80 DONDERDAG 19 MEI 1910. Daarmede vervalt natuurlijk vanzelf mijn reeds gedane aanvrage aan den Raad. Ook mijnerzijds bieng ik U gaarne dank voor Uwe vrien delijke beantwoording van mijn verzoek. De Hoogleeraar-Directeur der Rijks-Academie van B. K. A. J. der Kinderen. Aan Edel Achtbaren Heeren Burgemeester en Wethouders te Leiden. De Voorzitter. Burgemeester en WethoudersLiadden eenige conditiën opgegeven, waaraan zou moeten worden voldaan. Zoo waren de data ook vastgesteld, binnen welke het copieeren moest plaats hebben, omdat, wanneer hier het hygiënisch congres wordt ontvangen en ook tijdens de lustrumfeesten, het stuk in deze Raadszaal niet mag ontbreken. Het is dus nogal aangenaam, dat het schilderstuk niet tijdelijk verwijderd behoeft te worden. Ik stel u thans voor in verband met dit schrijven de indertijd gedane aanvrage als niet gedaan te beschouwen. Aldus wordt besloten. Aan de orde is alsnu: I. Benoeming van inwoners der gemeente, tevens kiezers in het kiesdistrict, voor den tijd van twaalf maanden, tot leden of plaatsvervangende leden in de stembureaux voor de ver kiezing van leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, de Provinciale Staten en den Gemeenteraad. (Zie Ing. St. No. 136). De Voorzitter. Ik zou de heeren WTildeboer, P. J. Mulder, van Hoeken en Fokker willen uitnoodigen, het stembureau te vormen. Mag ik den leden van den Raad tevens verzoeken, onder kiesdistrict II aan de rechterzijde, no. 3 van boven, te willen schrappen den heer Dr. C. H. Kindermann, daar deze de stad heeft verlaten. De heer Fokker. M. d. V. Zou ik even een vraag mogen doen. Als lid van een der stembureaux heb ik de ervaring opgedaan, dat personen, die tot lid van die bureaux waren benoemd, bij slot vart rekening niet kwamen, hetzij omdat zij verhinderd waren, of om andere redenen. Nu zou ik willen vragen, of aan de personendie hier thans worden voorge dragen, gevraagd is, of zij zich een evenlueele benoeming zullen laten welgevallen en bereid zijn, een plaats in het stembureau te willen innemen. Verscheidene heeren zullen zich wel herinneren, dat wij die moeilijkheid wel eens hebben gehad. De Voorzitter. Aan de personen, die op deze drie lijsten staan, is dat niet gevraagd. Dit zijn slechts algemeene lijsten. Het plan is wel, van te voren hen te polsen, die voorgesteld zullen worden, om in de bureaux zitting te nemen. Dit is een algemeene opgave, waaruit later benoemd moet worden. De benoeming komt eerst een volgende keer Alle voorgedragenen worden vervolgens benoemd met alge meene (28) stemmen, uitgezonderd voor het eerste kiesdistrict de heer Mr. Dr. J. C. Overvoorde die 27 steromen verkreeg. Bovendien verkreeg de heer Dr. G. H. Kindermann voor het tweede kiesdistrict 2 stemmen. II. Staat van af- en overschrijving op de begrooting, dienst 1909, van het H. G. of Arme Wees- en Kinderhuis. (Zie Ing. St. No. 128). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goed gekeurd. III. Suppletoire staat van begrooting, dienst 1909, van het H. G. of Arme Wees- en Kinderhuis. (Zie Ing. St. No. 128). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goed gekeurd. IV. Staat van af- en overschrijving op de begrooting, dienst 1909, van de Stedelijke Werkinrichting. (Zie Ing. St. No. 142). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goed gekeurd. V. Suppletoire staat van begrooting, dienst 1909, van de Stedelijke Werkinrichting. (Zie Ing. St. No. 142). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goed gekeurd. VI. Staat van af- en overschrijving op de begrooting, dienst 1909, van het Geref. Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis. (Zie Ing. St. No. 127). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goed gekeurd. VII. Rekening, dienst 1909, van het Geref. Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis. (Zie Ing. St. No. 127). