161 indien bedoeld vervoer in eenig kalenderjaar méér dan 20.000000 K.G. heeft bedragen. Partij ter andere zijde zal verder aan partij ter eener voor zendingen, welke hetzij door eene vergissing van derdenhetzij door het ontbreken van rechtstreeksche vrachtprijzen tusschen het station Leiden van partij ter andere zijde en het station van afzendingniet over den spoonveg van partij ter andere zijde zijn aangekomendoch ten hoogste tot een gezamenlijk gewicht van 200 000 K.G. per kalenderjaarterugbetalen 65 cents per 1000 K.G. op het overeenkomstig het sub. b. bepaalde geheven overbrengloon. Art. 4. 1. Voor het vervoer over den verbindingsspoorvjeg naar de spoorverbinding en de eventueele schaden, welke daarvan het gevolg mochten zijn of worden, gelden de bepalingen van de spoorwegwet van 9 April 1875 (Staatsblad no. 67) en van de reglementen, welke op grond van deze wet zijn gemaakt. 2. Op de aan partij ter eerier of aan derden op de spoor verbinding afgeleverde wagens en goederen zijn de bepalingen van het Algemeen Reglement voor het vervoer op de spoor wegen en de bijzondere bepalingen, behoorende bij de tarie ven van partij ter andere zijde, toepasselijk. 3. De beladen aangebrachte wagens moeten binnen acht uren, nadat zij op de spoorverbinding ter beschikking zijn gesteld, worden gelost. Wanneer ledige wagens door partij- ter andere zijde ter belading op de spoorverbinding worden beschikbaar gesteld, zal de belading moeten geschieden: ten eerste: op denzelfden dag, wanneer ze des voormiddags ter be schikking en ten tweede: den volgenden dag vóór twee uren des namiddags, wanneer zij des namiddags ter beschikking zijn gesteld. 4. Mocht lossing of lading niet op tijd geschied zijn, zoo zal partij ter andere zijde voor onkosten niet meer dan 1,20 per wagen en per 24 uren of gedeelten daarvan berekenen. 5. De levering van wagens welke ter belading met goederen, bestemd om per spoorweg van partij ter andere zijde te wor den verzonden, worden aangevraagd, zal door partij ter andere zijde zoo spoedig mogelijk geschieden. Art. 5. Beschadiging aan of verlies van wagenstukken, als rongen, verlengstukken, dekkleeden, touwen, koppelstangen enzoo- voorts, zoomede beschadiging aan of verlies van de wagens zelf op de spoorverbinding wordt door partij ter eener aan partij ter andere zijde vergoed overeenkomstig de bepalingen van het aan beide partijen bekende «Uebereinkommen be treffend die gegenseitige Wagenbenützung im Bereiche des Vereins Deutscher Eisenbahn-Verwaltungen" van 1 April 1897, tenzij deze kosten op derden kunnen worden verhaald. Art. 6. 1. Deze overeenkomst wordt aangegaan voor een tijdperk van tien achtereenvolgende jarenaanvangende en wordtzoo ze niet één jaar voor het ver strijken van dien termijn door een der partijen schriftelijk wordt opgezegd, telkens geacht voor één jaar te zijn verlengd. 2. Zij vervalt nochtans van rechtswege indien en zoodra partij ter andere zijde mocht ophouden den spoorweg Am sterdamRotterdam te exploiteeren, in welk geval partij ter eener zich verbindt om, zoo de opvolger in deze exploitatie daartoe zijn verlangen te kennen geeft, de voorwaarde dezer overeenkomst tegenover dezen opvolger in de exploitatie na te leven. Art. 7. De kosten van zegels en registratie van deze overeenkomst komen ten laste van beide partijen, elk voor de helft. ONTWERP SUPPLEMENT-OVEREENKOMST betreffende de spoorverbinding met het Gemeentelijk Abattoir te Leiden. Burgemeester en Wethouders van Leiden, ten deze han delende ter uitvoering van het besluit van den Raad dier Gemeente dd voor en in naam van de Gemeente Leiden, partij ter eener en de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij, gevestigd te Amsterdam, vertegenwoordigd door haren Raad van Ad ministratie, partij ter andere zijde, zijn, overwegende dat het noodig is de tusschen haar gesloten «Overeenkomst betref fende de spoorwegverbinding met het gemeentelijk abattoir te Leiden dd. 29 Mei/4 Juni 1901, in duplo geregistreerd te Leiden, den 19 Juni 1901, deel 87, folio 118, verso vak 2, hierna verder aangeduid als »de Overeenkomst" te wijzigen, overeengekomen hetgeen volgt Artikel 1. Alinea la van Artikel 4 der overeenkomst zal worden ge lezen Vier gulden f 4.