68
DONDERDAG 14 APRIL 1910.
maken van eene rolbasculebrug; 13 dagen daarna kregen wij
van de firma Kloos en Zoon te Kinderdijk aanbiedingen en
photo's om mede te willen dingen en eenigen tijd daarna ook van
de firma Figée. Vanwege de Grofsmederij is echter nooit eenig
teeken van belangstelling gegeven. Dit is echter bijzaak, hoofd
zaak is dat de Grofsmederij eerst ruim 4 weken geleden door
Rotterdam in de gelegenheid is gesteld om ervaring op te doen
in de vervaardiging van een onderdeel.
Zooals ik zeide hebben Burgemeester en Wethouders hier
een zeer nuchter en eenvoudig stelsel gevolgd, waarbij er geen
sprake was van protectie of uitsluiting van wie ook. De
voordracht is het gevolg geweest van onderhandelingenBurge
meester en Wethouders hebben de firma toegezegd, dat zij een
dergelijk voorstel aan den Raad zouden doen, en ik hoop dus,
dat de Raad nu ook met ons voorstel zal medegaan.
De heer Vergouwen. M.d.V. Ik heb tot mijn genoegen gemerkt,
dat de Wethouder mijn voorstel niet heeft opgenomen als
een bewijs van wantrouwen in het beleid van Burgemeester
en Wethouders. Ware dat mijn bedoeling, dan zou ik den
Raad in overweging geven deze voordracht te verwerpen.
Daarover gaat het echter niet. Mijn bedoeling is uitsluitend,
om alsnog voor de Grofsmederij de gelegenheid open te stellen
tot mededinging.
Eenerzijds gevoel ik veel voor het standpunt, dat oor
spronkelijk is ingenomen door Burgemeester en Wethouders,
die het veel beter achtten deze zaak onderhands dan publiek
af te doen, maar aan den anderen kant moeten wij, dunkt
mij, rekening houden met het feit, dat hier ter stede een
inrichting gevestigd is, waarvan van achteren blijkt, dat zij
in staat is een brugals hier gebouwd moet wordente
maken. Nu is het mogelijk, dat men het vervaardigen van
verschillende onderdeelen der brug te Rotterdam aan andere
fabrieken heeft opgedragen, maar wij weten allen, dat ook
andere firma's gewoon zijn b. v. voor den aanleg van het
electrische gedeelte der installatie zich de medewerking van
anderen te verzekeren.
Daarover gaat het ook niet. Het gaat hier meer om het
idee. Er is hier ter stede een inrichting, die dergelijke rol-
basculebruggen kan maken, die op dit gebied een belangrijke
opdracht heeft, die door de buitenwacht en wij wreten dat
de gemeentelijke Fabricage te Rotterdam niet gemakkelijk
is capabel wordt geacht, zulk werk op zich te nemen, en
nu meen ik, dat, waar de buitenwacht het maken van
werken als dit aan een Leidsche fabriek opdraagt, er alles
voor te zeggen is om onzerzijds hetzelfde te doen.
Ik heb dan ook aan Burgemeester en Wethouders in over
weging gegeven dit voorstel terug te nemende Grofsmederij
te laten inschrijven en dan met het resultaat bij den Raad
te komen. Dat zou algemeen voldoening geven. Wij gevoelen
ons met het voorstelzooals het thans voor ons ligt niet op
ons gemak. Wij zouden het om Burgemeester en Wethouders
een blijk van vertrouwen te geven wel willen aannemen,
maar om de zaak zelve kunnen wij dat niet doen.
Ik handhaaf dus mijn voorstel. Het spijt mij, dat de onder
handelingen zoo ver zijn gevoerd, dat de heer Korevaar moest
zeggen: wij hebben zeer serieus onderhandeld, wij kunnen
niet gemakkelijk meer terug. De firma Penn en Bauduin
weet echter evengoed als alle andere firma's, dat Burgemeester
en Wethouders bij dergelijke zaken nooit anders onderbandelen
dan behoudens goedkeuring door den Raad en er geen zeker
heid bestaatzoolang niet door den Raad gestemd en een
opdracht door een besluit vastgelegd is. Dat staat als een
paal boven water en al is het waar, dat wij daarmede niet
altijd mogen rekenen, in dit geval mag dat over het hoofd
worden gezien.
De heer Pera. M. d. Y. Ik ondersteun het voorstel om dit
punt van de agenda af te voeren en de Grofsmederij alsnog
in de gelegenheid te stellen een begrooting der kosten voor
den bouw van een rolbasculebrug in te leveren. Ik kan echter
niet geheel met den heer Vergouwen medegaan als hij
vraagt, dat Burgemeester en Wethouders dit voorstel zullen
terugnemen, hoewel het wenschelijk was, wanneer zulks kon
geschieden. Ik stem den heer Korevaar ten volle toe, dat
Burgemeester en Wethouders dat op dit oogenblik eigenlijk
onmogelijk kunnen doen. Wanneer hier dus gehandeld zal
moeten wordenzal de Raad dat moeten doenomdat Burge
meester en Wethouder, niet anders kunnen, dan handhaven
wat zij hebben voorgesteld.
Wanneer nu in een eventueel besluit van den Raad om
dit voorstel van de agenda af te voeren ook maar eenigszins
een afkeuring van het beleid van Burgemeester en Wethouders
ot een bewijs van wantrouwen in dat College zou moeten
liggenZou ik kunnen besluiten met deze voordracht van
Burgemeester en Wethouders mede te gaan. Doch dit is niet
het geval. Immers, van een opzettelijk uitsluiten van de
Grofsmederij is geen sprake; de handeling van Burgemeester
en Wethouders in deze heeft geheel onopzettelijk en geheel
onwillekeurig plaats gehaddat nemen wij allen ten volle aan.
