154 door den heer Vergouwen voorgestelde algemeene verhooging van het schoolgeld aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes, indien men althans met ons van meening is, dat welke die algemeene verhooging ook mocht zijn, het surplus voor de bui- tenleerlingen toch altijd behoort te bedragen ƒ60.voor leerlin gen uit gemeenten, waarmede gecontracteerd is, en 90 voor leerlingen uit andere gemeenten. Stel dus dat in strijd met ons advies het voorstel van den heer Vergouwen om het school geld van de H. B. S. voor Meisjes, ook voor leerlingen uit deze gemeente, tot f 80.te verhoogen, eens werd aan genomen, dan zou, wanneer inmiddels tot de thans door ons voorgestelde verhooging was besloten, het eenige gevolg daar van zijn, dat voor de buitenleerlingen der meisjesschool het schoolgeld zou stijgen tot resp. f 140.— en 170.Intus- schen is het niet onmogelijk, dat de behandeling van het voorstel Vergouwen nog aan de behandeling van dit voorstel zal kunnen voorafgaan. Maar in ieder geval achtten wij het niet wenschelijk met de beantwoording van het schrijven van den Minister nog langer te wachten. Op grond van het bovenstaande geven wij u dus nu in overweging 1°. over te gaan tot de vaststelling van de volgende ver ordening VERORDENING, houdende wijziging van de verordening van 19 April 1900, regelende de heffing van schoolgelden aan het Gymnasium, de Hoogere Burgerschool voor Jongens en de Hoogere Burgerschool voor Meisjes te Leiden (Gem. Bh n°. 29) zooals die laatstelijk gewijzigd is bij verordening van 5 Mei 1904 (Gem. 111. n°. 18). Artikel 1. Tusschen de artt. 2 en 3 van bovengenoemde verordening wordt ingevoegd een nieuw art. 2a, luidende „In afwijking van het bepaalde bij het le lid van het vorige artikel bedraagt het schoolgeld voor leerlingen der beide Hoogere Burgerscholen, wier ouders of verzorgers in een andere gemeente wonen en die niet zeif hun voortdurend verblijf in de gemeente Leiden hebben, voor zoover althans met het bestuur dier gemeenten geen overeenkomst is gesloten, krachtens welke leerlingen uit die gemeente tegen betaling van het gewone schoolgeld moeten worden toegelaten, f 90.per jaar meer dan volgens die bepaling voor de Leidsche leer lingen verschuldigd is. Art. 2. Deze verordening treedt in werking op 1 September 1911 voor zooveel leerlingen betreft, die bij het vaststellen dezer verordening reeds op school zijn, en op '1 Maart 1911, ten aanzien van leerlingen, die na die vaststelling tot de school worden toegelaten. 2°. ons te machtigen tot het sluiten van een overeenkomst met de daarvoor in aanmerking komende gemeenten, krach tens welke de gemeente Leiden zich verbindt de uit die ge meenten afkomstige en niet geregeld in deze gemeente ver blijvende leerlingen op denzelfden voet tot de beide Hoogere Burgerscholen alhier toe te laten als de Leidsche leerlingen en die gemeenten op zich nemen, jaarlijks voor ieder der hier bedoelde leerlingen een bedrag van f 60.in de kas onzer gemeente te storten. Een lijst van de leerlingen van buiten (niet hier woonachtig), die de lessen aan een van onze beide Hoogere Burgerscholen volgen, laten wij hier achter afdrukken. Aan den Gemeenteraad. Bijlage I. Burg. en Weth. van Leiden. 's-Gravenhage, 30 Maart 1910. Ik heb de eer Uw College te berichten, dat naar mijne meening niet alleen door het Rijk, doch ook door de belang hebbende buitengemeenten moet worden bijgedragen in de kosten eener gemeentelijke hoogere burgerschool. Ik geef den Raad Uwer gemeente mitsdien in overweging met de besturen dier buitengemeenten eene overeenkomst aan te gaan, waarbij gene zich Verbindt de leerlingen uit deze gemeenten op denzelfden voet toe te laten als de Leidsche jongelieden en bedoelde gemeentebesturen hunnerzijds de verplichting op zich nemen, jaarlijks eene som in de kas Uwer gemeente te storten, hetzij tot vooraf vast te stellen bedrag, onafhankelijk van het aantal leerlingen, hetzij berekend naar het getal der buitenleerlingen, die op de hoogere bur gerschool plaatsing erlangen. Voor het geval een of meer der buitengemeenten mochten weigeren een dergelijke overeenkomst te sluiten, zoude er mijnerzijds geen bezwaar tegen bestaan, dat van de leerlingen uit deze gemeenten een hooger schoolgeld werd geheven, mits niet tot zoodanig bedrag, dat het mij met het oog op de omstandigheden overdreven zou voorkomen. Hieraan zij toegevoegd, dat de wenschelijkheid van het in dienen van een wetsontwerp, waarbij de belanghebbende buitengemeenten worden verplicht tot het uitkeeren van eene bijdrage als bovenbedoeld, door mij wordt overwogen. Gaarne zal ik te zijner tijd omtrent den uitslag van het met de besturen der buitengemeenten te pleegen overleg worden ingelicht. De Minister van Binnenlandsche Zaken. Voor den Minister De Secretaris-Generaal, J B. Kan. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. Bijlage II. OPGAVE van de liier niet gevestigde leerlingen uit de buitengemeenten, die de Hoogere Burgerscholen voor jongens en meisjes alhier bezoeken. Oegstgeest. Noordwijk Zoetervvoude Hazerswoude Voorschoten Hillegom Sassenheim. Katwijk Alfen 's Gravenhage Koudekerk Beverwijk Woubrugge Noordwijkerhout. Leiderdorp Bodegraven. Aarlanderveen. Lisse Wassenaar Voorhout Zwammerdam. N°. 350. 10 5 12 3 3 3 2 Samen 65 3 2 3 14 Leiden, 29 November 1910. Onder overlegging van nevensgaand verzoek van Mej. M. van der Horst en van het naar aanleiding daarvan uitgebracht advies van het Hoofd der betrokken school, hebben wij de eer U in overweging te geven aan Mej. M. van der Horst, op haar verzoek, met ingang van 1 Januari 1911 eervol ont slag te verleenen uit hare betrekking van derde onderwijzeres in de handwerken aan de openbare lagere school 3e klasse No. 1 alhier. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 26 November 1910. Naar aanleiding van bijgaand verzoek van Mejuffrouw M. van der Horst, waarbij zij in verband met haar aanstaand huwelijk met ingang van 1 Januari a. s. eervol ontslag vraagt uit haar betrekking van derde onderwijzeres in de nuttige handwerken aan de Openbare Lagere School 3e klasse No. 1, heb ik de eer U mede te deelen. dat tegen inwilliging van dit verzoek mijnerzijds geen bezwaar bestaat. Het Hoofd der Openbare School 3e klasse No. 1, A. J. J. Verbrugge. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden te Leiden. Leiden 23 November 1910. Ondergeteekende. Maria van der Horst: onderwijzeres in de handwerken aan de openbare school der 3e klasse No. 1, verzoekt Uw College beleefd, haar: wegens aanstaand huwelijk eervol ontslag uit voormelde betrekking te willen verleenen ingaande 1 Ja nuari 1911. 't welk doende Maria van der Horst, Hooge Rijndijk 90, Leiden. Aan Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden. Gemeente. Hoogere Burgerschool voor Jongens. Hoogere Burgerschool voor Meisjes.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1910 | | pagina 6