160 DONDERDAG 20 OCTOBER 1910. VI. Verzoek van de Hoogere Burgerscholierenvereeniging „Emtégéës", om het gebruik van het gymnastieklokaal aan de Pieters kerkgracht. (Zie Ing. St. No. 312). Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming conform het praeadvies besloten. VII. Voorstel tot verpachting van het vischrecht in de Vroon wateren aan J. C. Spaargaren. (Zie Ing. St. No. 313). De heer Fokker. M. d. V. Ik kan mij met deze voordracht van Burgemeester en Wethouders tot mijn leedwezen niet vereenigen. Wanneer wij zien, dat 5 jaar geleden door open bare verpachting de pacht met ruim 500 is gestegen, dan zou het uit financieel oogpunt voor de gemeente beter zijn, ook thans weer tot openbare verpachting over te gaan. Daarbij komt dan nog, dat het niet het belang van de visscherij zelf is, dat men alles in handen van den heer Spaargaren geeft. De heer Spaargaren moge een uitnemend pachter zijn en hij moge in de gelegenheid zijn het noodige eruit te halen, zonder het te veel uit te putten, hij heeft hier in de buurt bijna al het vischwater, en het veelvuldig stroopen van visch vindt ook hierin zijn oorzaak, dat alles in vaste hand is. Het zou dan ook meer in het belang van den visch- stand zijn en ook in het belang van de gemeente door vermoedelijk hoogere opbrengst wanneer men het visch water rond om deze gemeente verpachtte in verschillende perceelen, waardoor verschillende personen in de gelegenheid zouden zijn, een perceel vischwater te pachten, exploiteeren en toezicht te houden. Ik acht het niet goed, het nu weer en bloc te verpachten, zonder dat iemand in de gelegenheid was, een bod te doen. De heer Pera. M. d. V. Met het door den heer Fokker gesprokene kan ik mij niet vereenigen; ik ga mee met het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Daartoe ben ik niet weinig gekomen door de verklaring, die mij werd afgelegd door den adressant van Zoeterwoude. Deze zeide: Men wil het water aan Spaargaren laten, omdat men er dan het meest zeker van is. dat het niet wordt doodgevischt. Volgens hem is het water reeds doodgevischt, en kan het niet erger ge maakt worden, dan het reeds is. Ik heb daaruit moeten af leiden, dat als hij pachter van het vischwater zou zijn, hij alles eruit zou halen wat er uit te halen is. Terwijl als een dergelijk water op den duur in één hand blijft, het belang van den gebruiker meebrengt, dat het water niet doodgevischt wordt. Wij doen dus het beste te handelen op de wijze, zooals door Burgemeester en Wethouders is voorgesteld, vooral met het oog op de toekomst, omdat wij dan de meeste zekerheid hebben, dat 'het water voor visschers bruikbaar zal blijven. Wordt het water in verschillende onderdeelen verpacht, dan kan men er op rekenen, dat ieder op zijn terrein zal halen wat hij kan, zoodat er dan geen leven in het water zal overblijven. De heer Stjtsma. M. d. V. Ik zal gaarne mee den weg opgaan, dien de heer Fokker aanwijst. Wij hebben vóór 5 jaar ongeveer hetzelfde debat gehad als nu. Ik weet natuur lijk niet, of de personen toen juist zoo tegenover elkaar stonden als nu, maar toen was ook gebleken, dat de toen malige pachtsom van 1200 niet voldoende was. Toen hebben wij besloten, tot openbare verpachting over te gaan en dat heeft de gemeente een voordeel van ƒ500 bezorgd. Daarmee hebben wij in de eerste plaats rekening te houden. Nu zou ik willen vragen, of wij wel zeker weten, dat thans de grens is bereikt Het is best mogelijk, dat wij wel weer een hooger bedrag zullen krijgen, vooral wan neer wij het in perceelen verpachten, zooals door den heer Fokker is aangegeven. Ik heb verscheidene menschen ge sproken, die wel gedeelten van de Vroon wateren zouden willen pachten, maar niet alles. Dan zou men menschen, die dan zelf water kregen, de gelegenheid als het ware ontnemen, om te stroopen, waardoor wij hen dus tevens op den goeden weg brachten. Maar dat is nu niet de hoofdzaak. Men zegt, dat de tegenwoordige pachter heel goed isdat geloof ik gaarne, maar de gemeente is ook altijd heel goed voor dien pachter geweest. 35 jaar is Spaargaren al pachter geweest en al heeft hij de laatste jaren 1750 betaald, er zijn ook vele jaren geweest, dat hij een veel lager bedrag betaalde. Wat het doodvisschen betreft, geloof ik, dat Spaargaren er evengoed zal trachten uit te halen, wat iedere andere visscher er uit zou halen. Er is mij meegedeeld, dat Spaar garen ook anderen in de stedelijke wateren laat visschen onder voorwaarde, dat hij de visch dan tegen een zekeren prijs ontvangtwelnu, dan kan hij toch ook geen toezicht op dat visschen uitoefenen. Zulke tusschenpersonen halen er zeker uit, wat zij er uithalen kunnen. Ik geloof dan ook zeker, dat het in het belang van de gemeente is, over te gaan tot openbare verpachting. Billijk en rechtvaardig is het in elk geval ook. Het is altijd beter, iedereen in de gelegenheid te stellen, datgene te krijgen, wat