458 inrichting van het nieuw gebouwde magazijn noodig zijn een bedrag van 444.000.waarvan 2/s ten laste van de gas fabriek en 1/3 ten laste van de electriciteitsfabriek zal moeten komen. Waar deze som echter nagenoeg geheel voor de stichting van vaste gebouwen bestemd is, kan, naar com missarissen meenen, in dit geval met een aflossing in 30 jaren worden volstaan. Nadat ten slotte nog is medegedeeld, dat bij uitvoering van de nieuwe plannen, het vrijkomend kantoorgebouw voor laboratorium en photometrisch onderzoek zal worden ingericht, terwijl een kamer tot bergplaats voor teekeningen en een kamer tot bodenkamer zal worden bestemdgeven wij u overeenkomstig het advies van commissarissen in overweging: 4°. door vaststelling van den hierbij overgelegden supple- toiren begrootingsstaat een bedrag van 111 000.beschikbaar te stellen voor den bouw van een administratiegebouw, een winkelhuis met kantoor en bergplaats en de inrichting van het nieuwe magazijn ten behoeve van de fabrieken van G. en E. 2°. te besluiten tot aanvulling van het Uitbreidings- en Vernieuwingsfonds der gasfabriek met f 74.000.en van dat der electriciteitsfabriek met 37.000.—, onder bepaling, dat jaarlijks door de fabrieken aan de gemeente zal wórden betaald dezelfde interest, als de gemeente van het door haar geleende kapitaal verschuldigd is en dat jaarlijks door die fabrieken 3± aan de gemeente zal worden afgelost. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 359. Leiden, 6 December 1910. Onder verwijzing naar nevensgaand schrijven van de com missie voor de bewaarscholen, geven wij Uwe Vergadering in overweging over te gaan tot de benoeming van een lid dier commissie, ter voorziening in de vacature, welke zal ontstaan door de periodieke aftreding als zoodanig van den heer Dr. J. (J. M. Timmermans Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 30 November 4910. Ter vervulling der vacature, welke einde des jaars in de Commissie der Bewaarscholen zal ontstaan door de periodieke aftreding van den Heer J. C. M. Timmermans (het medisch lid, bedoeld in Art. 3 der Verordening van 13 Mei 4869, Ge meenteblad No. 6), heeft voornoemde Commissie de eer, de volgende aanbeveling bij U in te dienen de Heer J. C. M. TIMMERMANS; de Heer Dr. C. J. A. VAN ITERSON. De Commissie der Bewaarscholen, J. A. van Hamel, Voorzitter. M. van Wamelen, Secretaris. N°. 360. Leiden, 9 December 1940. Ter vervulling van de vacature van leerares in de Natuur- en Scheikunde aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes alhier, welke zal ontstaan tengevolge van het met ingang van 4 Januari 1911 verleend ontslag aan Mej. N. Klaassen, hebben wij de eer U de volgende aanbevelingslijst aan te bieden 4°. Mej. A. M. D. LANGEZAAL, scheikundig ingenieur te Leiden 2°. Mej. O. B. VAN DER WTEIDE, scheikundig ingenieur te Delft; 3®. Mej. A. C. FLOHIL, bezitster van de akte M. O. voor Natuur- en Scheikunde, te 's-Gravenhage. Onder mededeeling, dat de adviezen van den Inspecteur van het Middelbaar Onderwijs en van de Commissie van Toezicht in de Leeskamer ter inzage liggen, geven wij U in overweging alsnu tot eene benoeming over te gaan, maar stellen U tevens, overeenkomstig het advies van de Com missie van Toezicht, voor de benoeming voorloopig slechts voor één jaar te doen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 361. Leiden, 7 December 4910. De brug over de Maresingelgracht in den verbindingsspoor weg van de lijn Amsterdam Rotterdam van de Holl IJzeren Spoorwegmaatschappij naar de gasfabriek alhier, verkeert sinds geruimen tijd in zeer ongunstigen toestand. Zij is dikwijls defect en eischt veel onderhoud. De brug is eigendom van de Holl. IJzeren Spoorweg Maat schappij, die ook voor het onderhoud heeft zorg te dragen. Daarentegen is de gemeente met de bediening van de brug belast. Die bediening nu, welke geschiedt door het personeel van de gasfabriek, is buitengewoon moeielijk en eischt groote uitgaven. Naar de Directeur mededeelt zijn voor het openen en sluiten van de brug niet minder dan 9 man noodig, die daaraan telkens een kwartier werk hebben. Bedenkt men nu dat de brug gemiddeld tweemaal daags moet worden geopend en gesloten en rekent men het tijd ver lies, eer de werklieden bijeen en daarna weer aan hun werk zijn, ook op een halt uur per dag, dan blijkt dus dat alleen voor de bediening van deze brug dagelijks 9 man gedurende IV2 uur aan hun gewone werkzaamheden zijn onttrokken. Geen wonder dan ook dat de Directeur der gasfabriek reeds sedert lang bij de maatschappij op verbetering van de brug heeft aangedrongen. Het eerste schrijven in dien zin van den Directeur dag- teekent van 13 Maart 1905. Den 31en Mei van het jaar 1907 bereikte ons daarop een project van den Raad van Admini stratie van de maatschappij, waarbij werd voorgesteld de houten rolbrug te vervangen door een ongelijkarmige gecon strueerde draaibrug, waardoor aan de dezerzijds bij de bediening ondervonden bezwaren zou worden tegemoet gekomen. De kosten dier brug zouden bedragen f 14000.