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goed gekeurd. VIII. Verzoek van J. C. de Munck om vergunning tot het plaatsen en hebben van een houten kantoortje op den Nieuwen Rijn, tegenover de Beschuitsteeg. (Zie Ing. St. No. 130). De heer Roem. M. d. V. Ik heb de stukken, die op deze zaak betrekking hebben en in de Leeskamer lagen, doorgelezen, doch ik kan niet anders dan zeggen, dat ik het niet billijk vind, dat Burgemeester en Wethouders niet aan het verzoek van den verzoeker voldoen. De heer de Munck heeft mij hier over volstrekt niet gesproken, zoodat ik deze zaak hier geheel alleen opzet. Ik weet niet, welke bijzondere beweegredenen hij heeft, om daar een huisje te plaatsen. Nu wil het mij voor komen, dat een zeer klein kantoortje van 1 bij 2 Meter aan den waterkant de omgeving aldaar niet zal ontsieren. Integen deel; als daar een zeer net houten huisje komt, hetzij van Amerikaansch grenenhout, of ander netjes geschilderd hout, met een leien dak erop niet, zooals de havenmeester zegt, met een plat dak dan zal dat de omgeving niet ontsieren. De winkeliers, die daar wonen, zullen daarvan geen last heb ben en hun woningen zullen van de overzijde ook wel goed zichtbaar blijven. Nu wordt in de stukken gezegd, dat eenige personen zich daartegen hebben gekant, maar dat zijn er toch slechts twee, terwijl vier verklaard hebben, dat zij er niets tegen hebben. Als men nu aanneemt, dat de meerderheid te beslissen zou hebben ik weet wel, dat dat hier niet opgaat dan zou ik zeggen, dat er geen bezwaar is, het verzoek toe te staan. Ik mag natuurlijk aldus niet redeneeren, maar het antwoord „eenige" is dan toch in een zeer ruime beteekenis opgevat. Ik zou wel willen voorstellen, dat de Munck aan Burgemeester en Wethouders een teekening van het huisje zou overleggen en ik zou Burgemeester en Wethouders wel willen verzoeken, of zij niet nog eens zouden willen overwegen, om, als daar een net gebouwtje wordt geplaatst, het verzoek van den heel de Munck in te willigen Ik hoor hier zeggen, dat fabricage dat moet zeggen, maar fabricage wordt daarover niet gehoord. Die Commissie wordt daarbuiten gelaten. De Voorzitter. Ik zou de opmerking willen maken, dat niet opgaat wat u zooeven zeide van de buurtbewoners. Als twee van de bij wonenden er tegen zijn en vier ervoor, dan beslist hier geen meerderheid van stemmen, want de buren hebben in deze niets te beslissen. Daarenboven, als iemand in een buurt een huisje wil zetten, en slechts éénder omwonen den is er tegen, dan is dat m. i. al voldoende, om op het verzoek niet in te gaan. Hier is het echter nog een ander geval. Hier betreft het een ontsiering van de straat. Als er zulk een huisje stond, moest men alle moeite doen, om dat op te ruimen. De Nieuwe Rijn is een vrij smalle gracht; als men daar een dergelijk huisje gaat zetten, dan krijgt men daar allerlei narigheid omheen; dan ontstaat daaromheen een vergaarplaats van niet al te smakelijke zakenhet wordt dan een vernauwing en een ontsiering van de straat Het ligt op den weg van de gemeente, om alle beschikbare ruimte vrij te houden en vrij te maken. Nu zou het iets anders zijn, als de aanvrager aldaar reeds een kantoortje had en het de vraag gold, om dat op te heffen; dan zou men als het ware van verkregen rechten kunnen spreken, waarin zou kunnen worden getreden. Nu zouden wij echter, als wij het verzoek toestonden, een toestand gaan scheppen, die als bij er was, veranderd zou moeten worden. Ik zou den Raad dus ten sterkste aanraden, niet mede te gaan met den heer Roem, en het voorstel van Burgemeester en Wethouders aan te nemen. De heer Roem. M. d. V. Ik zou nog willen opmerken, dat het huisje daar voor niemands deur komt te staan, want het kan gezet worden in de aslijn van de straat, die een Meter of zes breed is. Bovendien kan het tusschen de boomen en den waterkant komen en zal het dus de straat niet nauwer maken. Wat het ontsieren betreft, ben ik zoo vrij te verwijzen naar punt 10 van de agenda van heden, waarbij aan de Vereeniging tot Bevordering van het Vreemdelingenverkeer vergunning zal worden gegeven, om een houten gebouwtje te verplaatsen, wat alles behalve mooi zal staan. Wanneer daar een net huisje wordt gezet, zal het de omgeving niet meer ontsieren dan de politiehuisjes. Ik vind het onbillijk van Burgemeester en Wet houders, dat zij aan de Munck dat huisje daar weigeren. Als men in andere plaatsen komt, bijvoorbeeld in Rotterdam, dan ziet men daar ook veel huisjes aan de kade staan, die veel minder sierlijk zijn dan het hier gedachte huisje. Er

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1910 | | pagina 2