12 DONDERDAG 13 JANUARI 1910. opmerking van den heer Aalberse, die ik juist vind, heeft mij aanleiding gegeven het amendement wel te doen, omdat anders die school buiten de verordening kon vallen en Burge meester en Wethouders later de bevoegdheid zouden missen haar nog daarin op te nemen. Het amendement van den heer Kerstens wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraad slaging uit. Be Voorzitter. Als de school in den Haag er thans niet in kwam, zouden wij haar toch bij aanvullingsverordening kunnen opnemen, en Burgemeester en Wethouders zullen toch niet zoo onbillijk zijn om, als later blijkt, dat er nog meer acten zijn, die in de termen vallen, deze met opzet te negeeren. Dan zullen die acten ook wel worden opgenomen. De heer Aalberse. ik geloof toch, dat het bezwaar van den heer Kerstens te ondervangen is, zonder dat de Raad al dadelijk de genoemde school als goed erkent. Het is toch best mogelijk, dat er nog meer vormscholen bestaan, die goed zijn, maar die wij niet kennen. Zou het nu niet verstandig zijn, de acten als voorbeeld in de verordening te behouden en dan de alinea: veventueel nader in het leven te roepen door Burgemeester en Wethouders met de bovengenoemde gelijk te stellen acten" in dien zin te ver anderen, dat werd gelezen: Dandere door Burgemeester en Wethouders met de bovengenoemde gelijk te stellen acten"? Dan krijgen Burgemeester en Wethouders dus de beoordeeling, of de niet in het artikel genoemde vormscholen voldoende waarborgen geven. Er is geen enkele reden, waarom wij alleen aan Burge meester en Wethouders die beoordeeling zullen overlaten voor scholen, die nog opgericht moeten worden, en niet voor scholen, die reeds opgericht zijn, maar ons tot heden onbekend bleven. De heer van der Lip. Ik geloof, dat er nog eene andere op lossing is; het is nu al 5 uur en wij zullen dus vandaag de geheele verordening toch niet kunnen afhandelen. Daarom zou ik willen voorstellen om art. 4 aan te houdendan kunnen wij inmiddels naar de door den heer Kerstens genoemde acte informeeren en daaromtrent in de volgende vergadering aan den Raad verslag uitbrengen. De Voorzitter. Ik kan het denkbeeld van den beer van der Lip niet ondersteunen. Laat ons trachten de zaak nu tot een einde te brengen. Welk bezwaar is er om later met eene aanvulling te komen? De heer Kerstens. M. d. V. Mochten Burgemeester en Wethouders geneigd zijn het voorstel van den heer Aalberse over te nemen, dan ben ik bereid mijn amendement in te trekken, ofschoon ik vind dat de school in kwestie er nog wel bij is op te nemen. Er moet het een of ander op worden gevonden, anders krijgen wij een onvolledige verordening. De heer Aalberse. Ik geloof, dat door mijn voorstel alle moeilijkheden worden opgelost. Wanneer wij aan Burgemeester en Wethouders de competentie toekennen, om de acten te beoordeelen van nieuw op te richten vormscholen, dan kun nen wij toch a fortiori aan hen de bevoegdheid geven, de acten te beoordeelen van scholen, die misschien al jaren lang bestaan. Ik geloof, dat mijne redactiewijziging geheel en al ligt in den gedachterigang van Burgemeester eri Wethouders. Het is slechts een zeer kleine uitbreiding; zij voorziet in het geval, dat er scholen bestaan, die wij nu niet kennen, waar door dan later de verordening niet telkens behoeft te worden gewijzigd. Men heeft bij het redigeeren van dit artikel gedacht, dat men alle bestaande acten had opgenomen, wat nu blijkt wellicht niet het geval te zijn. De heer Sijtsma. Ik geloof, dat wij verstandig zouden doen den wenk van den heer van der Lip te volgen. Het is nu 5 uur en er zijn nog verschillende artikelen en amende menten te