DONDERDAG 28 APRIL 1910.
75
De heer Sijtsma. Ik had niet gedacht dat waar de heer
Overvoorde voor zijn vertrek wel alles goed zal geregeld
hebben, de tijdelijke waarneming van zijn ambt zoo verbazend
moeielijk zou zijn. Ik kan hierover echter moeielijker oor-
deelen dan u, mijnheer'de Voorzitter en wellicht andere leden.
Wanneer men dus in Leiden niemand heeft kunnen vinden
voor deze betrekking geschikt, dan kan ik mij wel bij de
voordracht nederleggen.
De Voorzitter. U moet niet vergeten, dat het is eene
tijdelijke vervanging voor een geheel jaar. In dien tijd kunnen er
aankoopen worden gedaan en dan moeten wij iemand hebben,
die op dit gebied als deskundige bekend staat. En wij hebben
alle mogelijke moeite gedaan om iemand te krijgen.
De beraadslaging wordt gesloten.
De Voorzitter. Mag ik nu den heeren van der Lip, P. J.
Mulder, van Tol en Hoogenboom verzoeken het stembureau
te willen uitmaken?
Wordt benoemd met 24 stemmen de heer J. A. Frederiks;
de heer D. Hartevelt verkreeg 1 stem, terwijl 2 briefjes van
onwaarde waren.
III. Benoeming van een lid der commissie voor het Stedelijk
Museum »de Lakenhal".
(Zie Ing. St. no. 122)
Benoemd wordt met algemeene (27) stemmen de heer
D. Hartevelt H.Czn.
IV. Benoeming van 4 leden der Plaatselijke Schoolcommissie.
(Zie Ing. St. no. 119).
Als eerste lid wordt benoemd Mevrouw de Wed. C. A.
Siegenbeek van Heukelom-Lamme met 22 stemmenMevrouw
van Loo—van Heyningen en Mevr. Kluyver—Fockema Andreae
verkregen ieder 1 stem, terwijl 3 briefjes van onwaarde waren.
Als tweede lid wordt benoemd Mevrouw A. Cosijn—Sanders
met 22 stemmen; Mevrouw van Loovan Heyningen en Me
vrouw van WettumKramers verkregen ieder 1 stem, terwijl
3 briefjes van onwaarde waren.
Bij de stemming voor het derde lid worden uitgebracht:
op den heer H. J. J. M. Damen 13, op den heer J. R. de
Bruine Groenevelt 12 stemmen, op Mevrouw Kluyver—Fockema
Andreae 1 stem, terwijl 1 briefje van onwaarde is.
Bij de tweede vrije stemming wordt benoemd de heer
H. J. J. M. Damen met 15 stemmen, terwijl op den heer de
Bruïne Groenevelt 12 stemmen waren uitgebracht.
Als vierde lid wordt benoemd de heer G. Mizée met 14
stemmen; de heer C. H. Kouw verkreeg 11 en de heer van
der Eist 2 stemmen.
De Voorzitter. Mag ik den heeren stemopnemers mijn dank
brengen voor de genomen moeite.
V. Verzoek van Dr. A. W. Kroon Jr. om eervol ontslag als
lid der Plaatselijke Schoolcommissie.
(Zie Ing. St. no. 120).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming conform
het praeadvies een eervol ontslag verleend.
VI. Verzoek van Mej. P. J. A. van Batenburg om eervol ontslag
als 4e onderwijzeres in de handwerken aan de school der 3e
klasse No. 6.
(Zie Ing. St. n°. 124).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
eervol verleend.
VII. Voorstel om de groote zaal der Stadsgehoorzaal tegen
betaling van ƒ15 per dag beschikbaar te stellen ten behoeve
van een te houden internationaal kegelconcours.
(Zie Ing. St. no. 125).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan
genomen.
VIII. Voorstel tot regeling van de bezoldiging van den Con
cierge van het Stedelijk Museum »de Lakenhal".
(Zie Ing. St. n°. 123).
De heer Bosch. De voorgestelde belooning van den con
cierge van het Stedelijk Museum »de Lakenhal" komt mij
wel wat hoog voor in verhouding tot het tot nogtoe genoten
traktement. Wanneer bij zulke traktementen eene dergelijke
verhooging wordt toegepast, dan vrees ik dat wij op den ver
keerden weg zullen komen. Het salaris voor eene betrekking,
die eerst was ƒ500, ineens te doen stijgen tot ƒ800, dus 60%
meer, komt mij wel wat onevenredig voor, tegenover de ver
hoogingen van salaris die tot nogtoe in deze gemeente zijn
toegepast. Ik vind dit niet verdedigbaar. Tegen de verhooging
op zich zelf zou ik mij niet verzetten, maar zulk eene groote
verhooging doet mij vreezen, dat anderen zich hierop zullen
gaan beroepen en later zullen zeggen: hier heeft men toch
wel zulk eene groote verhooging ineens gegeven. Daarenboven
weet ik niet of ik goed ben ingelicht, maar ik heb gehoord,
dat er ook nog al eenige emolumenten aan deze betrekking
zijn verbonden, zooals voor het bewaren van parapluie's enz.
