DONDERDAG
14 JULI 1910.
109
De Voorzitter. Het voorstel van Burgemeester en Wet
houders luidt:
»Wij geven u mitsdien in overweging aan Prof. Dr. D. A.
de Jong op zijn verzoek met ingang van 1 September a.s. of
zooveel vroeger als behoorlijk in den dienst zal zijn voorzien,
eervol ontslag te verleenen uit zijn betrekking van Directeur
van het Openbaar Slachthuis, onder dankbetuiging voor de
door hem aan de gemeente bewezen diensten en met vrij
stelling van de verplichting om voor den verderen duur van
zijn betrekking de voor den Directeur bestemde ambtswoning
te bewonen."
Hierop is ingediend een amendement door de heeren Fokker,
Bosch en van Gruting, luidende als volgt:
»Ondergeteekenden hebben de eer voor te stellen^ het ont
slag aan Prof. Dr. D. A. de Jong te verleenen met ingang van
1 September a.s. of zooveel later als behoorlijk in den dienst
zal zijn voorzien".
Ik vermoed dat de heeren genoegen nemen met ons voorstel
om Dr. de Jong van de verplichting vrij te stellen verder de
voor hem bestemde ambtswoning te bewonen. Het eenige
verschil is dus, dat Burgemeester en Wethouders voorstellen
Dr. de Jong ontslag te verleenen met ingang van 1 September
as. of zooveel vroeger als behoorlijk in den dienst zal zijn
voorzien, terwijl de heeren voorstellenzooveel later als be
hoorlijk in den dienst zal zijn voorzien
Ik geef nu het woord aan den heer Fokker tot toelichting
van het amendement.
De heer Fokker. Ik wil gaarne, mijnheer de Voorzitter, met
een enkel woord het amendement toelichten. En dan wil
ik niet ontkennen, dat de ontslagaanvrage van den Directeur
van het Openbaar Slachthuis op zoo korten termijn, immers
op dien van een maand, ons onaangenaam heeft aangedaan,
vooral onder de tegenwoordige omstandigheden, waar de be
trekking van adjunct-Directeur ook vacant is. Hoofdambtenaren
nemen in den regel een termijn van drie maanden voor hun
ontslagaanvrage in acht. Wanneer dit hier ook door den
Directeur was geschied, dan was dat niet alleen geweest een
bewijs van deferentie jegens den Raad, maar het zou ook zijn
geweest in het belang der gemeente. Wij betwijfelen toch, of
het belang der gemeente er goed door gediend zou zijn,
wanneer onmiddellijk nadat de adjunct-Directeur in functie
is getreden, het ontslag van den Directeur ingaat. Wij zijn
overtuigd, dat de nieuw benoemde adjunct-Directeur niet zoo
onmiddellijk zal zijn geörienteerd in alles wat het slachthuis
betreft, en ook niet zoo tehuis zal zijn in de ingewikkelde
administratie als hij een been binnen de poort heeft gezet.
Dit is eene moeielijkheid die wellicht ernstige sollicitanten
zal terug houden zich voor deze betrekking aan te melden.
Wij achten het niet in het belang der gemeente het voorstel
van Burgemeester en Wethouders, zooals het daar ligt, aan
te nemen. Straks bij het aanvragen van geld voor de ont
vangst van het gezondheidscongres heeft u, mijnheer de Voor
zitter, er al op gewezen, dat men niet tot het uiterste oogen-
blik kon wachten en de Raad voor September niet zoo heel
dikwijls meer zal bijeenkomen. Welnu, dat klemt nog te
meer hier bij deze zaak. Wanneer met '1 September de zaak
nog niet goed geregeld is, dan zitten wij in groote moeie
lijkheid, en daarom hebben wij voorgesteld te lezen: 1 Sep
tember of zooveel later als behoorlijk in den dienst zal zijn
voorzien.
De heer Vergouwen. M. d. V. Is er in de instructie van
Dr. de Jong een bepaalde datum genoemd, waaraan hij bij
ontslag aanvraag is gebonden Ik vermoed van neen, omdat
hij op zoo'n korten termijn ontslag wenscht. Nu ben ik het
met den heer Fokker wel eens, dat de heer de Jong een
termijn van 3 maanden in acht had kunnen nemen, maar ik
acht het toch ook tegenover hem onbillijk om te zeggen:
1 September of zooveel later als behoorlijk in den dienst zal
zijn voorzien, want dan wordt de bepaling van den tijd geheel
aan Burgemeester en Wethouders overgelaten. Wanneer door
de onderteekenaars van het amendement was voorgesteld om
in plaats van 1 September te lezen 1 October en dan verder
zooals het voorstel van Burgemeester en Wethouders luidt,
dan was aan alle eischen van het fatsoen voldaan, want dan
had men een termijn van drie maanden. Het verzoek is door
Dr. de Jong ingediend 22 Juni. Van dien tijd tot 1 October
is dus ongeveer drie maanden. Met het amendement wordt
de bepaling van den tijd van ontslag geheel aan Burgemeester
en Wethouders overgelaten. En omdat ik dit tegenover
Dr. de Jong onbillijk vind, kan ik mij met dat amendement
niet vereenigen.
