GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 57 IJÏ CrEKOMElS STUK KEN N°. 127. Leiden, 28 April 1910. De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te deelen, dat zij tegen den in hare handen gestelden staat van af- en overschrijving op de begrooting van het Gereformeerde Minne- of Arme oude Mannen- en Vrouwenhuis en tegen de reke ning dier instelling, beide het dienstjaar 1909 betreffende, geene bedenkingen heeft. Zij adviseert U derhalve tot goedkeuring van dien staat en van die rekening te besluiten, wat de rekening betreft: in ontvangst opf 11170.31 in uitgaaf op10628.00 sluitende met een batig saldo vanf 542.31 Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 128. Leiden, 28 April 1910. Tegen den in hare handen gestelden staat van af en- over schrijving op de begrooting van het H.G. of Armen Wees- en Kinderhuis en tegen den suppletoiren staat van begrooting dier instelling, beide het dienstjaar 1909 betreffende, heeft de Com missie van Financiën geene bedenkingen. Zij stelt U mitsdien voor tot goedkeuring van beide staten te besluiten. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 129. Leiden, 3 Mei 1910. Wij hebben de eer U mede te deelen, dat bij ons college geen bezwaar bestaat tegen de inwilliging van het hierbij- gaand verzoek van G. C. A. Werkhoven. Wij geven Uwe Vergadering derhalve in overweging aan adressant vergunning te verleenen tot het bouwen, overeen komstig de overgelegde teekening, van een houten schuur op steenen voet, bestemd tot het bergen van gereedschappen en planken op het terrein aan het Utrechtsche Jaagpad No. 37, kadastraal bekend Gemeente Leiden, Sectie M No. 2357. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. De ondergeteekende Gerrit Iiarel Alexander Werkhoven tuinman wonende Utrechtsch jaagpad No. 37 geeft met ver schuldigde eerbied te kennen dat hij U.E. College beleefd verzoekt om achter zijn woonhuis op zijn tuin een houten schuur op steenen voeting te mogen bouwen tot berging van gereedschappen en planken. Volgens bijgaande teekeningen tuin Sectie M 2357. Hierop een gunstig antwoord van U.E. College te mogen ontvangen. Hoogachtend, G. C. A. Werkhoven. Gedaan te Leiden 20 April 1910. N°. 130. Leiden, 3 Mei 1910. Op nevensgaand verzoek van J. C. de Munck om vergunning tot het plaatsen en hebben van een houten kantoortje op den Nieuwen Rijn, tegenover de Beschuitsteeg, behoort naar wij meenen afwijzend te worden beschikt. Nog daargelaten toch dat verschillende omwonenden de plaatsing van een dergelijk huisje ongaarne zouden zien, komt het ook ons voor, dat zulke gebouwtjes op de openbare straat, die de omgeving ontsieren en tot allerlei misbruik aanleiding geven, zooveel mogelijk behooren te worden geweerd. Toen dan ook adressant voor een paar jaren met een zelfde verzoek tot ons college kwam, is daarop afwijzend door ons beschikt en wij meenen, dat er geen reden kan bestaan, waarom thans door Uwe Vergadering een andere beschikking zou moeten worden genomen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der gemeente Leiden verzoekt ondergetee kende J. C. de Munck met verschuldigde eerbied vergunning tot het plaatsen en hebben van een houten kantoortje groot ongeveer één maal twee Meter op den Nieuwen Rijn, tegen over de Beschuitsteeg ter plaatse waar nu, met Uwe vergunning zijn reclamebord staat. J. C. de Munck. 's-Gravenhagen, j u A il mQ Leiden, r N°. 