behandelen, dan wordt het misschien 6 of 7 uur voor we klaar zijn; het is, meen ik, beter de behandeling nu af te breken, dan zonder den noodigen lust en ernst de veror dening af te handelen. De heer Fokker. Uitstel ten behoeve van art. 4 acht ik niet noodzakelijk. Wanneer men gevolg geeft aan den wenk van den heer Aalberse, worden alle moeielijkheden gecou peerd. Aan het bezwaar is dan tegemoetgekomen en Burge meester en Wethouders kunnen later de acten beoordeelen. De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement van den heer Carpentier Altihg wordt in stemming gebracht en met 19 tegen 7 stemmen verworpen. Tegen stemmen de heerenvan Hoeken, Bosch, Timp, Bots, Driessen, Vergouwen, Briët, van Tol, van der Eist, Wildeboer, P. J. Mulder, Corts, Kerstens, Korevaar, van der Lip, Aalberse, de Vries, Pera en van Hamel. Vóór stemmen de heerende Boer, Reimeringer, Hoogen- boom, Carpentiei' Alting, Zwiers, Fokker en Sijtsma. (De heer van Gruting had inmiddels de vergadering even eens verlaten). Het amendement van den heer Aalberse wordt in stemming gebracht en met 23 tegen 3 stemmen aangenomen. Vóór stemmen de heerenvan Hoeken, Bosch, Timp, Bots, de Boer, Driessen, Vergouwen, Briët, van Tol, Zwiers, van der Eist, Wildeboer, P. J. Mulder, Corts, Kerstens, Korevaar, van der Lip, Aalberse, de Vries, Fokker, Pera, Sijtsma en van Hamel. Tegen stemmen de heeren: Reimeringer, Hoogenboom en Carpentier Alting. Art 4, gelijk het door Burgemeester en Wethouders en de aanneming van het amendement van den heer Aalberse is gewijzigd, wordt hierop zonder hoofdelijke stemming aan genomen. De verdere behandeling van de verordening wordt alsnu aangehouden tot een volgende vergadering. De Voorzitter. Ik geef nu het woord aan den heer Egbert de Vries, die het gevraagd heeft. De heer de Vries. M. d. V. Ik wensch een woord van dankbare erkentelijkheid te spreken voor eene groote plaat selijke verbetering, die dezer dagen voor het publiek'open gesteld is, te weten de verbetering aan den ouden Vestwal, van het oude terrein van de voormalige korenmolen »De Oran jeboom". Dit is een geschiedenis geweest van langen duur, waarvan de oorsprong zóó vele jaren achter ons ligt, dat slechts een klein deel der tegenwoordige raadsleden de eerste acte bijgewoond heeft van dit tooneelspel, dat nu zoo blijde eindigt. Er zijn jaren geweest, dat de zaak er vrij droevig, ja af en toe zelfs hopeloos voor stond. In de eerste jaren heb ik vaak de vraag gedaan, of het Dagelijksch Bestuur de verbetering, waarvoor wij den molen hadden gekocht, spoedig in uitzicht kon stellen en ik kwam vaak tot de hopelooze gedachte, dat ik die verbetering wel nooit zou beleven. Wij hebben lang ge wacht en eindelij kis zij toch gekomen! Ik geloof niet mis te tasten, als ik zeg, dat wij dit mooie resultaat danken aan de taaie volhar ding van onzen Wethouder van Plaatselijke Werken. Ik wil geens - zins voorbijgaan de verdiensten, die vele andere personen daar voor hebben gehad. o. a. het bestuur van de vereeniging voor Werkmanswoningen, en anderen. Maar ik voor mij heb de vaste overtuiging, dat wanneer de heer Korevaar met zijne bekende taaiheid en volharding er niet achter had gezeten, wij op het oogenblik dit resultaat niet hadden bereikt. En daarom moet mij een woord van hulde van het hart aan onzen geachten Wethouder, en ik hoop dat het ons moge gegeven zijn in nog vele gevallen van die taaiheid en vol harding goede uitkomsten te bemerken. Teekenen van instemming.) Niemand verder het woord verlangende, wordt de verga dering hierop door den Voorzitter gesloten. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1910 | | pagina 12