aij gaarne wil hebben, dan aan één persoon dit te geven. De heer A. Mulder. M. d. V. Ik ga geheel mee met den gedachtengang van den heer Pera. Ik kan niet inzien, dat het vischwater is doodgevischt door Spaargaren. Terecht neeft de heer Sijtsma er op gewezen, dat Spaargaren het 35 jaar heeft gehaddat is toch wel het beste bewijs, dat set niet doodgevischt is. Wanneer men het in onderdeelen gaat verdeelen, dan loopt men juist groote kans, dat het wordt doodgevischt, omdat iedereen er zooveel mogelijk uit wil halen en de visch toch van het eene gedeelte in het andere zal komen, daar de scheidingen niet door paaltjes Kunnen worden afgezet. Bovendien, al zouden wij nu misschien wat meer krijgen, kan men toch wel nagaan, dat over 5 of 10 jaar, als het water doodgevischt is, de pachtsom belangrijk minder zal wezen. Wij zouden dus op dit oogenblik misschien een direct voordeel behalen, maar het zou in de toekomst icunnen blijken, dat wij er schade bij hadden. De Voorzitter. Ik wensch even in het midden te brengen, om aan te toonen, hoe goed de pachter het water beyischt heeft in het belang van deze gemeente, dat, toen hij het vischwater voor 35 jaar in pacht kreeg, hij slechts f 300 betaaldewel een bewijs dus, dat het water door de wijze van bevisschen enorm is vooruitgegaan. Ik wensch mij dan ook geheel aan te sluiten bij de woorden van den heer Pera, omdat ook ik geloof, dat het werkelijk in het belang van de gemeente is, om het vischrecht aan den heer Spaargaren te gunnen. De overige argumenten, door den heer Fokker aan gevoerd, zou ik gaarne willen beantwoorden, maar mijn stem begeeft mij een beetje, zoodat ik het hierbij zal laten. De heer van Hamel. M. d. V. Ik zou den heeren dieoppo- neeren tegen de continuatie van den heer Spaargaren als pachter wel willen mededeelen, dat Burgemeester en Wet houders, alvorens te beslissen wat in deze te doen stond en vóór den Raad van praeadvies te dienen, Spaargaren bij zich hebben ontboden. Burgemeester en Wethouders hebben toen lang en breed met Spaargaren erover gesproken en hem gezegd, dat zij alleen vrijheid hadden, hem voor continuatie voor te stellen, als bij bereid was een hoogere pachtsom te geven. Burgemeester en Wethouders hebben hem meegedeeld, dat er ernstig gevaar bestond, dat, als hij geen hooger pachtsom gaf, er een publieke aanbesteding zou komen. Spaargaren heeft ons toen verlaten, zeggende: »Dan moeten de heeren maar weten, wat zij doen; ik ben niet in staat een hoogere pacht te geven." Onder deze omstandigheden meenden Bur gemeester en Wethouders dat het verstandig was om aan Spaargaren die het 35 jaar heeft gehad, ook zijn vader heeft het gehad; het is jaren lang in de familie geweest de pacht te laten, vooral waar wij over hem tevreden zijn geweest, daar daarmee tevens het belang van de gemeente op de beste wijze was gediend. De heer Fokker. M. d. V. Mag ik nog een enkel woord zeggen naar aanleiding van het door den heer van Hamel gesprokene. Ik ben verbaasd, dat er nu van de tafel van Burgemeester en Wethouders een andere toon klinkt dan 5 jaar geleden. Burgemeester en Wethouders stelden toen voor, een openbare verpachting te doen plaats hebben. Spaar garen had toen ook eerst ondershands willen pachten en maar 100 meer willen geven, maar bij de openbare verpachting kwam hij uit den hoek en gaf wel 450 meer. Als wij nu weer openbaar gingen verpachten, zou Spaargaren misschien wel hooger komen. Het kunstje, dat hij nu 5 jaar geleden heeft geprobeerd, is hem toen niet gelukt. Van deskundige zijde is mij verzekerd, dat er meer uit te halen zou zijn en daarom geloof ik, dat Spaargaren wel meer zal geven. Er is geen sprake van, dat ik geopponeerd zou hebben tegen den heer Spaargaren. Ik ken Spaargaren niet of nauwelijks; ik vraag alleen, wat het beste is voor de gemeentekas en ik hoop, dat wij door verpachting meer zullen krijgen. Daarom kan ik mij niet vereenigen met het voorstel van Burgemeester en Wethouders en zal dus daar tegen stemmen. Ik zou nog willen vragen, of het niet mogelijk was, dat werd besloten, het water openbaar in 2 perceelen te verpachten. Als ik een voorstel daartoe moet doen, dan zal ik dat gaarne doen. De Voorzitter. Nu is aan de orde het voorstel van Burge meester en Wethouders en daar zal eerst over gestemd moeten worden. De heer van Hamel. Mag ik even rectificeeren, wat ik zoo even heb gezegd. De bedoeling wordt mij in den mond gelegd, dat ik zou hebben gesproken van oppositie tegen Spaargaren. Ik weet zeer goed, dat het niet de persoon is, die het geldt, maar het belang der gemeente. Ik begrijp zeer wel, dat de heer Fokker dat belang voorstaat. Als het nu een publieke verpachting wordt en Spaargaren onthoudt zich, wat dan? Dan heeft men niets. Men doet dus het verstandigst, als men het bij continuatie aan Spaargaren geeft.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1910 | | pagina 2