159 het station H. IJ. S. M. geleverd worden, eer dan de Engel- sche, die franco voor den wal der gasfabriek worden aange voerdvoor levering in aanmerking komen. Bij de vraag, welke gaskolen zouden worden aangekocht, had de Directie er dus steeds rekening mede te houdendat bij den aankoop van uitsluitend Engelsche kolen, bovendien de garantie van f 4500.zou verschuldigd zijn. En zoo was dus de aankoop van Duitsche kolen hoewel hooger 111 prijs, voor de gasfabriek veelal toch aannemelijker dan die van Engelsche kolen. Dit nadeelig verschil voor de Engelsche kolen nu nog te ver- grooten door de verhooging van de garantie achtten commis sarissen niet in het belang van de gasfabriek. En nu was het wel waar dat met de vernieuwing van de brug ook de kosten van bediening daarvan zouden verminderen, maar dat voordeel kon toch niet opwegen tegen het nadeel van de ver hoogde garantie. Bovendien mocht de maatschappij toch ook niet uit het oog verliezen dat de vernieuwing van de brug de kosten van het jaarlijksch onderhoud voor haar belangrijk zou doen verminderen. Intusschen, commissarissen moesten erkennen dat de ver nieuwing van de brug noodwendig tot eenige verhooging van het aanlegkapitaal en dus ook van de gegarandeerde opbrengst van het vervoer moest leiden, maar dan niet met het volle bedrag van f 11500.maar met dat bedrag, ver minderd met de waarde van de bestaande brug. En daarbij zouden zij dan aan de maatschappij voor eenmaal een tege moetkoming willen verleenen van 2500.zijnde het ge kapitaliseerde bedrag van de jaarlijks door de gemeente op de bediening van de brug bespaarde kosten. De maatschappij, aan wie dit bemiddelingsvoorstel door ons werd overgebracht, wilde daar echter niets van weten. Zij deed opmerken, «dat het in art. 9 in verband met art. 4 der acte van overeenkomst van 19 Juni 1882 bedoelde bedrag moet voorstellen de werkelijk door ons besteede kosten van aanleg van den verbindingsspoorweg naar de gasfabriek ten uwent en niet het bedrag van de stoffelijke waarde welke aan dezen spoorweg zou kunnen worden toegekend" en dat er dus van een afschrijving op deze werkelijk besteede kosten van aanleg geen sprake kon zijn. En waar nu ook commissarissen hunnerzijds niet over het bezwaar der ver hoogde garantie konden heenstappen, zagen wij ons ten slotte wel genoodzaakt, overeenkomstig hun advies, bij dezer- zijdsch schrijven van 14 Maart 1908 aan de maatschappij te berichten, dat wij geen vrijheid konden vinden op de door haar verlangde wijze tot de vernieuwing van de brug mede te werken en dat wij er de voorkeur aan gaven ons met de oude brug te blijven behelpen, liever dan den grooteren financieelen last op ons te nemen, dien de door haar voorgestelde transactie voor de gemeente zou meebrengen. Mochten echter nadere voorstellen van de maatschappij door ons kunnen worden tegemoet gezien, dan zouden wij die gaarne in overweging nemen. Zoo bleef dan de zaak voorloopig weder rusten Eindelijk, den 27en Augustus 1909 bereikte ons andermaal een schrijven van de maatschappij, waarbij thans een nieuw voorstel aan ons oordeel werd onderworpen. In dien tusschentijd had de maatschappij zich onledig gehouden met onderhandelingen met den minister van waterstaat over de wijze, waarop de kosten van vernieuwing van de brug over den Maresingel op den kapitaalstaat der maatschappij zouden kunnen worden verrekend, welke onderhandelingen intusschen tot geen be vredigende oplossing hadden geleid. De maatschappij zag thans geen anderen uitweg, dan 11 voor te stellen een andere regeling voor de instandhouding en bediening van de spoor wegverbinding naar de gasfabriek en het abattoir uwer ge meente te treffen, geschoeid op den leest van voor soortgelijke verbindingen met anderen getroffen regelingen." En zij om schrijft die regeling nader als volgt: »Het daarbij vooropstaande beginsel voor de onderwerpelijke verbinding toepassende, zoude het de taak uwer gemeente worden voor de spoorwegwerken, voor zooverre deze op ge meente-eigendom liggen, te zorgen, terwijl onze zorg zich niet langer en verder zal uitstrekken, dan tot onzen eigendom. «Dergelijke regeling behoeft niet te beletten, integendeel gaat daarmede doorgaans gepaard dat wij ons desverlangd- belasten met aanleg en onderhoud (maar dan voor rekening van de gemeente) van de op haar terrein reeds gemaakte of nog te maken spoorwegwerken." Het schrijven eindigde met een verzoek om een onderhoud, waarbij dit voorstel nader zou kunnen worden besproken. Door een samenloop van omstandigheden had dit on derhoud eerst op den 2en December van het vorige jaar plaats. Daarbij werd overeenstemming verkregen omtrent dit punt, dat het in beginsel wenschelijk en daarbij ook regel matig moest worden geacht, dat de maatschappij en de ge meente ieder eigenaar zouden worden van de werken op haar eigen terrein. De brug zou dus eigendom worden van de ge meente Leiden en daarmede zou de gemeente dus ook de kosten van vernieuwing van de brug en die van het onder houd voor hare rekening nemen. Yan haar kant zou de maatschappij dan de