DONDERDAG 28 APRIL 1910. 77 De Voorzitter. Maar wanneer het nu eene particuliere Maatschappij was, die niet door hare concessie was gebonden om onze goedkeuring te vragen, dan zou er van het hooren van de Gezondheidscommissie ook geen sprake zijn. De heer Zwiers. Het is door een paar sprekers voorgesteld, alsof we hier slechts te doen hadden met de eenvoudige uit breiding van een bestaande inrichting. Die voorstelling lijkt me echter niet juist. Wat de maatschappij uit kanalen en draineerbuizen oppompt, is wel water, maar nog geen drink water. Het heeft om meer dan ééne réden een zuiverings proces te ondergaan, en daarbij is toch zeer zeker de ge zondheid onzer ingezetenen betrokken. Het schijnt mij dan ook alleszins rationeel, bij dit vraagstuk van de zuiverheid van ons drinkwater, en van de daarvoor toe te passen methode het advies in te winnen van de daarvoor aangewezen Gezond heidscommissie. De heer van Hamel. Welke Gezondheidscommissie moet dan worden gehoord: die van Leiden of die van Katwijk? Het terrein waarvan sprake is, ligt toch op het grondgebied van Katwijk. De heer Sijtsma. Strikt genomen geloof ik dat de heer van Gruting niet zoo heel ongelijk heeft. Maar wat zal het gevolg zijn van uitstel? Dat de Gezondheidscommissie wordt gehoord, dat zij het werk goedkeurt en dan kunnen wü het voorstel de volgende vergadering weer aannemen. Want zooals de heer Bosch heeft opgemerkt, door de nu voorgestelde wijze van handelen zal het water beter worden gezuiverd dan vroeger. Wat kan de Gezondheidscommissie daar tegen hebben? De heer Aalberse. M. d. V.! Ik ben het niet eens met de meening, dat wanneer wij punt 9 van de agenda aanhouden om daarover de Gezondheidscommissie te hooren, punt 10 dan ook moet worden aangehouden. Punt 9 betreft werken, die directen invloed hebben op de volksgezondheid; punt 10 geldt het sluiten van eene leening, waarmede de volksge zondheid niets te maken heeft. Ik geloof, dat de heer van Gruting volkomen gelijk heeft, wanneer hij zegt, dat het be sluit van den Raad omtrent punt 9 onwettig zou zijn, wanneer niet vooraf de Gezondheidscommissie is gehoord. Immers waar het hier betreft werken, die ondernomen worden in het belang der volksgezondheid, daar is het voor de geldigheid van het Raadsbesluit wel degelijk noodig, dat de Gezondheids commissie wordt gehoord. Het ligt toch op haren weg, om te beoordeelen, of de voorgestelde middelen tot zuivering, tot ontijzering van het water, werkelijk voldoende zijn. Waar nu uitdrukkelijk in de wet staat, dat dergelijke raadsbesluiten in de toekomst niet meer geldig zijn, tenzij de Gezondheids commissie is gehoord, terwijl in het Raadsbesluit zelfs uit drukkelijk moet worden vermeld, dat de Commissie is gehoord daar heeft de heer van Gruting m. i. volkomen gelijk, dat hij op het hooren der Commissie aandringt. Maar ik gevoel niets voor de bewering, dat die Commissie dan ook over punt 10 zou moeten worden gehoord. De Voorzitter. De scheiding die U maakt bestaat niet volgens de wet. Wanneer u meent dat over punt 9 de Ge zondheidscommissie moet worden gehoord, en dat derhalve punt 9 van de agenda moet worden afgevoerd, dan kunnen wij ook punt 10 niet behandelen. Immers de leening in punt 10 vermeld wordt aangegaan ten behoeve van werken waar toe wij in punt 9 besluiten. Punt 10 kunnen wij dus niet aannemen zonder eerst punt 9 aangenomen te hebben. Wanneer het dus dubieus is wat het voor mij echter niet is of over punt 9 de Gezondheidscommissie moet worden gehoord, dan stel ik voor om de punten 9 en 10 aan te houden en weder in de volgende Raadsvergadering aan de orde te stellen, na de Gezondheidscommissie te hebben gehoord. De heer van der Lip. Ik kan er mij wel mede vereenigen om punt 9 van de agenda af te voeren en om daarover eerst de Gezondheidscommissie te hoorenomdat met eenig recht kan beweerd worden dat het werken betreft waarbij de volksgezondheid betrokken is. Maar dit kan niet worden gezegd van punt 10. Bij het goedkeuren van eene geldleening kan er toch geen sprake van het hooren der Ge zondheidscommissie zijn. Dit ben ik met den heer Aalberse geheel eens. Wel zullen wij punt 10 moeten aanhouden, omdat dit verband houdt met punt 9, maar niet om er eerst het advies der Gezondheidscommissie over in te winnen. Dit zou naar mijne meening geen zin hebben. De heer van Gruting. Ik heb ook alleen bedoeld punt 9, omdat daarin sprake is van technische zaken, die strekken ter bevordering van de zuiverheid van het water. Daarover moet het oordeel van de Gezondheidscommissie worden ge vraagd, anders is het besluit dat wij nemen niet wettig. De Voorzitter. Ik ben het niet met u eens, maar ik stel nu voor beide punten van de agenda af te voeren, dan kunnen Burgemeester en Wethouders nader uitmaken of punt 9 alleen, dan wel ook punt 10 aan het oordeel van de Gezondheids commissie moet worden onderworpen. Zonder hoofdelijke stemming wordt alsnu besloten de punten 9 en 10 van de agenda af te voeren. XI. Vaststelling van het kohier der plaatselijke directe be lasting, dienst 1910. (Zie Ing. St. n°. 