GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
105
IHeEEOlEEN STUKKEN.
N°. 249. Leiden, 20 Augustus 1910.
De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te deelen
dat, indien de Raad besluit tot beschikbaarstelling van de
benoodigde gelden voor de aanschaffing van een nieuwe schrijf
machine voor de politie, zij tegen den daartoe betrekkelijker!
begrootingsstaat geene bedenking heeft.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
den Rijnsburgerweg te gebruiken, ook deze was opgenomen
(zie n°. 16 der Ingek. Stukken van dit jaar sub. 3°) »dat het
vrijblijvende profiel naast de tramrails op de Poelbrug zal
worden verruimd tot 4.15 M." Toen evenwel later bleek dat
de maatschappij aan die verruiming van de brug geenerlei
behoefte had en dan ook bezwaar maakte ze voor hare
rekening te nemen, werd die voorwaarde in de raadszitting
van 13 Januari alsnog geschrapt. Waar echter die ver
breeding niettemin zeer gewenscht is, geven wij U, opdat een
in alle opzichten goede toestand zal worden verkregen, in
overweging haar voor rekening van de gemeente te doen
uitvoeren. De kosten daarvan worden begroot op 1240.
Daarvan zal echter een bedrag van 200door de maat
schappij worden gerestitueerd, aangezien in het bestek eenige
werken zijn opgenomen, welke voor rekening van de maat
schappij behooren te komen.
In de derde plaats is het in het belang der openbare
veiligheid gewenscht, dat in verband met den tramaanleg aan
de eene zijde van de Hoogewoerd tusschen Kraaierstraat en
Rijnstraat een trottoir worde aangelegd. De kosten daarvan
zullen bedragen ƒ1800.Over een vierde gedeelte van dezen
afstand, te rekenen van de Kraaierstraat af, is dit trottoir
bepaald noodig en van daar dat de kosten van dat gedeelte
door de maatschappij zullen worden gedragen. De overige
1350.zullen echter voor rekening van de gemeente komen.
Eindelijk zal door de gemeente een bijdrage van f 2950.
moeten worden verleend in de kosten van versterking van
de Utrechtsche brug, de Hoogewoerdsbrug en de brug bij de
buitensocieteit Amicitia. Wel zullen ingevolge de concessie
voorwaarden deze versterkingen voor rekening van de maat
schappij moeten worden uitgevoerd, maar waar het wenschelijk
is, dat van deze gelegenheid tevens gebruik worde gemaakt
om die bruggen, die alle reeds vele tientallen jaren oud zijn,
ook voor het gewone rij verkeer van een sterker constructie
te voorzien, (omdat dit thans veel goedkooper kan geschieden,
dan wanneer daar nog eenige jaren meê wordt gewacht), daar
hebben wij gemeend de maatschappij te moeten uitnoodigen
de doorhaar aan ons college ter goedkeuring aangeboden plannen
in dien zin te wijzigen, dat bij de aan te brengen brug-
versterkingen tevens met de belangen van het gewone
rij verkeer zou worden rekening gehouden. Thans is gebleken,
dat die versterkingen aan de drie bruggen tezamen dienten
gevolge een hoogere uitgave zullen vereischen van 2950.
In het geheel zullen dus nog beschikbaar moeten worden
gesteld 2950.j- 1240.j- 1800.j- 2950.—
8940.waarvan 650.door de maatschappij zullen
worden gerestitueerd. Met het oog op onvoorziene uitgaven,
kosten van toezicht, als anderszins, zal het echter gewenscht
zijn deze som alsnog met /"610.te verhoogen, en het totaal
benoodigde bedrag alzoo uit te trekken op ƒ9550.Van
deze uitgaven zullen die voor de versterking van de bruggen,
benevens de helft van de geraamde onvoorziene uitgaven, tot
een gezamenlijk bedrag van 4300.uit leening kunnen
worden gevonden. In de overige 5250.zal behalve uit de
bijdrage van de maatschappij ad 650.door een verhooging
van verschillende ontvangstposten kunnen worden voorzien.
Op grond van een en ander geven wij U dus in overweging
tot de vaststelling van bijgaanden suppletoiren begrootingsstaat
over te gaan, bedragende in ontvangst en uitgaaf ƒ9550.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 250. Leiden, 22 Augustus 1910.
De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te deelen,
dat, indien de Raad besluit tot de door Burg. en Weth. voor
gestelde ophooging van het zoogenaamde voorste gedeelte van
het Schuttersland (Ing. St. n° 238), zij tegen den daarbij over-
gelegden begrootingsstaat geen bezwaar heeft.