131. Leiden, 1 Mei 1910. Aan den Raad der Gemeente Leiden. De Plaatselijke Schoolcommissie heeft vernomen dat de Raad der Gemeente Leiden bij de benoeming van twee leden dezer Commissie, in zijn vergadering van 23 April 1.1. gemeend heeft geheel buiten de ingediende aanbeveling te moeten gaan. Met leedwezen nam zij van dat feit kennis, omdat er uit blijkt dat bij den Raad gemis van vertrouwen bestaat in de onpartijdigheid van de door hem benoemde Commissie. Die Commissie nu is samengesteld uit personen van verschillende richtingen, en het ligt voor de hand dat zulk een gemis aan onpartijdigheid zou moeten worden toegeschreven aan een onderdrukken van de meeningen van enkele leden door een toevallige meerderheid. De Schoolcommissie stelt er prijs op, aan den Raad mede te deelen, dat de keus van personen, die volgens haar meening als leden van die Commissie in aanmerking kwamen, in twee achtereenvolgende vergaderingen is ter sprake gebracht; dat daarbij door geen der leden andere personen zijn genoemd dan die, welke in de aanbeveling zijn opgenomen, en dat de ingediende lijst met algemeene stemmen werd vastgesteld in een vergadering, waarin de Heeren Hoogenraad, Van Hamel, Kuenen en Draaijer ontbraken. Tegenover de houding van den Raad meent de School commissie aan zichzelve verplicht te zijn, bovenstaande feiten mede te deelen, en den wensch te moeten uitspreken dat de verdenking van partijdigheid, welke de Commissie in de laatste benoemingen meent te moeten zien, door den Raad als niet bestaande zal worden erkend. De Plaatselijke Schoolcommissie: H. G. v. d. S. Bakhuyzen, Voorzitter. H. C. van der Heyde, Secretaris. N». 132. Leiden, 3 Mei 1910. Bij nevensgaand schrijven bieden de gemachtigden van Gedep. Staten dezer provincie, tot het waardeeren, enz. van de eigendommen voor de omlegging van het Rijn-Schiekanaal, voor de eigendommen van de gemeente Leiden, welke ten behoeve dier omlegging moeten worden onteigend, een bedrag van f 30982.85 aan. Die eigendommen zijn in extenso in den brief aangegeven. Zij zijn gezamenlijk groot 4.74.68 H.A. Het grootste gedeelte dier oppervlakte, n.l. 2.84.65 H.A. wordt in beslag genomen door water en openbare weg. Het overblijvende gedeelte, t. w. 1.90.03 H.A. maakt deel uit van onze staalsteden. Waar dus de overgroote helft van de van de gemeente Leiden te onteigenen eigendommen als nagenoeg waardeloos mag worden beschouwd, komt het ons voor dat er alleszins reden bestaat om met een bod van f 30982.85 voor het geheel, zij het dan ook dat tengevolge van deze onteigening tot een ver plaatsing van ons reinigingsbedrijf zal moeten worden over gegaan, genoegen te nemen. Wij geven u mitsdien in overweging te besluiten de in bijgaand schrijven der gemachtigden genoemde eigendommen van de gemeente Leiden, gelegen onder Zoeterwoude, Leiden en Leiderdorp, voor een bedrag van f 30982.85 aan de provincie Zuid-Holland af te staan, onder bepaling dat deze som eventueel zal worden verhoogd met de schadeloosstelling, waarop de huurders krachtens art. 42 der Onteigeningswet aanspraak zullen kunnen maken, en dat de kosten van overdracht door de Provincie zullen worden gedragen. Aan den Gemeenteraad. Zoetermeer Alphen Burg. en Weth. van Leiden. den 23en April 1910. Door de Gedeputeerde Staten dezer provincie gemachtigd tot aankoop der eigendommen noodig voor de omlegging van het Rijn-Schiekanaal buiten Leiden, hebben wij de eer U uittenoodigen den Raad uwer gemeente te willen vooi stellen aan de provincie in eigendom aftestaan en over te dragen de volgende eigendommen, als: Gemeente Zoeterwoude. Sectie A n°. 4662, watering. groot 1. 01. 64 Gemeente Leiden. Sec e M n°. 1476, water en spoorweg, groot 0. 03. 51 1483, watering 0. 32. 40 2892, 0. 03. 20 1014, watering 0. 92. 80 2924, idem 0. 06. 40 2930, berm 0. 16. 80 2933, 2936, weg 0. 10, 80 weg en berm 0. 17. 10 H. A. C.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1910 | | pagina 7