102
DONDERDAG
30 JUNI 1910.
De heer Fokker. Die er alles mee te maken hebben, volgens
den heer Pera. Hij houde mij echter ten goede: hij adstrueert
die meening niet verder, argumenten worden niet aangevoerd.
Als het een reden was, dat alles uit één zak moest worden
betaald, dan heeft de salarisregeling van de politieagenten
ook te maken met den bouw van het zusterhuis op Endegeest!
Al het geld komt immers uit den zak van de belastingschuldigen.
De heer Briët. M. d. V. Ik voel wat voor de bezwaren van
den heer Pera. Een regeling van de salarissen van een zoo
klein aantal menschen als de geneesheeren op »Endegeest" dient
alleen om later gewijzigd te worden. Wij hebben onlangs nog
bij dergelijke hooge betrekkingen gezien, hoe van de salaris
regeling wordt afgeweken, n.l. bij den heer Ri'ickert. Ik ben
het bovendien met den heer Pera eens, dat in »Endegeest" en
»Rhijngeest" nog niet de blijvende toestand ingetreden is en dat
het dus niet wensehelijk is, nu al definitief te regelen. Er
wordt bijv. voorgesteld de regeling van het salaris van den
derden geneesheer belast met de regeling van de afdeeling
voor idioten. Wij weten nog niet eens, of op dat salaris een
geneesheer te vinden zal zijn, zoodat, het zeer wel mogelijk is
dat er binnenkort een wijziging zal worden voorgesteld.
Bovendien, «Rhijngeest" breidt zich voortdurend uit volgens
het verslag, zoodat er op den duur wel een nieuwe geneesheer
aan zal moeten worden verbonden. Ook hier geldt dus het
bezwaar van den heer Pera, dat op het oogenblik de toestand
nog niet is ingetreden, waarin wij de salarissen van de genees
heeren kunnen regelen.
De heer Meuleman. M. d. V. Het bezwaar van den heer
Briët is geheel anders dan dat van den heer Pera. De heer
Pera heeft gesproken over andere dingen, de heer Briët sprak
over de mogelijkheid van de kwestie van uitbreiding van
«Rhijngeest' of »Endegeest". Dat bezwaar kan gelden tegen
elke regeling, want altijd kan het bijv. zijn, dat over drie
jaar een stuk bij «Endegeest" bijgebouwd zal moeten worden.
«Rhijngeest" is van 'tjaar bijna voortdurend vol geweest en
er zal misschien een nieuwe geneesheer moeten komen. Dan
moet echter eerst bijgebouwd zijn. Op deze manier te werk
gaande moet men zeggen, dat men principiëel nooit een
salarisregeling kan maken, want het kan altijd zijn, dat er
wordt bijgebouwd en dan geldt de regeling niet.
De bedoeling is, waar wij beschikken over een zeer goeden
staf van geneesheeren, die in hooge mate voldoen, dat wij
hun een zekerheid moeten verschaffen, dat zij de beschikking
hebben over een salaris dat aan hun eischen voldoet.
De Voorzitter. Mijne Heeren, ik wil slechts even als mijn
opinie te kennen geven, dat ik mij geheel aansluit bij het
geen de heer Meuleman heeft gezegd. Geheel los van even-
tueele veranderingen die er in de gestichten moeten komen,
staat de noodzakelijkheid, dat wij ons van de beste medische
hulp moeten verzekeren, door middel van een billijke salaris
regeling, niet alleen voor het tegenwoordige, maar ook met
het oog op eventueele vacatures. Wij moeten er zeker van
kunnen zijn, dat wij aan deze inrichtingen verbonden krijgen
en houden medici van de noodige bekwaamheid en ervaring.
Wanneer geen van de heeren meer het woord vraagt, sluit
ik de algemeene beschouwingen, en gaan wij thans over tot
punt a, «Verordening, regelende de bezoldiging van de aan
het krankzinnigengesticht «Endegeest", de afdeeling voor
jeugdige idioten en het sanatorium voor zenuwlijders «Rhijn-
geest" verbonden geneesheeren."
Artikel 1 van deze verordening wordt zonder beraad
slaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over art. 2, luidende:
«De geneesheer-directeur geniet een jaarwedde van ten minste
4500 en ten hoogste 0000, met genot van vrije woning
en, zoolang zijne woning in het kasteel «Endegeest1' gevestigd
is, tevens met genot van vrij vuur en licht;
de tweede geneesheer van «Endegeest" geniet een jaarwedde
van ten minste ƒ2000 en ten hoogste ƒ3000, met genot van
vrije inwoning, voeding, vuur, licht, bediening en bewassching;
de derde geneesheer, in het bijzonder belast met de zorg
over de afdeeling voor jeugdige idioten, geniet een jaarwedde
van ten minste ƒ1500 en ten hoogste ƒ2500, met genot van
vrije inwoning, voeding, vuur, licht, bediening en bewassching;
de geneesheer van «Rhijngeest" geniet een jaarwedde van ten
minste f 2500 en ten hoogste ƒ3500; met genot van vrije
woning
de tweede geneesheer van «Rhijngeest" geniet een jaarwedde
van ten minste 4500 en ten hoogste 2500 en indien
hij uitwonend is eene jaarlijksche toelage van ƒ500 wegens
gemis van vrije inwoning en verdere emolumenten, door de
inwonende geneesheeren genoten."
