GEMEENTERAAD VAN LEIDEN 11 IKGËKOWEM STUK KEK. N° 20. Leiden, 12 Januari 1910. De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te deelen dat, indien de Raad besluit tot vernieuwing van de Piet- Gjjzenbrug onder Noordwijkerhout en tot verbreeding van den Rijnsburgerweg, overeenkomstig de voordrachten van Burge meester en Wethouders opgenomen onder Nis. 11 en 16 der Ing. Stukken, zij geene bedenking heeft tegen de wijze waarop wordt voorgesteld de gelden voor de uitvoering dezer werken te vinden en U adviseert tot de vaststelling van de overge legde begrootingsstaten over te gaan. Evenmin heeft, de Commissie bezwaar tegen den door Bur gemeester en Wethouders hij Ing. St. No. 12 voorgestelden verkoop van een gedeelte van den Maredijk, aan M. Couvee en P. J. Christiaanse. tegen den prijs van 5.— per M2, zoodat zij U voorstelt dienovereenkomstig te bestuiten. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 21. Leiden, 7 Januari 1910. De Commissie van Financien heeft de eer U mede te dee len, dat zij tegen de in hare handen gestelde begrootingen van het R. Cath. Wees- en Oudeliedenhuis en van het R. Cath. Armbestuur, beide het dienstjaar 1910 betreffende, geene be denkingen heeft. Zij adviseert U derhalve tot goedkeuring van die begrootingen te besluiten. Aan dtii Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 22. Leiden, 10 Januari 1910. In uwe vergadering van 19 December 1908 werd art. 1 van de door ons onder n°. 295 van de Ingek. Stukken van dat jaar voorgestelde verordening »tot wijziging van de ver ordening voor de kweekschool voor onderwijzers en onder wijzeressen" met 17 tegen 8 stemmen verworpen, terwijl ons college uit de bij die gelegenheid gevoerde discussies den indruk moest krijgen, dat over het algemeen door den Raad weinig voor een verhooging der salarissen van het onderwijzend personeel aan de kweekschool werd gevoeld. En hoewel dus door ons bij die voordracht werd medegedeeld, dat de daarbij voorgestelde salariswijziging slechts een voor- loopig karakter zou dragen, en dat later alsnog een defini tieve regel ng aan uw oordeel zou worden onderworpen, hebben wij gemeend, na de ontvangst welke ons voorstel in Uwe Vergadering had gevonden, voorloopig deze aangelegen heid niet weder te moeten ter hand nemen. Het is echter niet te verwonderen, dat de leeraren van de genoemde onderwijsinrichting, die in de toelichting van het door ons ingediende voorstel met zooveel woorden hadden kunnen lezen, dat èn naar het oordeel van de Plaatselijke Schoolcommissie, èn naar dat van ons college, de thans door hen genoten belooning als niet voldoende kon worden aan gemerkt, met dit verloop van de zaak weinig gesticht waren. Den 5en Juli van het vorige jaar bereikte u dan ook nevens gaand adres van Mej van Kaathoven en 8 andere leeraressen en leeraren aan de school, waarbij zij u beleefd verzochten op een herziening hunt er salarissen bij vernieuwing uwe aan dacht te willen vestigen. Dit adres werd door u in onze handen gesteld om praeadvies en ons college verzocht op zijn beurt de Plaatselijke Schoolcommissie ons daaromtrent van haar gevoelen te willen doen blijken. De Schoolcommissie bracht daarop den 23en September 1.1. haar rapport uit. Dit is, voor zooveel het op den Directeur en de andere vaste leeraren betrekking heeft, zoowel wat motiveering als conclusie betreft, volkomen gelijk aan dat, hetwelk door haar in September 1908 werd uitgebracht. Alleen wordt thans ook voor de leeraren, en leeraressen, die aan de afdeeling B werkzaam zijn, een periodieke verhooging in uitzicht gesteld. Thans kan dus voor de eerst bedoelde leeraren als definitieve regeling gelden, wat oorspronkelijk alleen als voor- loopige regeling werd bedoeld. Waar alzoo het thans door de Schoolcommissie ingediende voorstel slechts weinig afweek van het vroeger ingediende en ook dit laatste bij ons college geen bezwaar ontmoette, zouden wij reeds lang ons praeadvies omtrent het verzoek der 9 leeraren aan Uwe Vergadering hebben kunnen uitbrengen, ware het niet, dat wij vooraf, naar aanleiding van een door den heer Fok ker in de raadszitting van 19 December 1908 gedane vraag, ook nog een andere wijziging van de voor de Kweekschool geldende regeling hadden willen onder de oogen zien. Mocht het namelijk mogelijk blijken door een wijziging van de regeling van de schoolgeldheffing aan de Kweekschool de opbrengst dier inrichting te vermeerderen, dan