Evenmin heeft de Commissie bedenking tegen de suppletoire
staten van begrooting ten behoeve van de verhooging van den
post »Kosten van het stichten van schoollokalen", (Ing. St.
n° 240), der posten »rente" en »aflossing" van tijdelijk ter voor
ziening van kasgeld opgenomen gelden (Ing. St. n° 241) en
van den post. »Uitgaven voor Volksfeesten" (Ing. .St. n° 244).
Aan den Gemeenteraad. De Comm. van Financiën.
N° 251. Leiden, 24 Augustus 1910.
De Commissie van Financiën heeft de eer Uwe vergadering
mede te deelen, dat het onderzoek der rekening van de
ontvangsten en uitgaven der gemeente, over het jaar 1909,
haar tot geene opmerkingen aanleiding heeft gegeven.
Zij stelt U derhalve voor die rekening goed te keuren, door
vaststelling van het besluit, opgenomen onder n°. 229 der
Ingekomen Stukken.
Aan den Gemeenteraad. De Comm. van Financiën.
N°. 252. Leiden, 13 Juli 1910.
Ter vervulling der plaats, die in September e.k. in ons
College zal openvallen door de periodieke aftreding van den
Heer B. J. Haitink, hebben wij de eer U overeenkomstig art. 2
der verordening van 7 Mei 1896 aan te bevelen de Heeren
1. B. J. H. HAITINK,
2. M. C. F. J. COSIJN.
De Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs
P. Zeeman Gz Voorzitter.
H. M. A. Coebergh, Secretaris.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
N°. 253. Leiden, 23 Augustus 1910.
Bij uw besluit van 13 Januari 1.1. werd een bedrag van
6000.beschikbaar gesteld voor de verbreeding van den
Rijnsburgerweg. Van deze 6000.zouden 3000 door
de Noord-Zuid-Holl. Tramweg Maatschappij worden betaald,
terwijl de andere 3000.uit den post voor Onvoorziene
Uitgaven zouden worden gekweten.
Thans nu dit werk is aangenomen, blijkt het een uitgave
te zullen vorderen van 8950.
Onder dat bedrag zijn dan echter ook begrepen de kosten
van doortrekking van bet trottoir tot aan de spoorbaan,
welk werk eerst mogelijk is geworden, sinds door U in uwe
vergadering van 9 Juni j.l. besloten werd tot de kostelooze
overname van een strookje grond van de genoemde maat
schappij. Bovendien zal voor de ophooging meer zand noodig
zijn, dan men aanvankelijk aannam, en zal ook een grooter
deel der bestrating moeten worden vernieuwd, dan waarop
gerekend werd.
Uit dezen hoofde zal dus nog in een uitgave van ƒ2950.
moeten worden voorzien.
In de tweede plaats zullen alsnog gelden moeten worden
beschikbaar gesteld voor de verbreeding van de Poelbrug.
Aanvankelijk meenden wij de maatschappij met deze uitgave
te kunnen belasten, en vandaar dat onder de voorwaarden, waar
onder aan die maatschappij vergunning zou worden verleend om
No. 254. Leiden, 26 Augustus 1910.
Wij hebben de eer U mede te deelen, dat noch bij de
Commissie van Fabricage, noch bij ons college bezwaar bestaat
tegen de inwilliging van bet hierbij overgelegd verzoek van J. van
Muiden, alhier, om vergunning tot demping van een gedeelte
sloot langs den Hoogen Rijndijk, mits daaraan de gewone
voorwaarden worden verbonden.
Mitsdien geven wij U in overweging:
1. aan J. van Muiden voornoemd, behoudens rechten van
derden, vergunning te verleenen tot het dempen van het
gedeelte sloot langs den Hoogen Rijndijk, ter lengte van on
geveer 12 Meter, gelegen vóór het perceel n°. 50 aldaar,
kadastraal bekend gemeente Leiden, Sectie M, n°. 2194,
onder voorwaarde:
1°. dat uit het gedeelte sloot de schoeiingen, dam en het
brugje worden weggeruimd en het ontdaan worde van bodem
en drijfvuil en daarna worde aangevuld met zuiver zand tot
nader door Burgemeester en Wethouders aan te geven hoogte;
2°. dat over de geheele lengte van het gedeelte sloot een
cementen riool, uit één stuk, inw. wijd 40 bij 00 cM. van
voldoende sterkte, op doorgaande grondplank van voldoende
zwaarte worde gelegd, met den bodem binnenwerks op 1.15
M. N. A. P. en dit in aansluiting worde gebracht met het
oostelijk gelegen riool;