De heer Briët. M. d. V. Ik wensch ter sprake te brengen
het salaris van den geneesheer van «Rhijngeest". Deze zal volgens
deze verordening genieten een jaarwedde van tenminste 2500
en ten hoogste ƒ3500 met genot alleen van vrije woning. Ik
meen dat dit niet in verhouding staat tot het salaris van den
Directeur. De Directeur is ongetwijfeld een zeer bekwaam
man, die veel arbeid moet verr ichten, doch het is voornamelijk
werk van administratie ven aard. Wie eerrigszins bekend is in
een sanatorium voor zenuwlijders, weet dat de geneesheer,
aan zulk een sanatorium verbonden, een buitengewoon zware
taak heeft. Zij hebben een veel zwaarder taak (jan een geneesheer
die gewoonlijk met krankzinnigen omgaat, daar krankzinnigen
meestal in een blij venden toestand verkeer en, terwijl de toe
stand van zenuwlijders meer wisselend is, en den geneesheer-
veel meer inspant. Met het oog daarop en ook met het oog
hierop, dat er in den laatsten tijd veel meer patiënten worden
opgenomen, zoodat het werk van den tegenwoordigen genees
heer is toegenomen, ook met het oog op het feit dat het
batig saldo van «Rhijngeest" in den laatsten tijd hooger is ge
worden, meen ik, dat het salaris op deze wijze niet behoorlijk
geregeld is. en dat het moet worden verhoogd op een minimum
van ƒ3000 en een maximum van ƒ4000. Ik zou gaarne het oordeel
van de Commissie van beheer daaromtrent vernemen.
De heer Meuleman. M. d. V. Ik zou den heer Briët willen
verwijzen naar de laatste alinea van de eerste kolom van
pag. 78, waar het College voorstelt te besluiten tot het toe
kennen van een persoonlijke toelage van ƒ500 aan den tegen-
woordigen geneesheer van «Rhijngeest." Daardoor wordt het
bezwaar van den heer Briët ondervangen. De Commissie stelt
het werk vari den heer Oort op hoogen prijs, en meent dat
de goede stand van «Rhijngeest" voor een groot deel aan hem
te danken is. Wanneer echter later een jeugdig geneesheer
wordt benoemd, dan meent de Commissie dat het voldoende
is hem ƒ2500 toe te kennen met opklimming tot ƒ3500. Voor
den tegenwoordigen functionnaris, die reeds zeven jaar aan deze
inrichting werkt, is de toestand anders, en het is billijk, dat
hij door de persoonlijke toelage direct in zijn hoogste sala
ris treedt.
De heer Briët. M. d. V. Als de heer Meuleman meent, dat
ik de stukken zoo slecht heb gelezen, dat ik dit niet gezien
heb, dan vergist hij zich. Ik meen echter, dat deze persoonlijke
toelage alleen wordt voorgesteld bij wijze van schadevergoeding,
omdat het den geneesheer in de toekomst verboden is, parti
culiere practijk uit te oefenen. Dat staat dus geheel buiten de
salarisregeling. Nu zegt de heer Meuleman, dat voor een jeugdig
geneesheer die aan het hoofd van «Rhijngeest" wordt geplaatst
ƒ2500 een mooi salaris is. Maar mijn overtuiging is, dat wij
daarvoor nooit een jeugdig geneesheer zullen kiezen, omdat
een jeugdig geneesheer niet aan het hoofd van zulk een
inrichting kan staan, zoodat die redeneering niet opgaat. Ik
blijf er bij, dat het salaris, zooals het thans geregeld is, niet
voldoende geacht kan worden.
De Voorzitter. Mag ik u even opmerken, dat niet, zooals
u zegt, Dr. Oort aan het hoofd van het sanatorium staat,
doch dat aan het hoofd staat Dr. van der Kolk. Deze laatste
heeft daarenboven 179 eigen patiënten en Dr. Oort slechts 30.
Verder staat de heer Oort nog onder leiding van den hoog
leeraar prof. Jelgersma, zoodat er een groot verschil is tusschen
beide betrekkingen. Bovendien geloof ik, dat de geneesheeren
gepolst zijn en het voorstel een goede regeling vonden. Waar
ik straks ook van u bezwaren heb gehoord, dat de kosten te
hoog zouden - worden, begrijp ik niet goed, dat u een ver
hooging wenscht van een salaris, dat de commissie en de genees
heeren zeer voldoende achten en waarmede laatstgenoemden
tevreden zijn.
De heer Briët. M. d. V. Als de heeren zelf tevreden zijn,
zal ik niet voorstellen het salaris te verhoogen. Bovendien
heb ik niet gezegd, dat de regeling te duur zou zijn, daarin
vergist u zich.
De heer Roem. M. d. V. Afgescheiden nog van de mededeeling
die u gedaan hebt, dat de betrokken geneesheer in zijn schik
is, zooals de uitdrukking geweest is, wil ik toch nog even op
het volgende wijzen. Als jonge menschen van 26, 27 jaar
afgestudeerd hebben en zij gaan zich als advocaat of genees
heer vestigen, hoeveel geld moeten zij dan niet uitgeven voor
zij eenige practijk hebbenAls men dat eens bij elkaar telt
en dan ziet, wat de man op 35jarigen leeftijd verdient, dan
geloof ik, dat de geneesheer waarvan hier sprake is, de handen
in elkaar mag slaan. Het is toch een zeer mooi traktement.
Ik zou gaarne de rekening van geneesheeren en advocaten
eens willen zien, wanneer zij tien jaar gevestigd zijn. Bovendien
heeft men hier nog kans op pensioen.
De heer Pera. M. d. V. Hoewel de zaak nu als afgedaan
kan worden beschouwd, wil ik wel zeggen, dat, ofschoon ik
geen woord met den heer Briët heb gewisseld, zijn woorden
bij mij volle instemming vinden.
Nu zult u wellicht ook mij opmerken, dat ik voor zuinig
heid gepleit heb en toch de verhooging van een salaris niet
groot genoeg vind. Ja, mijnheer de Voorzitter, de salarissen