GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
65
OOEKOMEJ STUKKEN.
N°. 143. Leiden, 20 Mei 1910.
Tegen inwilliging van het hierbij overgelegd verzoek van
Mej. S. Ph. C. Wiersma, om eervol ontslag uit hare betrek
king van 2e onderwijzeres in de handwerken aan de openbare
lagere school der 3e klasse No. 5 alhier, bestaat bij ons geen
bezwaar.
Onder overlegging van het daaromtrent uitgebracht advies
van het Hoofd der school, geven wij U mitsdien in overwe
ging aan Mej. S. Ph. C. Wiersma, op haar verzoek, met
ingang van 16 Juni a. s. eervol ontslag uit hare betrekking
te verleenen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden
Leiden, den 14den Mei 1910.
Edelachtbare Heeren,
In beleefd antwoord op Uwe hierboven aangehaalde Apos-
tille heb ik de eer, U te berichten, dat bij mij geen bezwaar
bestaat tegen inwilliging van het verzoek van Mej. S. Ph.
Ch. Wiersma, om eervol ontslag uit hare betrekking van
tweede onderwijzeres in de nuttige handwerken voor meisjes
aan de Openbare Lagere School der derde klasse, No. 5, met
ingang van den löden Juni e. k.
Mitsdien geef ik U beleefdelijk in overweging, den Raad
voor te stellen, om Mej. S. Ph. Ch. Wiersma eervol ontslag
te verleenen met ingang van den 16den Juni e. k.
Met verschuldigden eerbied,
Het Hoofd der O. L. School der 3e klasse, No. 5,
W. Koops Azn.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders
der gemeente loeiden.
Leiden 9 Mei 1910.
Geeft met verschuldigde eerbied te kennen S. Ph. Ch.
Wiersma 2de onderwijzeres in de nuttige handwerken voor
meisjes aan de O. L. S. 3de kl. no. 5 alhier
lste Dat adressante beleefd verzoekt haar eervol ontslag als
bovengenoemde onderwijzeres, met ingang 16 Juni a.s.
2de Dat 't haar onmogelijk was daarvan eerder kennis aan
U Edelen te geven, door het overnemen eener zaak in ver
band met haar voorgenomen huwelijk.
Met verschuldigde eerbied
heeft zij de eer te zijn
Uw d. w. d.
S. Ph. Ch. Wiersma.
Aan Heeren Burgem. en Weth. der gemeente Leiden.
N°. 144. Leiden, 21 Mei 1910.
Ter vervulling van de vacature, welke met 1 Juli a.s.
ontstaan zal in het college van Commissarissen der Stads-
Bank van Leening, tengevolge van de periodieke aftreding
van den heer G. M. Kokxhoorn, hebben wij de eer U krachtens
art. 1 van het Reglement op de Bank van Leening de volgende
alphabetische voordracht aan te bieden, met verzoek tot eene
benoeming over te gaan
1°. P. ESSERS.
2°. A. J. DEN HOLLANDER.
3o. G. H. KOKXHOORN.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 145. Leiden, 24 Mei 1910.
Het is u bekend, welk een belangrijke verbetering het ge
deelte van den Rijnsburgerweg, dat binnen onze gemeente
gelegen is, in verband met den aanleg van den electrischen
tramweg in den laatsten tijd beeft ondergaan. Wanneer een
maal die weg over zijn volle breedte 'bestraat en geheel in
orde gebracht zal zijn, zal inderdaad een veel fraaiere toe
stand zijn verkregen.
Opdat echter de verbreeding van den weg ten volle tot haar
recht kome, zou bet wenschelük zijn dat het trottoir aan de
oostzijde van den weg, dat thans bij het stations-emplacement
van de Noord-Zuid Hollandsche Tramweg-Maatschappij wordt
onderbroken, tot aan de spoorbaan van de Holl. IJzeren Spoor
weg-Maatschappij kon worden doorgetrokken. Tot nog toe
was dit niet mogelijk, omdat de daartusschen liggende strook
gronds eigendom is van de Noord-Zuid-Holl. Tramweg-Maat
schappij. Thans hebben wij ons echter tot laatstgenoemde maat
schappij gewend met het verzoek om de strook gronds, in
het verlengde van het reeds bestaande trottoir gelegen, en op
de in de Leeskamer liggende situatieteekening met de letters
A C b d nader aangegeven, kosteloos in eigendom, en onder
houd aan de gemeente af te staan, ons dezerzijds bereid ver
klarende om de kosten van de verplaatsing van het afsluit
hek dan voor rekening van de gemeente te nemen.