zou dit allicht de bezwaren van enkelen uwer kunnen verminderen of geheel wegnemen, die zij thans nog om financieele redenen tegen de voorgestelde salarisregeling mochten hebben. Men begrijpe ons wel, het is geenszins onze bedoeling, het voorstel der salarisverhooging afhankelijk te maken van dat tot verhooging der schoolgelden. Wij willen het eerste, ook ook al mocht de Raad het tweede verwerpen. Maar wij hebben alleen gemeend de kansen tot aanneming van het eerste voorstel te verhoogen, wanneer wij u tegelijk met dat een ander konden aanbieden, dat voor een deel de gelden in de gemeentekas zou terugbrengen, die de uitvoering van uw besluit tot verhoo'ging der salarissen daaraan zou onttrekken. Daarom hebben wij gemeend beide voordrachten tegelijk aan uw oordeel te moeten onderwerpen. Maar daarom ook zullen wij het voorstel tot salarisverhooging het eerst op de agenda plaatsen om duidelijk te doen uit komen, dat wij die salarisregeling gewenscht achten, wat ook het lot moge zijn, aan de u tegelijk voorgestelde verhooging van schoolgelden beschoren. De thans nader voorgestelde regeling nu behoeft slechts weinig toelichting. Alleen toch wordt de vroeger voorgestelde regeling in dien zin aangevuld, dat voorzoover de lessen gegeven worden aan de afdeeling B. der Kweekschool, de daarvoor genoten bezoldiging van 75.per wekelijksch lesuur, na 4 jaren zal stijgen tot 85.- en na. 8 jaren tot ƒ95.—. Van deze verhoogingen worden alleen uitgezonderd de lessen in het schoonschrijven, omdat deze met een bezoldiging van ƒ75.behoorlijk beloond mogen worden geacht. De salarissen van de leeraren in teekenen en gymnastiek zijn zooals u bekend is, bij afzonderlijke verordening geregeld. De financieele gevolgen dezer nieuwe regeling zullen zijn als volgt. Aan de afdeeling A zullen de salarissen een gezamen lijke verhooging ondergaan van ƒ1875.— waarvan 50 door het Rijk gedragen wordt, zoodat slechts 937.50 voor rekening van de gemeente blijven. En aan de afdeeling B zal door de gezamenlijke leeraren een verhooging worden genoten van ƒ535.In het geheel dus zal een nieuwe uitgave van ƒ1472.50 voor rekening van de gemeente komen. Wordt ons voorstel tot wijziging van het schoolgeld aangenomen, dan zal hiervan een bedrag van 1000 in de gemeentekas terugvloeien. Ten slotte nog een enkele opmerking om een misverstand, dat mogelijk uit het laatste rapport der schoolcommissie zou kunnen oprijzen, uit den weg te ruimen. De bedoeling van de schoolcommissie is thans, even goed als vroeger, dat de Directeur zal genieten een vast salaris van 3200.en dat hij verplicht zal zijn daarvoor een zeker aantal lessen te geven, tot een maximum van 13. Nu zou echter de uitdruk king in het laatste rapport van de schoolcommissie: »Het vaste tractement van den Directeur zou dus moeten bedragen 2225.waarbij dan komt 975.voor de 13 alsnog door hem te geven lesuren", ten onrechte den indruk kunnen vestigen, dat de bedoeling was het salaris van den Directeur te doen verband houden met het aantal door hem gegeven lesuren. Dit nu is niet het geval. Stel dat de Directeur niet 13 maar bv. 10 lesuren per week geeft, zijn wedde blijft onveranderd 3200.Wij hebben gemeend dit nog even te moeten doen uitkomen. Op grond van het bovenstaande geven wij u dus thans in overweging tot de vaststelling van de navolgende verordening over te gaan. VERORDENING}, houdende wijziging van de Terordening van 10 April 1902 (Gem.-BI. n°. 8) voor de Kweek school voor Onderwijzers en Onderwijzeressen. Artikel 1. Art. 6 van bovengenoemde verordening wordt gelezen als volgt De jaarwedde van den Directeur bedraagt 3200.Hij is verplicht tot het geven van ten hoogste 13 lesuren per week. De jaarwedde der overige leeraren, met uitzondering van die voor het teekenen en de gymnastiek, bedraagt zooveel maal 75.— 's jaars, als zij wekelijks uren les geven. Voor zoover echter deze lessen gegeven worden aan de afdee ling B, wordt die bezoldiging, behalve voor de lessen in het schoonschrijven, tweemaal, telkens na 4 jaar dienst van den betrokken leeraar aan die afdeeling, met f 10.— 'sjaars per wekelijksch uur verhoogd. De leeraren in het Nederlandsch en Hoogduitsch, die in de Natuurkunde, Wiskunde en Wiskundige Aardrijkskunde en die in de Geschiedenis en Aardrijkskunde ontvangen boven dien een vaste bezoldiging van 200.per jaar, welk be-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1910 | | pagina 1