7 of bijzondere omstandigheden de tijdige vervulling der vacature onmogelijk hebben gemaakt. Wij geven U daarom in overweging tusschen het le en het 2e lid van art. 5 een nieuw lid in te voegen van den volgenden inhoud ,/n bijzondere omstandigheden kan door Burgemeester en Wethouders van den eisch, in het vorige lid gesteld, voor een bepaalden tijd ontheffing worden verleendindien het bestuur der school voor het einde van de maandvolgende op die, waarin de vacature had moeten zijn vervuld, een daartoe strek kend verzoek bij Burgemeester en Wethouders indient."1 Aanneming van het amendement door de heeren Sijtsma c.s. op art. 7 ingediend meenen wij u te moeten ontraden. De voorstellers willen hier lezen «door Burgemeester en Wet houders bij verordening te stellen eischen." Blijkbaar is het hunne bedoeling om Burgemeester en Wethouders bij de be oordeeling of de localiteit enz. aan behoorlijke eischen voldoen, aan zekere, zij het dan ook door hen zelf gestelde, vaste regels te binden. Nu komt het ons voor, dat dit in onze gemeente toch inderdaad niet noodig is. Immers zoo heel veel aanvragen zijn hier niet te verwachten. Meer dan een zestal zullen er zeker wel niet komen. En nu kan, zonder gevaar van onbillijk te worden, voor deze ieder geval toch zeker wel op zich zelf beoordeeld worden. Maar bovendien zouden de voor stellers van het amendement met de aanneming er van hun doel niet bereiken. Immers ook dan nog zou de ons aange legde band maar zeer losjes zijn. Want wat zou het college van Burgemeester en Wethouders kunnen beletten om, wan neer het zich door de eene of andere bepaling te zeer ge bonden zou achten, nog in dezelfde vergadering tot de wijziging der door hem zelf vastgestelde verordening over te gaan? Wij geven gaarne toe, dat in groote gemeenten, waar misschien 40 en meer subsidieaanvragen het Dagelijksch Be stuur bereiken, zulk een verordening nuttig en voor het col lege zelf alleszins gewenscht kan zijn, in een gemeente als de onze achten wij die echter geheel overbodig. Nog behoeft art 7 eenige nadere toelichting naar aanleiding van de opmerking van de Commissie voor de Huish. Verord., dat hier met speelplaats waarschijnlijk zal bedoeld zijn «speel tuin", en dat in dat geval de mogelijkheid, om ook van de verplichting tot het hebben van een speeltuin dispensatie te verleenen, behoort te worden geopend. Nu is echter de opvatting van de commissie in deze minder juist. Zij grondt die op de overweging, dat indien met «speel plaats" «speellocaal" bedoeld was. dit locaal reeds begrepen zou zijn onder den algemeenen term «localiteit". Maar de eisch, dat de localiteit moet voldoen aan de door ons college te stellen eischen, sluit nog niet in, dat er ook een speellokaal moet zijn. Speelplaats beteekent dus zoowel «speellokaal" als speeltuin". Een van deze moet er zijn en moet voldoen aan de door ons college te stellen eischen. Maar ook al wilde men onder speelplaats alleen speellokaal verstaan, dan nog zou de afzonderlijke vermelding daarvan in art. 7 niet kunnen worden gemist, omdat anders in de verordening nergens de eisch zou staan, dat er ook een afzonderlijke gelegenheid om te spelen moet aanwezig zijn. Bij art 9 vraagt de commissie of er een bijzondere aan leiding bestaat om hier den eisch te stellen, dat kinderen wier ouders of verzorgers buiten Leiden wonen, alleen met toestemming van ons college mogen worden toegelaten? Wij ant woorden: zeer zeker. Immers de gemeente Leiden kan zich niet geroepen achten om bijzondere onderwijsinrichtingen geldelijk te steunen, wanneer die door kinderen uit andere gemeenten worden bevolkt. Trouwens ook op de openbare lagere scholen der 3e en 4e klasse worden geen kinderen uit andere gemeenten toegelaten. Art. 15 doet aan de commissie de vraag stellen of naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders de Raad, overeen beroep volgens dit artikel oordeelendeslechts het recht heeft om, zonder nader onderzoek, de beslissing van Burgemeester en Wethouders te bevestigen of te vernietigen, dan wel tevens de bevoegdheid om, ter zelfstandige beoordeeling of tot