Wanneer de Raad er toe besluit, om het voorstel van de
agenda af te voeren, dan geschiedt dit alleen om Leidsche
belangen te behartigen. Het moet toch niet van zoo gering
belang worden geacht voor een groote firma als de Grot-
smederijwanneer eene aanbesteding als het hier geldt, zoo
als men zegt haar neus voorbij gaat, door haar de gelegen
heid niet te geven om mee te dingen. Het al of niet mogen
maken van eene brug als deze is voor zulk eene firma van
groote beteekenis. Mag zij zulk een werk uitvoerendan kan
zij er zich in het vervolg op beroemendat zij ook in Leiden
eene dergelijke brug heelt gemaakt. En het moet erkend
wordendat dit geen geringe aanbeveling is voor eene firma.
Mag zij niet mededingen, dan wordt er allicht gezegdandere
firma's zijn blijkbaar beter, de Leidsche Grofsmederij moet
achterstaan. En waar wij nu geroepen zijn de Leidsche
industrie te bevorderen, die toch ook in nauw verband staat
met deze groote fabriek, daar geloot ik dat de Raad moeielijk
anders kan doen dan te besluiten om in elk geval deze firma
de gelegenheid te geven mede te dingen. Eenige onaangenaam
heid ten opzichte van Burgemeester en Wethouders ligt hoe
genaamd niet in de bedoeling. Wanneer wij een dergelijk
besluit nemen, dan is het alleen om de belangen van de
Leidsche industrie, en daarmede ook het belang van Leiden,
te behartigen.
De heer de Vries. Ik ben het geheel eens met den heer Pera,
dat de stand van deze zaak nu zóó is, dat het voor Burgemeester
en Wethouders heel moeielijk, zoo niet onmogelijk is, om aan
den wensch van den heer Vergouwen te voldoen. Het is
inderdaad te veel gevergd van Burgemeester en Wethouders te
vragen, dat zij zelf hun voorstel zullen terugnemen en met
een ander voorstel zullen komen. Wanneer ik het echter met
den heer Pera op dit punt eens ben, ben ik het toch niet
eens met de rest van zijn betoog. Ik geloof dat het ook voor
ons leden van den Raad zeer moeielijk is om in dezen stand
der zaak een ander besluit te nemen, dan Burgemeester en
Wethouders voorstellen. Mij dunkt, dat ook voor den Raad
de onderhandelingen reeds te ver zijn gevorderd, om nu nog
met behoorlijke kans op slagen een ander stelsel te gaan
volgen. De toestand is deze, dat door de firma Penn en Bau
duin nu plannen zijn opgemaakt; zij hebben hunne teekeningen
en berekeningen gegeven, en het is best mogelijk, dat in de
kennisneming daarvan eenig voordeel zit voor de firma's, die
later zouden inschrijven. In elk geval weten die firma's nu
voor hoeveel geld dat werk aangenomen zou worden. Het
zou, wat men in de technische wereld noemt, een eenigszins
unfaire toestand worden. Als het voorstel Vergouwen aange
nomen werd, zouden niet alle inschrijvers meeten met den
zelfden maat; een latere inschrijver zou wat vóór hebben. Dit
maakt het ook voor den Raad moeielijk om eene andere be
slissing te nemen dan Burgemeester en Wethouders wenschen.
Het is niet de quaestie, of wij er formeel toe bevoegd zouden
zijn, ik erken trouwens dat die formeele bevoegdheid voor
den Raad bestaat, doch de vraag is, of wij verstandig zouden
handelen niet mede te gaan met het voorstel van Burge
meester en Wethouders. Men vergete daarenboven niet. dat
het hier niet geldt alleen deze zaak, maar dat wij voor later
een soort van wantrouwen tegenover de gemeente op ons
laden. Eventueele latere inschrijvers zullen oordeelen, dat
zij met de gemeente Leiden voorzichtig moeten zijn, en zullen
vreezen, dat de Raad eene andere beslissing neemt, waarvan
concurrenten kunnen profiteeren! Leiden zou daar veel last
van kunnen hebbenIk geloof dus niet, dat het verstandig is
eene andere beslissing te nemen als Burgemeester en Wet
houders hebben voorgesteld. Wanneer ik dit dus niet zou
willen doen, dan zou ik toch gaarne willen constateeren,
speciaal ter eere van de belangrijke industrieele onderneming
die wij in Leiden hebben, dat uitdrukkelijk door den Wet
houder van Publieke Werken is erkend, dat indien hij geweten
had, dat de Grofsmederij in staat was en haar werk er van
maakte om een dergelijke brug te vervaardigen, hij zonder
eenige bedenking de Grofsmederij ook zou hebben uitgenoodigd
om mede te dingen.
In de tweede plaats zou ik willen constateeren, dat in dit
niet uitnoodigen geenszins ligt een soort van blaam.
Ik zeg dat uitdrukkelijk, omdat in het adres van de Grof
smederij een alinea voorkomt, waaruit blijkt, dat de directie
dier inrichting er een soort van blaam inziet, dat de Wet
houder heeft gehandeld, alsof het maken van die brug eigen
lijk geen werk voor haar was. Er moet uitdrukkelijk gecon
stateerd worden en ik meen dat ik dat met instemming
van allen, ook met die van den Wethouder, mag doen
dat die gedachte bij Burgemeester en Wethouders niet heeft
voorgezeten en de reputatie van de Grofsmederij in hooge
eere staat.
De heer Fokker. M. d. V. Ik wil aannemen, dat het voor
Burgemeester en Wethouders zeer moeilijk zou wezen gevolg
te geven aan de motie van den heer Vergouwen en uit eigen
hoofde dit voorstel terug te nemen, maar toch meen ik, dat