—, maar aangezien ter voldoening aan dezerzijds geopperde wenschen aan de nieuwe brug een doorvaartwijdte zou worden gegeven van 7,5 M., inplaats van 6 M., en een grootere doorvaarthoogte van 0,25 M., zou in die kosten door de gemeente Leiden een bijdrage moeten worden verleend van ƒ2500,— En inderdaad was bij het ontwerpen van de brug op ver zoek van onzen kant met eventueele behoeften van de scheep vaart in de toekomst rekening gehouden. Het was immers vrij zeker dat wanneer te eeniger tijd de veemarkt een her nieuwde uitbreiding naar de zijde van den Rijnsburgersingel zou ondergaan, de singelgracht het aangewezen vaarwater zou worden om het vee ter markt aan te voeren. Het was dan ook niet meer dan natuurlijk dat de gemeente de meer dere kosten die van de verwijding en de verhooging der brug het gevolg waren, voor hare rekening zou nemen. Wij berichtten dus aan de maatschappij bij schrijven van 13 Augustus 1907, dat wij ons met het overgelegde plan volkomen konden vereenigen en dat de gemeente bereid was in de kosten van de nieuwe brug 2500,bij te dragen. Zou men nu meenendat hiermede de zaak geheel geregeld was, na verloop van weder eenige maanden zou blijken, dat dit nog allerminst het geval was. De 18en Januari 1908, be reikte ons toch andermaal een schrijven van de Holl. IJzeren SpoorwegMij., waarbij ons werd voorgesteld »het bedrag bedoeld in art. 9 der acte van overeenkomst d.d. 49 Juni 4882 be treffende de spoorwegverbinding met de stedelijke gasfabriek te Leiden te verhoogen met de werkelijke bouwkosten der nieuwe brug, na aftrek van Uwe bijdrage in deze kosten ad ƒ2500,— Dit voorstel was een gevolg van de tusschen de maat schappij en den minister van waterstaat gevoerde correspon dentie. De maatschappij had namelijk aan den minister ver zocht »goed te keuren dat deze werken zullen worden be schouwd als te zijn werken van verbetering in den zin van art. 20 onzer exploitatieovereenkomst van 24 Januari 1890, en de kosten na aftrek der bijdage van 2500.alzoo kunnen worden verrekend ten laste van den staat bedoeld in art. 44 dezer overeenkomst". En de minister had hierop geantwoord met de wedervraag om nader te worden ingelicht »omtrent het opnemen van de waarde der spoorwegverbinding in den kapitaalstaatalsmede omtrent de wijze, waarop Uwe Maatschappij door de gemeente in welker belang de voor gestelde wijziging zal worden uitgevoerd schadeloos gesteld zal worden voor de betaling van rente en aflossing van het meerdere kapitaal (art. 9 j°. art. 4 van de overeenkomst van 31 Mei (49 Juni) 4882)" Vandaar het voorstel der maat schappij om het bedrag bedoeld bij art. 9 van de overeen komst van 19 Juni 4882 met het bedrag van de ten laste van de maatschappij blijvende kosten van vernieuwing van de brug te verhoogen. Hiertegen nu bestond bij commissarissen der stedelijke fabrieken van G. en E. zeer ernstig bezwaar. Verhooging van het bedrag bedoeld in art. 9 met f 44000.— 2500.— 41500.— beteekende namelijk voor de fabriek een verhoo ging van de gegarandeerde opbrengst van het vervoer over de verbindingslijn in een jaar met 575.Immers de ge meente had bij art. 4 gegarandeerd als opbrengst van het vervoer 5% van het aanlegkapitaal, en waar dat aanlegkapi- taal was vastgesteld op 90.000.bedroeg dus de garantie van de gemeente 4500.per jaar. Werd nu evenwel in verband met de vernieuwing van de brug het aanlegkapitaal tot 401.500.verhoogd, dan zou daarmede ook de jaar- lijksche garantie tot 5075.stijgen. En nu bestond bij commissarissen der gasfabriek tegen deze verhooging van de garantie juist daarom zoo groot bezwaar, omdat reeds door het bestaan dier garantie zelve de Duitsche kolen, die franco

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1910 | | pagina 2