DONDERDAG 13
OCTOBER 1910.
155
De heer Briët. De heer van der Lip moge van een formeel
standpunt volkomen gelijk hebben, doch daarmede komen wij
niet verder. Wij hebben recht te doen tegenover den eigenaar
der huisjes. Het is nu gebleken, dat niet alle Raadsleden de
huisjes hebben kunnen bezichtigen slechts enkelen zijn daartoe
in de gelegenheid geweest, en nu is mijn wensch, dat ook de
andere heeren deze woningen zullen zien. Wij moeten niet
te veel aan een formaliteit hechten.
Het amendement van den heer Briët, in stemming gebracht,
wordt hierop met 120 tegen 10 stemmen verworpen.
Tegen stemmen de heeren Wildeboer, Sijtsma, Aalberse,
Korevaar, van der Lip, van Hamel, Eerstens. Meuleman,
Driessen, Roem, Hoogenboom, de Boer, van Tol, de Vries,
Fockema Andreae, van Gruting, Carpentier Alting, Reimeringer,
Corts en Zwiers.
Vóór stemmen de heerenPera, Fokker, Timp, Bosch, van
Hoeken, Briët, Bots, Vergouwen, P. J. Mulder en A. Mulder.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt ver
volgens in stemming gebracht en met 20 tegen 10 stemmen
aangenomen.
Vóór stemmen de heerenWildeboer, Sijtsma, Aalberse,
Korevaar, van der Lip, van Hamel, Eerstens, Meuleman,
Driessen, Hoogenboom, de Boer, van Tol, de Vries, Fockema
Andreae, van Gruting, Carpentier Alting, Reimeringer, Corts,
Zwiers en A. Mulder.
Tegen stemmen de heeren Pera, Fokker, Timp, Bosch, van
Hoeken, Briët, Roem, Bots, Vergouwen en P. J. Mulder.
XIII. Verzoek van de afd. Leiden der Ned. Vereeniging
tot afschaffing van alcoholhoudende dranken, e. a. om ver
hooging van het voor drankbestrijding uitgetrokken bedrag
op de begrooting van 1911.
(Zie Ing. St. No. 292).
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Aalberse. M. d. V. Ik wenschte gaarne een in
lichting te ontvangen. Naar welken maatstaf worden de uit
getrokken 100 onder de zeven vereenigingen verdeeld
Uit het adres maak ik op, dat die vereenigingen gaarne
zouden zien, dat ieder 50 kreeg. Indien ook thans het
subsidie ad 100 onder de zeven vereenigingen verdeeld
wordt op gelijken voet, krijgt ieder Vz of 12.50, een bedrag,
dat eigenlijk toch niet de moeite waard is. Ik vind echter het
geheële systeem van gelijke verdeeling verkeerd en bij andere
vereenigingen geldt ook een andere maatstaf. Aan de Vereeni
ging voor Kindervoeding geeft de gemeente de helft van het
bedrag, dat door particulieren wordt bijeengebracht, tot een
bepaald maximum. Waarom kan dit systeem ook hier niet
gevolgd worden? Wil men dit doen, dan zou ik er wel iets
voor gevoelen, de subsidie wat te verhoogen en aan de ver
eeniging toe te staan de helft van de particuliere bijdragen
tot een maximum van bijv. 50 per vereeniging. Eene
vereeniging, die uit eigen middelen 20 a 25 bijeen
brengt, krijgt van de gemeente 10 a 12.50; daarentegen
kan een vereeniging, die door flinke propaganda grooten
steun ondervindt van particulieren, meer van ons krijgen.
Ik geef dit denkbeeld in overweging.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik zou aan deze vereenigingen
iets meer willen geven, dan zij thans ontvangen. Als wij straks
misschien het voorstel tot afschaffing der Kermis aannemen
met het doel om ook daarmede tevens weer wat drankellende
te bestrijden, dan zullen we daarmede een bedrag van ƒ6000
tot 9000 moeten offeren. Hier kunnen wij echter die drank
ellende met een klein bedrag helpen bestrijden. Een bedrag
van 14 per vereeniging beteekent toch wat al te weinig.
Het systeem van den heer Aalberse lijkt mij niet goed, want
men kan eene zaak als deze niet gelijkstellen met de Ver
eeniging voor Kindervoeding of iets dergelijks. Men noemt
alleen de vereeniging voor afschaffing van alcoholhoudende
dranken, maar er zijn ook nog andere arbeiders-vereenigingen,
die op dit gebied nuttig werken. Ik heb zelf jaren in den
drankstrijd medegewerkt en vroeger konden we nooit vat
krijgen op de arbeidersbevolking. De arbeiders-onthouders-
vereenigingen krijgen allengs grooteren invloed op hunne
leden-vakgenooten, maar zij hebben in den regel geen vol
doende middelen.
Wanneer wij het stelsel van den heer Aalberse toepassen,
dan zullen de vereenigingen, die rijke donateurs hebben en
hooge contributiën ontvangen, en die wellicht het minste
nut doen, het meeste krijgen. Het geldt hier den strijd tegen
het misbruik van sterken drank, ook en vooral onder de
arbeidende bevolking. De vereenigingen die zelf het minst
aan contributiën ontvangen, hebben gewoonlijk het meest de
subsidie noodig. Nu vind ik een bedrag van 350 wel niet
te hoog, doch ik vrees dat het er niet doorkomt en daarom
zou ik willen voorstellen, om toch onzen goeden wil te toonen,
te geven een som van 175, dat is 25 per vereeniging
ongeveer. Dat helpt toch altijd iets. Ik stel dus voor om het
b drag van het subsidie te stellen op 175.
