89 zooeven genoemde wet tot wijziging van de gemeentewet het gevolg zullen zijn, zullen u binnenkort bereiken. Aan den Gemeenteraad. Burg. en VVeth. van Leiden. N°. 215. Leiden, 20 Juli 1910. Ook in de verordening van 19 December 1907, „houdende voorwaarden van opneming en verpleging van lijders in het sanatorium voor zenuwlijders „Rhijngeest", te Oegstgeest" wenscht de commissie van beheer een tweetal wijzigingen ol liever aanvullingen te zien aangebracht, In de eerste plaats wil de commissie voor oud-patienten de gelegenheid openen om nog eenigen tijd na hun vertrek uit het sanatorium voeling te houden met. de gestichts-geneesheeren. Zoo zouden ontslagen patiënten b.v. nog gedurende één jaar in de gelegenheid kunnen worden gesteld om tegen betaling van een vast tarief op daarvoor vastgestelde dagen en uren de genees- heeren, die hen vroeger behandeld hebben, te raadplegen, en in dien noodig, door dezen met de hulpmiddelen van het sanatorium te worden behandeld. Deze soort polikliniek ook open te stellen voor personen, die nietin «Rhijngeest" behandeld werden, schijnt niet gewenscht, omdat daardoor concurrentie zou worden aan gedaan aan andere neurologische en psychiatrische specia listen, terwijl bovendien de gestichtsgeneesheeren daardoor gedwongen zouden kunnen worden bij eventueel intredende complicaties die buiten het gesticht verblijvende patiënten te bezoeken, waarvan uit den aard der zaak de dienst in het gesticht nadeelige gevolgen zou kunnen ondervinden. Wél echter, en dit is de tweede aanvulling die de com missie wenscheüjk acht, zouden de hulpmiddelen van het ge sticht aan de behandeling ook van anderen dan oud-patienten kunnen worden dienstbaar gemaakt, wanneer het verzoek daartoe van den hen behandelenden medicus mocht uitgaan. Ook voor het gebruik dier hulpmiddelen zou dan een zekere vergoeding aan de gemeente moeten worden betaald. Overeenkomstig het voorstel der commissie, waarmede wij ons ten volle kunnen vereenigen, geven wij U mitsdien in overweging over te gaan tot de vaststelling van de volgende verordening: VERORDENING, Rondende wijziging van de verordening van 19 December 1907, (Gem. BI. no. 28), houdende voorwaarden van opneming en verpleging van lijders in het Sanatorium voor zenuwlijders „Rhijngeest" te Oegstgeest, zooals deze is gewijzigd hij verordening van 2 December 1909 (Gem. BI. no. 24). Artikel 1. Tusschen de artikelen 8 en 9 van bovengenoemde verorde- ding wordt ingelascht een nieuw artikel luidende als volgt Art. 8bis. «Aan oud-patienten wordt voor gewone poliklinische behan deling in het sanatorium op daarvoor vastgestelde dagen en uren per visite in rekening gebracht: een bedrag van 3.indien zij vóór hun vertrek in de eerste klasse werden verpleegd; een bedrag van 2.50, indien zij vóór hun vertrek in de tweede klasse A werden verpleegd; een bedrag van 2.—, indien zij vóór hun vertrek in de tweede klassse B werden verpleegd. Indien de behandeling extra-kosten medebrengt, worden deze afzonderlijk in rekening gebracht. Voor het gebruik der hulpmiddelen van het sanatorium op verzoek van medici ten behoeve van patiënten, die vroeger niet in het sanatorium zijn verpleegd, op daarvoor vastge stelde dagen en uren, is een bedrag van f 2.50 per keer ver- schuidigd Over de voor de poliklinische behandeling of het gebruik der hulpmiddelen verschuldigde gelden wordt na afloop van iedere maand beschikt." Art. 2. Deze verordening treedt in werking op Januari 1911. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 216. Leiden, 20 Juli 1910. Toen in de maand Juni van het vorige jaar de onderhande lingen met den Minister van Binnenlandsche Zaken begonnen over de beschikbaarstelling van terreinen ten behoeve van den bouw van een nieuw academisch ziekenhuis met bijbehoorende klinieken was de gemeente reeds in het bezit van de perceelen aan den Rijnsburgerweg, kadastraal bekend onder Sectie L nis 577, 578 en 579, gemeente Leiden, tezamen groot 5 H. A 16 A. en 64 c.A., aangekocht krachtens Raadsbesluit van 9 Februari 1905 voor de som van ƒ70.000.en van de perceelen, sectie L. nis 580 en 603, tezamen groot 2 H.A en 20 A., aangekocht krachtens Raadsbesluit van 3 Juni 1909 voor de som van 20.000.