garantie van een bepaalde opbrengst van het vervoer over den verbindingsweg prijs geven. Ove rigens werd er, voor zoover wij ons kunnen herinneren, bij die gelegenheid niet over gesproken, dat de gemeente voor de overname van de brug nog een zekere som gelds aan de maatschappij zou moeten betalen. Zeker is in ieder geval, dat een bepaald bedrag toen niet werd genoemd. Wel eenigszins teleurgesteld waren wij dan ook, toen ons bij de nadere uitwerking van het voorstel der maatschappij, in haar schrijven van 15 Januari van dit jaar, bleek dat de maatschappij alleen dan bereid was tot. het sluiten der nieuwe overeenkomst over te gaan, indien de gemeente vooraf aan de maatschappij als vergoeding voor de door haar gemaakte kosten van aanleg der spoorverbinding (d i. het gedeelte van den verbindingsspoorweg, gelegen op de terreinen van de stede lijke gasfabriek) zou betalen de som van f 19.000. Het is duidelijk dat de «animo" van ons college niet groot was om op dit voorstel in te gaan en waar nu ook de Directeur der Stedelijke fabrieken van gas en etectriciteit, wiens advies ter zake door ons werd ingewonnen, juist in dezen tijd met werkzaamheden overladen was ten gevolge van de reeds ge sloten of nog te sluiten contracten wegens de levering van gas en electriciteit aan de omliggende gemeenten, zoo kon het alweder October worden, alvorens het rapport van den Directeur ons college bereikte. De Directeur, door wiens bemiddeling alle onderhandelingen over de vernieuwing van de brug met de maatschappij ge voerd waren en die er inmiddels in geslaagd was enkele wij zigingen in de nieuw-voorgestelde overeenkomst te verkrijgen, die als niet onbelangrijke voordeelen voor de gemeente konden worden beschouwd, meende dat er thans wel reden bestond om op de door de Holl. IJzeren Spoorweg Maatschappij voorgestelde transactie in te gaan. Hield men rekening met het feit dat de maatschappij van af het tot standkomen van de ver- bindingsbaan in 1882 af steeds het onderhoud van de brug en van de aarden baan, ook waar deze op het, terrein van de gasfabriek gelegen was, voor hare rekening had genomen en dat de toege zegde garantie van 5% van het aanlegkapitaal uit dit oogpunt bekeken niet hoog kon worden geacht, dan was een uitgave van f 10.000.— voor de overneming van brug en baan naar zijn meening wel te rechtvaardigen. En de overeenkomst zelve was na de daarin gebrachte wijzigingen veel aannemelijker geworden. Zoo had de maatschappij voorgesteld de overbreng- kosten per ton vervoerde goederen, nu de garantie zou vervallen, te bepalen op 25 cent, terwijl tot dusver na de verrekening, bedoeld in art. 4 der overeenkomst van 1882, slechts 20 cent betaald werd. De Directeur had nu verkregen' dat ook in het vervolg, wanneer meer dan 20.000 ton kolen in een jaar vervoerd werden, niet meer dan 20 cent per ton zou worden in rekening gebracht. Verder had de maat schappij eenige concessies gedaan voor het geval voor de gasfabriek bestemde goederen door bijzondere omstandigheden langs de lijnen van de Staatsspoor naar Leiden waren ver voerd, terwijl eindelijk nog in de overeenkomst een nieuwe bepaling was opgenomen, krachtens welke voor goederen, welke langs de spoorwegen door de Haarlemmermeer zouden worden aangebracht of vervoerd, dezelfde voorwaarden zouden gelden, als voor de goederen, die langs de lijn Amsterdam Rotterdam werden aangebracht of vervoerd. Maar meer dan dit alles woog voor de fabriek, dat de tot dusver bestaan hebbende garantie-bepaling uit de overeen komst zou verdwijnen. Daardoor toch zou de Directie van een knellenden band worden ontslagen in zooverre zij zich in het vervolg bij de beantwoording der vraag of Duitsche dan wel Engelsche kolen zouden worden aangeschaft, uit sluitend door den kost-prijs van de kolen zou behoeven te laten leiden. Eindelijk werd nog op instigatie van den Voorzitter van ons college de concept-overeenkomst in dien zin gewij zigd dat zij niet, als was voorgesteld, ten allen tijde door een der partijen op een termijn van 6 maanden zou kunnen worden opgezegd, maar dat zij in ieder geval zou gelden voor een tijdvak van 10 jaren, en daarna steeds geacht zou worden voor een jaar te zijn verlengd, indien zij niet één jaar tevoren schriftelijk was opgezegd. Ondanks dat alles echter kon ons college met de voorge stelde transactie nog geen vrede hebben. Maar al te veel toch kwam het ons voor, of al het voordeel hier aan de eene, al het nadeel aan de andere zijde was. De kosten van ver nieuwing van de brug waren geraamd op f 15000,— deze zouden voor rekening van Leiden komen; het onderhoud van de brug, tot dusver ten laste van de maatschappij komende, zou op de gemeente overgaan; en eindelijk zou de gemeente voor den eigendom van een brug en van een stuk aarden baan, die niets waard waren, en alleen lasten zouden mee brengen, nog een som van f 10,000 moeten betalen. En als eenige voordeelen voor de gemeente stonden daar dan tegen over de besparing op de kosten van bediening van de brug

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1910 | | pagina 3