78 DONDERDAG -28 APRIL 1910. hoog liggen als het Noordeinde en de Breestraat, want die ruimte daartusschen zal daar worden opgehoogd. De rijtuigen, die van de Breestraat en van het Noordeinde komen en naar het Rapenburg gaan, vinden daar geen gemakkelijken hoek. Wij hebben dien hoek niet nog moeielijker willen maken door tegelijkertijd een helling te moeten op- of afrijden en daarom wordt de geheele straat met de brug waterpas ge maakt. Ik geloof dus dat wij getracht hebben het voor de voertuigen zoo gemakkelijk mogelijk te maken, en van het tegendeel ben ik ook nog niet overtuigd. Wat het omrijden betreft, waarover de heer Vergouwen spiak, ik heb ook hooren vragen waarom die hulpbrug niet gelegd is tegenover de Langebrug. Maar dan hadden anderen o i. te recht het bezwaar geopperd dat men van het Station ko mende gedurende zoo'n langen tijd zoover moest omrijden. En nu wil de heer Vergouwen de rijtuigen heelemaal bij de Academie doen omrijden. Wat is nu de beste weg? Ik weet het niet. Maar hieruit blijkt het weer opnieuw boe het gaat als men aan den weg timmert. Wij doen ons best om bet voor iedereen zoo goed en gemakkelijk mogelijk te maken, doch op- en aanmerkingen zijn er altijd wel te maken. Wanneer wij anders hadden gedaan, dan zouden ons ook geen opmerkingen bespaard zijn gebleven. De heer Fokker. Ik heb met belangstelling gehoord, dat er zoo uitnemend voor het verkeer wordt gezorgd; maar wordt er ook gezorgd voor de bewoners van het Rapenburg, die nu een dam voor hun huis krijgen, waarvan natuurlijk water afloopt, dat de bewoners in hunne huizen zullen krijgen De heer Korevaar. M. d. V. Ik weet wel dat er een dam in het water is gemaakt, maar niet dat er ook een is op de straat. De heer Fokker. De heer Vergouwen deelde toch mede, dat de brug 70 centimeter hooger ligt dan de straat. Wan neer nu de straat tot zoover wordt opgehoogd, zal dit een soort dam vormen, waarvan het afstroomende water binnen de huizen moet komen, tenzij daartegen een behoorlijke voor ziening worde getroffen. De heer Korevaar. Het bezwaar van den heer Vergouwen gold het tegenwoordige, de heer Fokker ziet de bezwaren al in de toekomst. Wanneer de heer Fokker geen lid van den Raad was, dan zou ik hem antwoorden: wacht u eerst eens af, wij zullen wel zorgen voor eene behoorlijke afwatering. Nu echter de heer Fokker lid van den Raad is kan ik hem dit antwoorden: wij zullen trachten te zorgen, dat de bewoners zoo weinig mogelijk last zullen ondervinden van de ophooging. Maar het gaat natuurlijk niet aan om voor eene tijdelijke ophooging kostbare rioleeringswerken te gaan maken. De heer Vergouwen. Ik ben zoo voorzichtig geweest alleen een vraag te stellenik heb niet beweerd dat het anders kon alleen gevraagd of men niet anders had kunnen handelen. Ik zal mij bij de verklaring van den heer Korevaar thans nederleggen; wij zullen wel zien hoe het in de praktijk gaat. Wat het omrijden betreft, daarover zou men zeker wel aan merkingen hebben gehoord, maar de kosten voor de brug waren heel wat minder geweest. Zooals men nu de brug maakt, zal zij heel wat geld kosten. Volgens mijn gedachte had dit bespaard kunnen worden. De Voorzitter. Wanneer geen van de heeren meer het woord verlangt, schors ik de openbare vergadering en ver ander die in eene met gesloten deuren. De openbare vergadering wordt na eenigen tijd heropend. De Voorzitter. Ik stel voor het kohier alsnog met f 5500 te verhoogen en mitsdien te brengen op f 8.438.565. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt hierop het kohier vastgesteld op f 8.438.565 en het heffingspercen tage bepaald op 4,90. (De heer van Hoeken had inmiddels de vergadering ver laten). Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter alsnu de vergadering. Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. Groen Zoon.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1910 | | pagina 6