Dit echter daargelaten, komt het mij toch voor, dat twee
verhoogingen van ƒ50 inplaats van 100 billijker zijn en meer
in verhouding tot de verhoogingen van andere traktementen,
die men in den laatsten tijd heeft toegepast. De betrekking
van concierge aan »de Lakenhal" mag m. i. ook niet worden
vergeleken met, die aan de Rijks Musea, omdat deze laatsten
van veel grooter omvang zijn.
Ik stel dus voor om in plaats van de woorden: »met twee
verhoogingen telkens na vijf jaar dienst als concierge, van
ƒ100", te lezen: »met twee verhoogingen telkens na vijfjaar
dienst als concierge, van ƒ50".
Het amendement wordt voldoende ondersteund en maakt
derhalve een onderwerp van beraadslaging uit.
De Voorzitter. Ik geloof dat wij deze verhooging op zich
zelf als iets afzonderlijks kunnen beschouwen. De Commissie
voor »de Lakenhal" was toch van meening, dat verhooging
van het traktement voor dezen concierge te lang was uitge
steld; dat de man wel wat heel weinig kreeg. Men moet het
dus niet zoo beschouwen, alsof het traktement nu ineens met
200 wordt verhoogd, neen, het geldt hier een paar ver
hoogingen, die te lang zijn uitgesteld. Voor verhooging van
zijn traktement bestaat temeer reden, omdat de man geholpen
wordt door een paar leden van zijn gezin; die doen dit gratis;
zij krijgen er nooit iets voor vergoed. Onder zijne belooning
is dus ook feitelijk begrepen de belooning van zijne hulpen.
Uit dien hoofde was de Commissie van meening dat de
diensten door den concierge en zijn gezin bewezen niet te
hoog beloond zouden zijn met ƒ800. Nu wilde de Commissie
die verhooging van ƒ200 geven als eene verhooging ineens,
doch toen is door Burgemeester en Wethouders voorgesteld
om dit ter wille van de regelmatigheid te doen geschieden
bij wijze van twee verhoogingen. Het is dus niet eene ver
hooging ineens van 200, maar het zijn twee verhoogingen
van ƒ100, die reeds te lang zijn uitgesteld.
De heer Bosch. M. d. V. U hebt geheel buiten bespreking
gelaten de eerste verhooging van 100, die de man dan
toch gehad heeft. Vroeger had hij ƒ500; dat is verhoogd
met 100, waardoor zijn salaris werd gebracht op 600. En
nu worden er. weder twee verhoogingen voorgesteld. En ik
herhaalhet komt mij voor, dat waar men in den aanvang
is begonnen met eene salaris van 500, het brengen daar
van ineens op 800, tegenover andere verhoogingen van sa
larissen, bepaald buitensporig is. Dat is sedert 1901 eene
verhooging met 60 Men zal zich er naderhand op kunnen
beroepen wanneer men verhoogingen geeft van 20 of 30%,
en zeggen: wij worden misdeeld, de concierge kreeg eene
verhooging van 60%. Zelfs wanneer men de eerste verhoo
ging buiten beschouwing laat, dan wordt nu toch zijn trak
tement verhoogd met ruim 30 Overigens blijf ik beweren,
dat eene vergelijking met de concierges van de Rijk Musea
mank gaat, wegens den grooteren omvang dezer laatsten.
De Voorzitter. Ik wil er nog even de aandacht op vestigen
dat hier duidelijk staat:
»Ook wordt hij in de uitoefening van zijn taak dikwijls
ter zijde gestaan door leden van zijn gezin, waardoor het soms
niet noodig is hulppersoneel in dienst te nemen". Zooals ik
reeds zeide mag voor die diensten ook wel wat berekend
worden; kon men van die diensten geen gebruik maken, dan
zou er allicht hulppersoneel moeten worden aangesteld.
De heer Bosch. Maar wordt deze regeling dan niet eenigs-
zins gevaarlijk tegenover andere titularissen die geen familie
hebben. Die beginnen dan toch ook met 600 en krijgen
telkens na verloop van 5 jaar eene verhooging van 100,
hoewel wij dan de hulp van de familie missen.
De heer Sijtsma. Ik ben het niet eens met het voorstel
van den heer Bosch. Ik wil gaarne zuinig zijn, maar tegen
over onze ambtenaren moeten wij billijk wezen. De vergelij
king die de heer Bosch maakt met andere ambtenaren gaat
niet op, omdat wij slechts één concierge van »de Lakenhal"
hebben; men kan hem dus niet vergelijken met bijv. stads-
werklieden, politie-agenten of andere beambten. Ik ben er
voor dat wij onze ambtenaren behoorlijk bezoldigen. Wanneer
was voorgesteld het salaris in het algemeen ineens f 200 te
verhoogen, zooals de Commissie voor »de Lakenhal" wilde,
dan had ik er misschien bezwaar tegen gehad. Maar nu is
het eene verhooging die eigenlijk al eerder had moeten zijn
gegeven in het stelsel dat Burgemeester en Wethouders nu
voorstellen. Deze man heeft reeds een diensttijd van 20 jaar
achter den rug en dan vind ik een eindsalaris van 800