DONDERDAG 27
JANUARI 1910.
15
niet gevraagd den aannemers eene bepaalde verplichting op
te leggen tot het in dienst nemen van Leidsehe werklieden.
Er staat: »bij voorkeur". Wanneer de aannemer dus bepaalde
redenen kan opgeven, waarom hij liever van elders komende
werkkrachten bezigt, dan kan dit worden toegestaan. Maar
waar het in het belang van Leiden is om aan eigen werk
lieden werk te verschaffen, kan het geen kwaad dat een kleine
pressie wordt uitgeoefend om dit dan ook te doen. Ik geloof
dat dit alleszins op onzen weg ligt.
De heer Vergouwen. M. d. V. In ditzelfde verband wil ik
in overweging geven om zoo mogelijk bij aanbestedingen de
gemeentewerken aan Leidsehe aannemers te gunnen, omdat
wij dan eenige zekerheid erlangen, dat bij voorkeur Leidsehe
werkkrachten zullen worden gebezigd, want als hier vreemde
werklieden arbeiden, dan zijn die er meest ingehaald door
aannemers van elders, die hier ter stede werken aannemen.
De heer Sijtsma heeft op de wenschelijkheid gewezen om
zooveel mogelijk de binnenlandsche industrieelen te bevoor-
deelen. Ik zou in overwèging willen geven om bij aanbeste
dingen van gemeentewege, zoowel van werken als van leve
ranties, onze Leidsehe industrieelen, leveranciers en aannemers,
zooveel mogelijk te bevoordeelen.
De heer Korevaar. M. d. V. Ik meen te kunnen consta-
teeren, dat Burgemeester en Wethouders het in beginsel
volkomen eens zijn met al de geachte sprekers en dat er
slechts verschil van meening bestaat ten aanzien van de
vraag, hoever wij zullen gaan.
De heer Pera wenscht de voorkeur, die voor de Leidsehe
werkkrachten gevraagd wordt,.streng toe te passen. Ik behoef
wel niet te zeggen, dat het in de praktijk onmogelijk zou
zijn, om bij elk klein werkje door de ambtenaren van de
gemeente te doen uitmaken, of er niet een Leidsch werk
man te krijgen was, alvorens een arbeider van buiten, dien
men wilde aannemen, aangesteld kon worden. Eiken keer,
wanneer iemand aangesteld moest worden dat gebeurt op
een los werk eiken dag en daar worden de menschen zelfs
voor halve dagen aangenomen zou dan moeten worden
uitgemaakt, of er niet een Leidenaar was, die behoorde voor
te gaan. Ik begrijp niet, hoe dat denkbeeld in toepassing zou
kunnen worden gebracht zonder dat daardoor belemmering
in de uitvoering van de werken ontstond.
Dat Burgemeester en Wethouder s het met de verschillende
sprekers in beginsel eens zijn, volgt reeds uit het feit, dat
reeds in verschillende bestekken, die daarvoor in aanmerking
komen, wordt bepaald, dat de aanbesteding alleen onder
Leidsehe aannemers zal plaats hebbenBurgemeester en Wet
houders zijn dus reeds in die richting werkzaam. Ging men echter
diezelfde gedragslijn volgen ten aanzien van alle werken en
leveranties, dan zou- ik vreezen, dat daardoor de uitvoering
van sommige werken onmogelijk zou worden en de kosten
bijzonder hoog zouden wezen.
Men moet voorzichtig zijn en niet te ver gaan in het
beschermen van zijn stadgenooten, anders kan men zich ge
ducht in de vingers snijden. Vier of vijf jaren geleden werd
aanbesteed de levering van schoolmeubelen. De kosten werden
geraamd op 800 a 900. Die levering zou aan een Leidsch
ingezetene worden gegund. En wat bleek? Dat er slechts
één mededinger inschreef voor f 850 en al de anderen voor
4900 De persoon, die voor 850 had ingeschreven, kwam
mededeelen, dat hij zich vergist had en van de levering ontslagen
wenschte te worden, omdat hij anders geruineerd zou zijn.
Wij hebben toen een nieuwe aanbesteding uitgeschreven,
waarbij algemeene mededinging werd toegelaten en het resultaat
was, dat de levering voor f 788 werd aangenomen en goed
uitgevoerd.
Die ervaring heeft ons tot voorzichtigheid gestemd. Nu
echter ook de aannemers in deze gemeente door die geschie
denis een waarschuwing hebben ontvangen, zijn wij weder
tot ons oude systeem teruggekeerd en bepalen wij bij som
mige werken, dat zij uitsluitend aan Leidsehe aannemers
zullen worden gegund. Ging men dat voor alle werken doen,
dan ben ik overtuigd, dat de gemeente met haar financiën
leelijk zou vastloopen.
De heer Sijtsma. Ik kan tot op zekere hoogte tevreden
zijn met het antwoord, dat de Wethouder heeft gegeven.
Wat hij in laatste instantie heeft gezegd, gaat eigenlijk buiten
de zaak om. Dat heeft misschien betrekking op hetgeen de
heer Vergouwen in het midden heeft gebracht, maar over
de zaak zelve hebben wij van den Wethouder niet veel
gehoord. Hij heeft alleen beweerd, dat als de voorkeur streng
werd opgevat, in de practijk moeielijkheden zouden ontstaan,
maar ook adressanten vragen slechts, dat bij voorkeur Leidsehe
werkkrachten in dienst genomen zullen worden. Wanneer
nu in het praeadvies van Burgemeester en Wethouders als
antwoord op dat verzoek wordt gezegd, dat, indien daaraan
werd voldaan, dat niet in het belang der gemeente zou
wezen, dan kan ik daaruit niets anders lezen dan dat het
niet in het belang der gemeente is om bij voorkeur van
Leidsehe werkkrachten gebruik te maken.