— per beladen wagen aangebracht met den spoorweg van partij ter andere zijde of met een spoorweg door haar geëxploiteerd, of bestemd om daarmede te worden vervoerd. Het tweede lid van Artikel 4 is vervallen. Art. 2. Artikel 7 der overeenkomst is vervallen en vervangen door een nieuw artikel 7, aldus luidende: (1) Deze overeenkomst wordt aangegaan voor een tijdperk van tien achtereenvolgende jaren, aanvangende en wordt, zoo ze niet één jaar voor het verstrijken van dien termijn door een der partijen schriftelijk wordt op gezegd, telkens geacht voor één jaar te zijn verlengd. (2) Zij vervalt nochtans van rechtswege indien en zoodra partij ter andere zijde mocht ophouden den spoorweg Am sterdamRotterdam te exploiteeren, in welk geval partij ter eener zich verbindt om, zoo de opvolger in deze exploitatie daartoe zijn verlangen te kennen geeft, de voorwaarden dezer overeenkomst tegen dezen opvolger in de exploitatie na te leven. Art. 3. De kosten van zegels en registratie van deze wijzigings overeenkomst komen ten laste van beide partijen, elk voor de helft. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Amsterdam, 29 November 1910. Bij de op j.l. Donderdag met Uw College gehouden bespre king zegden wij toe nader te zullen overwegen, in hoeverre wij zouden kunnen tegemoetkomen aan den door Uw College uitgesproken wensch, dat de door ons bedongen som van f 10.000 eerst op het tijdstip van naasting van onze spoor wegen door de Gemeente aan onze Maatschappij zoude worden betaald. De slotsom onzer overwegingen is, dat \yij op dadelijke be taling bij het aangaan der gewijzigde overeenkomsten moeten blijven prijsstelten. Moge toch uit de gevoerde briefwisseling bij Uw College zich de meening hebben gevestigd, dat in de voldoening van voornoemd bedrag een eenvoudige terugbetaling van de door ons aan den aanleg van de op gemeentelijk terrein tot stand gebrachte werken opgesloten lag, ten einde ons te vrijwaren voor schade bij voorzegde naasting, voor ons heeft die som van f 10.000, door den loop der onderhandelingen, een ander karakter verkregen. Wij zien daarin den prijs, waarvoor wij ons bereid hebben kunnen verklaren de nieuwe overeenkomst betreffende de aansluiting aan de Gemeentelijke lichtfabrieken aan te gaan. Maar dan hebben wij er daarbij ook op gerekend, dat de rente van die som ons ten goede zoude komen, hetgeen wij billijk achten tegenover het prijsgeven onzerzijds van de bij de tegenwoordige overeenkomst bestaande garantie zoowel als tegenover de, in vergelijking met andere soortgelijke aanslui tingen zeer voordeelige regeling van het overbrengloon bij de aangeboden overeenkomst. Wij vertrouwen dan ook, dat Uw College zijnerzijds bij nadere overweging in de dadelijke betaling van meergenoemde sorn van f 10.000 zal kunnen berusten en de overeenkomsten thans spoedig aan de goedkeuring van den Gemeenteraad zal willen onderwerpen. De Raad van Administratie, G. F. v. d. Wijk. Voorzitter. J. J. s' Jacob. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. N°. 362. Leiden, 12 December 1910. Den 15en Juli van het vorige jaar bereikte U een adres van de afdeeling Leiden van den Nederlanschen Roomsch Katholieken Volksbond, houdende het verzoek om »in 't ver volg in de bestekken der van wege de gemeente aan te besteden werken den aannemers de verplichting" op te leggen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1910 | | pagina 5