De heer Roem. Ik zou nog verder willen gaan dan de heer
Sijtsma en een bedrag van 350 willen geven. Wij hebben
hier daarstraks eene beschouwing van den heer Pera gehoord,
dat de toestand zoo achteruitgaat. Ik zou daartegen willen
opmerken, wat met het onderwerp wat wij thans behandelen
in nauw verband staat, dat mij is gebleken, dat de bevolking
in de werkinrichtingen aanmerkelijk minder is geworden
in sommige gestichten scheelt dat zelfs 25 bij eenige jaren
geleden. Nu is juist de bestrijding van drankmisbruik de
voornaamste oorzaak geweest van de vermindering in de
bevolking dier gestichten, daar zij het meest bevolkt worden
door hen die misbruik maken van sterken drank en door
landloopers. Waar nu deze vereenigingen dat misbruik wen-
schen te bestrijden, zou ik willen voorstellen een bedrag
van 350 te geven.
De heer Bosch. Gaarne zou ik eerst eene vraag beantwoord
willen zien.Geven wij aan de verschillende vereenigingen, die het
vragen maar subsidie Moeten wij niet weten, wie de besturen
dier vereenigingen zijn en op welke wijze zij werken Of
wordt het overgelaten aan Burgemeester en Wethouders om
in deze eene beslissing te nemen? Is dit laatste het geval,
dan ben ik tevreden, maar anders gaat het niet aan om te
zeggen, dat wij maar een subsidie geven.
De Voorzitter. Verleden jaar waren er 5 vereenigingen,
thans zijn er 7, vandaar de onregelmatige verdeeling van
100 tusschen 7 vereenigingen. Ik meen, dat de vereeni
gingen hebben gewild, dat zij met onderling goedvinden het
geld zullen verdeelen. Dat zou dan, meen ik, de Volksbond
voor dit jaar gedaan hebben.
De heer Bosch. Wanneer het aan het oordeel van Burge
meester en Wethouders werd overgelaten over de geldigheid
der aanvragen te beslissen, de werkzaamheden der vereeni
gingen te beoordeelen, dan zou ik er vrede mee kunnen
hebben, maar om in blind vertrouwen het subsidie te vo-
teeren, ik geloof niet dat dit de goede weg is. Integendeel, ik
geloof, dat wij daarmede den verkeerden weg opgaan.
De heer Fockema Andreae. Wij hebben nu bij herhaling
gehoord, dat het wenschelijk is het drankmisbruik te bestrijden
daarover zijn wij het allen eens. Nu zijn er een aantal ver
eenigingen, die zich met die bestrijding bezig houden.
Het aantal dier vereenigingen breidt zich steeds uit; ik zie
niet in, dat, als men hetzelfde goede doel nastreeft, men
zooveel verschillende vereenigingen moet hebben, die ieder om
een subsidie komen aankloppen, waardoor de kosten voort
durend stijgen. Hoewel ik vind, dat niet alle sympathieke
zaken door de gemeente behoeven te worden gesubsidieerd,
leg ik mij neer bij het eenmaal genomen besluit, om als blijk
van sympathie een klein bedrag beschikbaar te stellen, maar
ik ben tegen verhooging van dit bedrag. Voor de verhooging
van het zedelijk peil verlangt men hoe langer hoe meer steun
van den Staat. Men roept steeds meer den Staat aan, om
de zedelijkheid te steunen; door allerhande wetten moet
tegen allerhande soorten van onzedelijkheid gewaakt worden
en moet geld gegeven worden voor allerlei vereenigingen, die
de zedelijkheid op haar manier bevorderen. Ik meen dat men
zich daarbij tot het verkeerde adres wendt en men zich eerder
moet richten tot de Kerk dan tot den Staat.
Dit is een van de redenen, waarom ik mij vereenig met
het praeadvies van Burgemeester en Wethouders.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het verzoek wordt in stemming gebracht en met 24 tegen
5 stemmen verworpen.
Tegen stemmen de heerenWildeboer, Pera, Korevaar,
van der Lip, Fokker, van Hamel, Kerstens, Timp, Bosch,
van Hoeken, Driessen, Hoogenboom, de Boer, Bots, van Tol,
de Vries, Fockema Andreae, van Gruting, Carpentier Alting,
Reimeringer, Corts, P. J. Mulder, Zwiers en A. Mulder.
Voor stemmen de heeren: Sijtsma, Aalberse, Meuleman,
Briët en Roem.
(De heer Vergouwen had inmiddels de vergadering verlaten).
Het voorstel van den heer Sijtsma wordt hierop in stemming
gebracht en met 19 tegen 10 stemmen verworpen.
Tegen stemmen de heeren: Wildeboer, Pera, Korevaar, van der
Lip, Fokker, van Hamel, Kerstens, Timp, Bosch, van Hoeken,
Driessen, de Boer, Bots, Fockema Andreae, van Gruting, Reime
ringer, Corts, Zwiers en A. Mulder.
Voor stemmen de heeren: Sijtsma, Aalberse, Meuleman,
Briët, Roem, Hoogenboom, van Tol, de Vries, Carpentier
Alting en P. J. Mulder.
XIV. Bezwaarschriften tegen aanslagen in het Vergunnings
recht, dienst 1910-1911.
(Zie Ing. St. No. 297.)
De beraadslaging wordt geopend.