het verkrijgen van meerdere gegevens, aan Burgemeester en Wet houders een nader onderzoek of het hooren van deskundigen op te dragen. En zij verwijst daarbij naar een verschil van meening, dat onlangs bij de behandeling van een beroep in zake een toegekend pensioen tusschen ons college en sommige raadsleden zou hebben bestaan. Ten onrechte evenwel naar wij meenen Immers daar gold het een geval, waarbij de verordening zelve de deskundigen aangewezen had, waarnaar Burgemeester en Wethouders zich bij het geven van hunne beslissing hadden te richten. Het sprak, dunkt ons, van zelf. dat de Raad in beroep oor deelende of Burgemeester en Wethouders juist beslist hadden, zich naar diezelfde deskundigen had te gedragen. Maar hier geldt het een geheel ander geval. Hier legt de verorde ning den Raad geenerlei band aan en wij aarzelen dan ook niet te verklaren dat volgens deze verordening de Raad vol komen bevoegd is naar aanleiding van het ingesteld beroep een geheel zelfstandig onderzoek in te stellen. Bij Art. i6 eindelijk stellen de heeren Sijtsma c. s. voor in plaats van «5 jaar" één jaar te lezen. Wij meenen u de aanneming van dit amendement zeer bepaaldelijk te moeten ontraden, omdat de studie voor het verwerven van de akte B alleen reeds een tijdruimte van ongeveer drie jaren eischt. Het is dus billijk dat voor bestaande bewaarscholen althans deze speling worde gelaten. Maar bovendien hebben wij dezen termijn nog met 2 jaar verlengd, omdat ook verschillende schoolgebouwen eerst geleidelijk met de meer moderne eischen op het gebied van den schoolbouw zullen kunnen worden in overeenstemming gebracht. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden Amendementen van de heeren Sijtsma, van der Eist en Fokker. De ondergeteekenden hebben de eer voor te stellen in de Verordening regelende de subsidieering van de bijzondere bewaarscholen, 1. S. No. 300. I. in art. 3 te lezen Achter de derde alinea: Het Hoofd der School moet den leeftijd van 23 jaren en de onderwijzeressen dien van 18 jaren bereikt hebben. toe te voegen eene slotalinea: Dezelfde datum geldt voor de bepaling van den leeftijd van de hoofdonderwijzeres en de onderwijzeressen. II. in art. 7 te lezen: ln plaats van «door Burgemeester en Wethouders" te stellen eischen de woordendoor Burgemeester en Wethouders bij verordening te stellen eischen. III. in art. 11 toe te voegen eene nieuwe alinea, luidende: Voor de vaststelling van de bijdrage worden kinderen, die op den 15 Januari van het jaar waarover de subsidie wordt, verleend, den leeftijd van 3 jaren nog niet bereikt en dien van 6^2 jaar overschreden hebben, niet in aanmerking ge nomen. IV. in art. 16 te lezen in plaats van «5 jaren" één jaar.. K. Sijtsma. Fokker. Amendementen van den heer Carpentier Alting. op de ontwerp-regeling tot subsidiëering van bijzondere bewaarscholen. I. Het woord «aan" in den eersten regel van de artikelen 2 en 5 wordt gewijzigd in «ten behoeve van". II. Het tweede lid van artikel 2 wordt gelezen «Subsidie kan alleen verleend worden aan instellingen of rechtspersoonlijkheid bezittende vereenigingen." III. De laatste zinsnede van het tweede lid van artikel 4, nl de woorden «eventueel tot acten", vervalt. Amendement van den heer Vergouwen. ündergeteekende heeft de eer de volgende wijzigingen voor te etellen in de voorgestelde «Verordening regelende de voor waarden waaronder aan bijzondere bewaarscholen subsidie uit de gemeentekas kan worden verleend". In art. 5 worde tusschen al. 1 en 2 ingevoegd: «Wanneer een bestuur niet heeft voldaan aan de voor waarde in het eerste lid van dit artikel vervat en het daar van ten tijde, dat de vacature had behooren te zijn ver vuld aan het college van Burgemeester en Wethouders mededeeling heeft gedaan, kan van die voorwaarde door het college van Burgemeester en Wethouders ontheffing worden verleend, indien het na afloop van het loopende kwartaal een daartoe strekkend verzoek bij Burgemeester en Wet houders indient en het dit College blijkt, dat het ondanks A, VAN DER ELST.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1909 | | pagina 7