Tot onze voldoening mochten wij op deze vraag een gunstig
bescheid ontvangen. De maatschappij verklaarde zich bereid
de bovenaangegeven strook gronds ter verbreeding van den
Rijnsburgerweg om niet aan de gemeente in eigendom af
te.staan, onder voorwaarde, dat de kosten van opmeting en
van overdracht door de gemeente zouden worden gedragen en
dat de gemeente verder op hare kosten
1°. het ter plaatse aanwezige hek naar en op de nieuwe
grens onder vernieuwing, zoo noodig, van palen - zou ver
plaatsen en geheel verven;
2°. den bak met meter van de waterleiding, welke in het
over te dragen terrein gelegen is, en een aldaar aanwezige
gaslantaarn eveneens binnen de nieuwe grens zou verplaatsen
3°. den voor het gewone verkeer bestemden toegang tot het
tramwegemplecement onder behoorlijke hellingen zou doen
aansluiten aan de bestrating op den Rijnsburgerweg en op
bedoeld emplacement; en
4°. het door te trekken verhoogde voetpad zoodanig zou
aaideggen, dat geen wijziging in het bestaande, bedoeld voet
pad kruisende tramspoor zou behoeven te worden gebracht.
Het komt ons voor, dat al deze voorwaarden alleszins aan
nemelijk zijn en dat er dan ook geenerlei bezwaar kan bestaan
om ze te aanvaarden.
De mede door de maatschappij in haar schrijven van 29
April 1.1. gestelde voorwaarde, dat ons college zich zou ver
eenigen met de door de maatschappij voorgestelde bijdrage
in de kosten van opruiming van stoepen aan de Hoogewoerd,
kan hier buiten beschouwing blijven, aangezien inmiddels
reeds door ons college met die bijdrage is genoegen genomen.
Op grond van het bovenstaande geven wij U dus in over
weging te besluiten de op de in de Leeskamer liggende
situatieteekening met de letters A Cb d aangegeven strook
gronds langs den Rijnsburgerweg kosteloos in eigendom en
onderhoud bij de gemeente over te nemen, ten einde aan den
openbaren weg te worden toegevoegd, onder bepaling dat de
kosten van overdracht door de gemeente zullen worden gedragen
en overigens met inachtneming van de boven omschreven
voorwaarden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 146. Leiden, 24 Mei 1910.
Nu in verband met de omlegging van het Rijn- Schie-
kanaal eerlang tot de verplaatsing van de vuilnisstalen in de
Waard zal moeten worden overgegaan en tevens het contract
met de pachters van de gemeentereiniging over een paar jaar
zal afloopen, komt het ons geraden voor dat de vraag, op
welke wijze het reinigingsbedrijf in deze gemeente in de toe
komst zou behooren te worden ingericht, in haar vollen orn-
vang worde onder de oogen gezien. Immers juist op het gebied
van de gemeentelijke reiniging heeft de techniek in de laatste
jaren zoo belangrijke vorderingen gemaakt, dat het ons geens
zins onmogelijk schijnt, dat ook hier met het tot dusver
gevolgde primitieve systeem behoort te worden gebroken en
wellicht ook een der nieuwere procédé's van vernietiging van
afval behoort te worden in toepassing gebracht.
Intusschen, tal van vragen doen zich hier voor, die alleen
door deskundigen kunnen worden beantwoord. Hoe zal het
bedrijf moeten worden ingericht? Zal het wederom worden
verpacht of in eigen beheer genomen? Aan welke eischen
behoort hot te kiezen terrein te voldoen, mede in verband
met het systeem dat zal worden gevolgd? Hoe zal het stads
vuil en het fabrieksafval onschadelijk worden gemaakt? En
is daarvan ook nog eenig profijt te trekken? Het zijn alle
vragen, waarop alleen mannen van het vak, met de noodige
wetenschappelijke kennis toegerust en met voldoende ervaring
op dit gebied, het antwoord kunnen geven. En zulke
mannen zijn onder het corps der gemeente-ambtenaren uit
den aard der zaak niet t vinden.
Het is daarom dat het denkbeeld van den Directeur van
Gemeentewerken om aan éen tweetal deskundigen op te dragen,
advies uit te brengen omtrent de meest doelmatige in-