De heer Korevaar deelde bij zijn mondeling antwoord mede,
dat dit de bedoeling niet was en ik wil daarmede dan ook
genoegen nemen.
Wanneer men bepaalt dat bij voorkeur door den aannemer
Leidsehe werklieden moeten worden in dienst genomen wan
neer zij niet geschikt zijn, dan houdt het natuurlijk op dan
geloof ik dat dit voldoende is en dat er wel mede rekening
zal worden gehouden. Ik geloof ook niet, dat daardoor het
belang van de gemeente zal worden geschaad; ik ben het daarom
trent eens met hetgeen door den heer van Tol is gezegd, dat het
eigenlijk indirect en direct in het belang van de gemeente is.
Indirect omdat het geld dat hier verdiend wordt, dan ook weder
in Leiden wordt verteerd; direct omdat de gemeente niet
zooveel als bijslag zal behoeven te geven in de verzekering
tegen werkloosheid. Daarom hoop ik dat Burgemeester en
Wethouders met den geopperden wensch rekening zullen
houden.
De heer Pera. Eene enkele opmerking nog naar aanleiding
van hetgeen de heer Korevaar heeft gezegd. In 't algemeen zou ik
durven verklaren, dat alle leden van den Raad het met hem
eens zijn. Hij heeft echter aan mijne woorden een beteekenis
gegeven, geheel afwijkende van wat ik wensch en gevraagd heb.
De heer Korevaar stelt het geval zoo: een aannemer heeft
iemand noodig voor zijn werk, doch er is niemand te zijner
beschikking dan een arbeider van elders. De aannemer zal
echter dezen niet aan het werk mogen zetten, voor hij Leiden
afgezocht heeft, of hier ter plaatse niet iemand is te vinden,
die de taak kan verrichten. Zoo heb ik het niet bedoeld. Mijne
bedoeling was, dat wanneer verschillende personen uit Leiden
en van daarbuiten zich aanmelden, en de Leidenaars zijn even
geschikt, dat zij dan worden genomen, maar niet de van
elders komende. Zoo moet men de quaestie stellen.
De heer van Tol. Door den geachten Wethouder is ge
zegd, dat het zoo moeilijk is uit te maken, of er goede
Leidsehe werkkrachten zijn. Men heeft toch een arbeidsbeurs,
waar de verschillende werklieden zich kunnen aangeven, en
tot welke beurs ook de aannemers zich kunnen wenden. Ik
ken een geval, waarin Leidsehe werkkrachten, die langs de
straat liepen niet werden gebruikt en wel vreemde werklieden.
De heer Korevaar. M. d. V. Wordt reeds in enkele bestekken
zooals ik straks zeide, bepaald, dat alleen Leidsehe aannemers
in aanmerking komen voor een werk, in alle bestekken wordt
ter bekoming van werkkrachten gewezen op de Leidsehe Arbeids
beurs; en wanneer de gemeente zelf arbeiders noodig heeft,
wendt zij zich altijd tot de arbeidsbeurs.
De heer Vergouwen. De heer Sijtsma meende, dat wat de
heer Korevaar zeide eigenlijk meer toepasselijk was op het
door mij gesprokene. Nu heb ik gezegd, dat zooveel mogelijk
Leidsehe aannemers en industrieelen moesten bevoordeeld
worden. En ik acht Burgemeester en Wethouders 'wel zoo
verstandig, dat zij er voor zullen zorgen, dat onze gemeente
daardoor geen schade zal worden berokkend.
De Voorzitter. Het begrip van Leidsehe werkkrachten is
heel vaag. Men kan elk oogenblik Leidsehe werkkracht wor
den door zich in het bevolkingsregister te doen inschrijven.
Den volgenden dag gaat men weer ergens anders heen en
is dan weer geen Leidenaar. Ik vind dat uit al de beschou
wingen nogal een protectionistische geest spreekt, maar kan
de Raad zich met ons praeadvies niet vereenigen, dan moet
hij daar tegen stemmen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het praeadvies
van Burgemeester en Wethouders besloten.
IX. Voorstel:
a. tot wijziging van de verordening van 23 April 1908
(Gem. blad no. 13), regelende den door de gemeente te
verleenen steun ter bevordering van de verzekering tegen
de geldelijke gevolgen van werkloosheid;
b. tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve van de
uitkeering door het Werkloozenfonds over 1909;
c. tot beschikbaarstelling van gelden, ten behoeve van het
verhoogd subsidie aan dat fonds over 1910.
(Zie Ing. St. no. 27).
De beraadslaging wordt geopend.
De Voorzitter. De Commissie van financiën heeft over
dit voorstel rapport uitgebracht. In dat rapport wordt mede
gedeeld, dat de meerderheid der Commissie van oordeel is,
dat een bepaalde som in de verordening moet worden genoemd.
Aan dien wensch van de meerderheid der Commissie en
ik mag wel zeggen van de geheele Commissie wordt voldaan,
want Burgemeester en Wethouders stellen voor een bedrag