-. Sedert is de gemeente, waar Uwe Vergadering in beginsel besloten had de voor den bouw van het ziekenhuis met aari- hoorigheden benoodigde terreinen onder voor het Rijk aan nemelijke voorwaarden voor den bouw beschikbaar te stelllen, geregeld met den aankoop van aangrenzende landerijen voort gegaan. De minister toch had ons medegedeeld dat in het geheel voor den bouw zou noodig zijn een oppervlakte van 15 H.A. Waar nu de bovengenoemde terreinen tezamen een oppervlakte hadden van ruim 7 H.A. ontbraken dus nog bijna 8 H.A. om het geheel te completeeren. Bij Raadsbesluit van 7 October 1909 besloot daarom Uwe Vergadering tot den aankoop van het perceel Sectie L No. 554, groot 2 H.A. 46 A. en 50 c.A. voor de som van 19 250.terwijl eindelijk in de raadszitting van 27 Januari van dit jaar nog overgegaan werd tot den aankoop o. m. van de perceelen Sectie E Nis 81 en 82, gemeente Oegstgeest, groot 3 H.A. 55 A en 70 c.A. voor de som van 50.000.en van de perceelen Nis 780 en 781, aldaar, groot 2 H.A. 70 A. en 70 c.A. voor de som van ƒ20.000.—. Alles te zamen genomen had de gemeente dus thans de beschikking over een aangesloten, zeer gunstig gelegen terrein van 16 H.A., 9 A. en 54 cA., dat in zijn geheel aan de ge meente, zonder de kosten van overdracht, had gekost 179.250. Zoo kon dus aan de Regeering nog 1 H.A. meer worden aan geboden, dan door haar voor den bouw was noodig geacht. Deze aanbieding nu zou, overeenkomstig uwe beslissing, plaats hebben onder voor het Rijk aannemelijke voorwaarden. Wij schreven dan ook indertijd aan den Minister van Binnenl. Zaken dat wij bereid waren Uwe Vergadering voor te stellen, het 1/s gedeelte van het benoodigde terrein kosteloos aan het Rijk af te staan en de overige 2/3 gedeelten tegen den kosteriden prijs beschikbaar te stellen, aan de Regeering overlatende op welke wijze de terugbetaling van dit 2/s gedeelte van de koopsom aan de gemeente zou geschieden, hetzij in eens, hetzij in termijnen, met bijbetaling van de rente. De minister antwoordde daarop met de vraag, of onzerzijds bezwaar zou bestaan om ons voorstel aan Uwe Vergadering in dien zin te wijzigen dat de betaling van 2/s der koopsom zoo worden vervangen door een erfpacht van 4 van dat gedeelte, waarop wij verklaarden tot die wijziging gaarne bereid te zijn. Kwam deze regeling tot stand dan zou dus de gemeente eigenaresse der terreinen blijven. Later scheen hiertegen bij de Regeering wel eenig bezwaar te rijzeAlthans door tusschenkomst van den rijksbouwkundige voor de gebouwen van onderwijs bereikte ons de vraag, welke verhooging de canon van 4 's jaars zou moeten ondergaan om het terrein in 75 jaar in vrijen eigendom aan het Rijk te doen overgaan. Tevens zou de Rijksbouwkundige dan gaarne een opgave van ons ontvangen van het nummer en de grootte van elk perceel en van den prijs daarvan op een bepaalden datum. Deze opgave werd blijkbaar gevraagd om als grondslag te die nen van de te sluiten overeenkomst. Op de eerste vraag was ons antwoord dat de erfpacht van 4% een verhooging zou moeten ondergaan van 0.229 om de terreinen in 75 jaren in vrijen eigendom aan het Rijk te doen overgaan. Tevens echter merkten wij op dat het ons regelmatiger scheen en voor het Rijk ook aanbevelenswaar diger, dat het Rijk dan dadelijk bij het sluiten van de overeen komst in den eigendom zou treden van het geheele terrein en dat dan aan de gemeemte daartegenover een schuldvor dering zou worden gegeven, jaarlijks, gedurende 75 jaren, van een bedrag berekend naar 4 229% van der geheele koop som. Alleen zou de gemeente dan eenigen waarborg moeten hebben dat de dadelijk overgedragen terreinen ook inderdaad voor den bouw van een nieuw Academisch Ziekenhuis met bijbehoorende klinieken zouden worden bestemd. Zoo zou bv. overeengekomen kunnen worden, dat indien niet binnen een bepaalden tijd met, den bouw begonnen was, de gemeente ge durende de overeengekomen 75 jaren 4.229 niet van het 2/a gedeelte der koopsom, maar van de geheele koopsom zou ontvangen, met bijbereking van de renle welke de gemeente zou genoten hebben, indien de thans op eens opeischbaar wordende termijnen van het 1/a gedeelte der koopsom reeds vroeger betaald waren. En bovendien zou dan de gemeente, indien zij daar de voorkeur aan mocht geven, in de gelegenheid moeten worden gesteld om in den eigendom der afgestane terreinen terug te treden, met teruggave, in dat geval, aan het Rijk van de reeds door de gemeente ontvangen annuiteiten. En wat nu de opgave betreft van den prijs der aangeboden per ceelen op een bepaalden datum, deze was noodig, omdat in de bovengenoemde koopsommen de kosten van overdracht,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1910 | | pagina 5