De heer Pera. Ik neem wel aan, dat het de bedoeling van
de' heeren geweest is om den tijd van ontslag niet langer te
laten duren dan drie maanden. Zoo heb ik het tenminste be
grepen. Want ik ben het met den heer Vergouwen eens, dat
het niet zou aangaan den tijd onbepaald te stellen. Overigens
is het juist wat de heer Fokker heeft gezegd, dat hoofdambte
naren gewoonlijk niet binnen de drie maanden ontslag vragen
dat brengt het gewicht hunner betrekking mede. In elk geval
komt een termijn van 30 dagen, zooals Dr. de Jong dit nu
wenscht, in het geheel niet te pas, en daarom doet het mij
groot genoegen, dat de heeren met dit amendement zijn ge
komen. Ik meen, dat de wijze waarop de gemeente hier be
handeld wordt door den heer de Jong zeer veel te wenschen
overlaat, en dat door aanneming van het amendement de
billijkheid beter betracht zal worden dan door het voorstel
van Burgemeester en Wethouders, mits het toestaan van ont
slag niet over de drie maanden heengaat.
De heer Kerstens. Ik ben het geheel eens met. den heer
Vergouwen, dat het niet wenschelijk is, dit amendement aan
te nemen, dat in zekeren zin den tijd van ontslag onbestemd
laat. Toen de ontslagaanvraag bij Burgemeester en Wethou
ders inkwam, hebben zij deze, zooals gebruikelijk is, gesteld
in handen van de Slachthuiscommissie. Die Commissie vond
ook den termijn van 22 Juli wat kort en is toen na lang
durige beraadslaging tot de conclusie gekomen, dat het
wenschelijk was Burgemeester en Wethouders het voorstel te
doen, om aan den Raad voor te stellen den termijn te bepalen
op 1 September. Burgemeester en Wethouders hebben hier
aan gevolg gegeven en de Slachthuiscommissie meent, dat
die termijn nu ook lang genoeg is. Ik voor mij althans, acht
het wenschelijk ons aan dien termijn te houden. Daarbij
komt nog, dat wanneer het mocht gebeuren, dat wij op
1 September niet geheel klaar waren, of dat het wenschelijk
was dat Dr. de Jong nog iets langer aanbleef, ik er niet aan
twijfel, of Dr. de Jong zal aan het verzoek van Burgemeester
en Wethouders om iets langer te blijven, zeer zeker gehoor
geven.
Met het opmaken van een voordracht voor een adjunct-
Directeur zijn wij al een heel eind opgeschoten en ik kan in
het vooruitzicht stellen, dat die voordracht waarschijnlijk
zeer spoedig den Raad zal bereiken, en dat de eventueel te
benoemen adjunct-Directeur ook wel zeer spoedig in dienst
zal kunnen treden. Ik moet dus de aanneming van het amen
dement ontraden.
De heer Fokker. Naar aanleiding van de vraag, of de voor
stellers van het amendement ook niet meenen dat een termijn
van drie maanden lang genoeg is, wil ik dit antwoorden, dat
wij geen bezwaar hebben ons amendement in dien zin te
wijzigen, dat een termijn van drie maanden in acht wordt
genomen. In plaats van 1 September zou dan in ons amendement
moeten worden gelezen 21 September. Dan is precies de termijn
van drie maanden in acht genomen. De Wethouder heeft ons
nu wel medegedeeld, dat de voordracht omtrent de benoeming
van een adjunct-Directeur den Raad spoedig zal bereiken,
maar zooals bekend is, heeft er in de maand Augustus ge
woonlijk maar één vergadering plaats. En dan zou ik willen
vragen, of het mogelijk is dat een adjunct-Directeur dan
benoemd wordende, een paar dagen later al in functie kan
treden. En daarom zeg iklaten wij ons niet door de ontslag
aanvraag van Dr. de Jong voor een fait accompli doen stellen
is eenmaal het ontslag verleend en het besluit gevallen, dan
moet de nieuw benoemde adjunct-Directeur ook dadelijk maar-
alles op zich nemen en kan Dr. de Jong heengaan ook al is
zijn opvolger nog niet benoemd!
De heer Eerstens. Ik heb reeds gezegd, dat de Slachthuis
commissie den termijn van 1 September voldoende acht. Ik
begrijp niet, waarom de heer Fokker en de andere mede-
onderteekenaars van het amendement een larigeren termijn
noodig achten. De Slachthuiscommissie zal toch wel in de
eerste plaats deze zaak kunnen beoordeelenwaarom moeten
de heeren weer wijzer willen zijn dan de Slachthuiscommissie?
De heer Fokker. M. d. Y. Ik heb met groot genoegen
gehoord, dat de heer Kerstens de volkomen verantwoordelijk
heid aangaande deze zaak op zich neemt. Ik zou dat niet
durven
De heer Zwiers. Toen de aanvraag van den heer de Jong
om advies bij de Slachthuiscommissie inkwam, heb ik mij de
vraag gesteld, wanneer het mogelijk zou zijn, dat de nieuwe
adjunct-Directeur behoorlijk in de zaken zou kunnen zijn inge
wijd. Daarvoor scheen mij de ronde datum van begin September
geschikt en voldoende, en dan achtte ik mij niet gerechtigd,
de vrijheid van een ambtenaar nog daarna aan banden te
leggen. En waar thans de datum van 1 September wordt
voorgesteld, geloof ik, dat wij niet verder behooren te gaan.
Het moge dan geen volle drie maanden zijn, waarop men in
dit geval zoo aandringt, de terwijn schijnt mij voldoende.
Wanneer met de benoeming van den adjunct de noodige
spoed betracht wordt, dan kan vóór dien tijd wel behoorlijk
in de regeling der zaken zijn voorzien. En dan acht ik mij
niet gerechtigd om zoozeer als door het amendement wordt
gedaan, de persoonlijke vrijheid onnoodig aan banden te
leggen..