waar de Wetgever om redenen van utaliteit eene
uniforme regeling voor tal van overigens zeer uiteenloopende
Catagoriën van arbeiders moest ontwerpen, bleef hem niet
temin dit groote verschil niet verborgen en heeft hij zich wel
degelijk rekenschap gegeven van de zeer ongewenschte ge
volgen, welke een dringend, absoluut bindend karakter van
de Artikelen 1638c1638d voor de werkgevers in vele be
drijven teweeg zoude brengen.
Geheel anders toch is de positie van den werkgever ten
opzichte van zijn dienstboden, van inwonend personeel in
andere bedrijven of van werklieden in meer constante dienst
betrekking dan die van den patroon in de bouwbedrijven,
die, in de meeste gevallen voor het meerendeel met z. g. losse
arbeiders moet werken.
Voor de werkgevers zou de verplichte toepassing der meer
genoemde artikelen eene onbillijkheid zijn, ook met het oog
op de moeilijkheid van schatting van het risico, het gevaar
voor Simulatie, dat inderdaad niet geheel denkbeeldig mag
worden geacht e. d. Want dat een gunstige beschikking op
het bovenbedoelde verzoekschrift zeer bepaaldelijk zou zijn
in het nadeel der werkgevers, kan toch, en hier treedt ook
de materiëele zijde der zaak een weinig naar voren, niet
worden ontkend.
De ervaring, door de werkgevers met de «Ongevallenwet"
opgedaan maant tot voorzichtigheid en heeft hen huiverig
gemaakt om ook ten aanzien van deze wet te trachten eene
begrooting te maken van het risico, dat uit de toepassing
voor hen kan voortvloeien.
Daar een uitschakelingsverbod in de eerste plaats indruischt
tegen de bedoeling der wet, en hem verder belast met een
risico, waarvan bij gebreke van elke ondervinding, de kosten
niet kunnen worden begroot wat ten gevolge heeft dat ze
niet op den besteder kunnen worden afgewenteld maar voor
rekening van den werkgever komen.
Volgens ons inzien behoort dan ook afwijkend op het adres
beschikt te worden of zou Uwen Raad, indien ze onverhoopt
anders mocht beschikken, uit billijksheidsoogpunt, het risico