126) De heer De Vries. M. d. V. Ik zou over dit kohier eene enkele opmerking willen maken in een geheime vergadering, maar vooraf wensch ik toch ook nog iets hierover in openbare vergadering te zeggen. Het zal waarschijnlijk allen evenals mij hebben getroffen, dat het kohier zooals wij het tegenwoordig in drukproef tehuis- krijgen, niet meer is zooals vroeger. Tot voor een paar jaar geleden kregen wij altijd een kohier, waarin vermeld werd, hetzij tot welk precies bedrag iemand werd aangeslagen, hetzij de klasse waarin hij zich plaatste, en in het laatste geval kreeg men dan daarbij een kolom waaruit bleek uit welk minimum en maximum die klasse bestond. Die laatste kolom nu is weg gelaten. Dit mag voor de heeren die eiken dag met deze zaken te doen hebben geen last opleverenvoor anderen is dit niet zoo gemakkelijk. Wat mij betreft, ik moet elk oogenblik bij het nazien de klasse gaan opzoeken in de verordening, iets wat lastig en tijdroovend is. Men heeft juist den maatregel ge nomen om de kohieren in drukproef aan de leden van den Raad tehuis te zenden, om te maken dat de leden op hun gemak de namen en de inkomens kunnen nazien, teneinde meer licht te kunnen ontsteken. Ons vroegere hooggeacht medelid, de heer Drucker, heeft dit voorgesteld en in de eerste jaren leverde dit goede resultaten op. In geheime zitting deed menig Raadslid, op grond van hetgeen hij gezien had, een voorstel en ik geloof dat de gemeente daarvan veel ge profiteerd heeft. Dat is nu onmogelijk geworden. Het is m. i. niet mogelijk, bij een boekwerk van 232 pagina's, om bij eiken naam dien het kohier bevat, het cijfer op te zoeken, van het inkomen vervat in de klasse achter elks naam ge plaatst. En voor men dat inkomen weet, kan men toch niet beoordeelen of eene aangifte juist is of niet! Het vorige jaar heb ik hieromtrent ondershands opmerking gemaakt en ik had gehoopt, dat er dit jaar verandering zou zijn aangebracht. Nu dit niet zoo is, zou ik den geachten Wethouder van Financien wel op het hart willen drukken het volgende jaar weer terug te keeren tot het stelsel, dat wij tot vóór 1908 hebben gehad. De heer Kerstens. Ik herinner mij niet dat het vorige jaar iemand zijn verlangen heeft te kennen gegeven om de kolom, waarover de heer de Vries sprak, weder op te nemen. Maar Burgemeester en Wethouders zullen, vermoed ik, wel rekening willen houden met hetgeen door den heer de Vries is voor gesteld, zoodat ik wel geloof te kunnen zeggen, dat aan zijn verlangen zal worden voldaan. De heer de Vries. Ik dank den heer Kerstens voor zijne toezegging. De Voorzitter. Heeft een van de leden, voordat wij eene vergadering met gesloten deuren houden, nog iets in de openbare vergadering te zeggen? De heer Vergouwen. M. d. V. Ik had nog eene enkele vraag willen doen. Dezer dagen op het Rapenburg komende zag ik dat men bezig is met de hulpbrug bij de Noordeindsbrug. Toen zag ik ook dat die hulpbrug 70 a 80 centimeter boven den beganen grond wordt gebouwd. Ik ben geen technicus en daarom wensch ik nu alleen te vragen, of het niet mogelijk zou geweest zijn om de brug gelijk te maken met den beganen grond. Nu krijgen wij een oprit aan het Rapenburg, waarvan vooral groote vervoermiddelen veel last zullen hebben, omdat de helling zoo groot is en de draai daar niet gemakkelijk. Toen ik er zoo voorstond kwam de gedachte bij mij op, of dit werk niet eenvoudiger had kunnen geschieden. Had men daar bijv. niet kunnen maken een eenvoudige brug voor voetgangers en kleine vervoermiddelen. De groote voertuigen hadden dan kunnen omrijden, hetzij door de Houtstraat of over het Rapenburg terug. Dat had de gemeente in de kosten ook nogal wat gescheeld, en men was van een grooten last bevrijd, want ik vrees dat wagens van eenigen omvang daar nogal eenigen last zullen ondervinden. Ik sprak er met enkele deskundigen over en die zeiden: het is ons ook opgevallen en het is wel eigenaardig dat dit met een leek ook het geval is. Ik kan echter over de zaak niet oordeelen, omdat ik geen technicus ben en daarom doe ik slechts de vraag, of hier niet een andere weg had gevolgd kunnen zijn. De heer Korevaar. M. d. V. De heer Vergouwen had liever gezien dat de hulpbrug gelijk was gemaakt met het niveau van de straat. Dat zal ook geschieden. Die brug zal even

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1910 | | pagina 5