2 N°. 4. Leiden, 28 December 1909. In ons praeadvies van 31 Juli 1.1., opgenomen onder n°. 212 van de Ingekomen Stukken van dit jaar. werd door ons college een nieuwe regeling in uitzicht gesteld voor de berekening van het bedrag, dat aan de vereenigingen. die gemeentelijke gymnastiek- en schoollokalen gebruiken, in rekening zou worden gebracht ter vergoeding van de kosten van verlichting en verwarming, die door de gemeente te haren behoeve worden gemaakt. Bij het vaststellen dier vergoeding zou dan rekening worden gehouden, wat tot dusverre niet geschiedde, zoowel met de grootte van de localiteit, als met het aantal uren 's weeks dat daarvan door een bepaalde vereeniging werd gebruik gemaakt. Zoodanige algemeene regeling is thans door ons college ontworpen en daarbij is niet alleen rekening gehouden met het aantal uren per week, maar tevens, voor zooveel de kosten van verwarming betreft, met de vraag of twee of meer uren achtereen van hetzelfde lokaal wordt gebruik gemaakt, en wat de kosten van verlichting betreft, of het gebruik al dan niet valt op uren, waarop van kunstlicht moet worden gebruik gemaakt. Dit stelsel, waaraan dus alle gebruikers zouden zijn te onderwerpen, komt dus zoo na mogelijk aan de billijkheid nabij, daar, waar het nu eenmaal onmogelijk is aan iederen gebruiker precies die kosten te doen vergoeden, die door de gemeente te zijnen behoeve zijn gemaakt. Thans zou dus dit stelsel op de verschillende gebruikers kunnen worden toegepast, ware het niet dat zich hierbij een nieuwe moeilijkheid voordeed. Daar waar Uwe Vergadering bij zijn besluit van ingebruikgeving eenvoudig heeft bepaald, dat de kosten van verlichting en verwarming door de gebruikers zullen worden gedragen, staat daaraan natuurlijk niets in den weg. Maar waar, gelijk in de latere jaren veelal gebruikelijk was en waarvan wij u de redenen in bovengenoemd praeadvies hebben ontvouwd, die vergoeding bij uw besluit op het vaste bedrag van ƒ5.per jaar per wekelijkschen avond werd be paald, daar zal het nieuwe tarief niet zonder voorafgaande wijziging van de door u genomen besluiten ook op die in- gebruikgevingen kunnen worden toegepast. Het is daarom dat wij u in overweging geven, voor zooveel noodig, de door u genomen besluiten tot ingebruikgeving van gemeentelijke gymnastiek- en schoollokalen in dien zin te wijzigen, dat, voor zoover daarin als vergoeding voor de kosten van verwarming en verlichting een bepaald bedrag wordt genoemd, in plaats daarvan zal worden gelezen »dat de kosten van verwarming en verlichting door den gebruiker aan de gemeente zullen worden vergoed" en voorts te bepalen dat deze wijzigingen zullen ingaan op 1 Januari 1910. Te beginnen met het volgend jaar zal dan door ons op alle gebruikers het nieuwe tarief kunnen worden toegepast. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 5. Leiden, 28 December 1909. Onder overlegging van nevensgaand, aan ons gericht schrijven van de Plaatselijke Schoolcommissie, geven wij U in overweging tot de benoeming van vier leden dier commissie over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, den 24en December 1909 Ter vervulling van de vacatures, door de in Art. 2 der Verordening van 14 Oct. 1880 (Gem. bl. No. 8) bepaalde periodieke aftredingen ontstaande, heb ik de eer U mede te deelen dat de Plaatselijke Schoolcommissie in haar vergade ring van 23 Dec. 1.1 besloten heeft, U de volgende aanbeveling aan te bieden: a. Vacture Van de Sande Bakhuyzen 1. Dr. H. G. VAN DE SANDE BAKHUYZEN. 2. Dr. P. ZEEMAN. b. Vacature Hoogenraad: 1. Ds. J. HOOGENRAAD. 2. A. COUVEË P.J.zn. c. Vacature Kan: 1. Dr. P. Th. L. KAN. 2. Dr. J. BRUIN1NG. d. Vacature Van der Laan: 1. L. VAN DER LAAN. 2 JAN VAN DER VELDEN. Namens de PI. Schoolcommissie. H. C. Van ber Heyde, Secretaris. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. N°. 6. Leiden, 28 December 1909. Naar aanleiding van nevensgaand schrijven van commis sarissen der stedelijke fabrieken van gas en electriciteit geven wij U in overweging commissarissen te machtigen het perceel van den heer J Lubbe Jr. aan den Rijksstraatweg van's Gra- venhage naar Haarlem, te Oegstgeest, aan de gasleiding aan te sluiten, onder voorwaarde, dat de kosten van aanleg geheel door den aanvrager zullen worden gedragen en onder voor behoud dat de prijs van het gas voor verbruikers, buiten Leiden woonachtig, door den Gemeenteraad wellicht kan worden verhoogd boven het Leidsche tarief. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 22 December 1909. Wij hebben de eer het volgende onder Uwe aandacht te brengen. Van den heer J Lubbe Jr. te Oegstgeest is het verzoek ingekomen om zijn perceel, gelegen aan den Rijksstraatweg van 's Gravenhage naar Haarlem, aan de gasleiding aan te sluiten. Ingevolge art. 1 van de Verordening van den 9den Januari 1896 houdende bepalingen omtrent het gebruik van gas door particulieren zal de Gemeenteraad moeten beslissen of dit verzoek kan worden ingewilligd. Daartoe zal de hoofdgaslei ding in den Rijksstraatweg, welke thans ligt tot aan de R. C. Kerk, met ongeveer 75 meter moeten worden verlengd. Bij dezen veroorlooven wij ons de vrijheid U voor te stellen, het verzoek van den heer J. Lubbe Jr. aan den Raad over te leggen, onder bijvoeging van ons advies om het behoudens rechten van derden in te willigen onder voorwaarden, dat de kosten van aanleg geheel door den aanvrager zullen worden betaald en onder voorbehoud, dat de prijs van het gas voor verbruikers buiten Leiden woonachtig, door den Gemeenteraad wellicht kan worden verhoogd boven het Leidsche tarief Commissarissen der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit, J. Korevaar, Voorzitter. v. Doesburgh, fung. Secretaris. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. N°. 7. Leiden, 31 December 1909. Het komt ons voor, dat het onderwerp, waarop nevensgaand verzoek betrekking heeft, moeilijk geacht kan worden te be- hooren tot die, welke meer bepaaldelijk tot den werkkring van den Leidschen Bestuurdersbond behooren. Immers de Leidsche Bestuurdersbond stelt zich blijkens art. 2 zijner statuten ten doel, de verschillende te Leiden ge vestigde vakpolitieke en coöperatieve vereenigingen, die in het belang der arbeiders werkzaam zijn, met elkaar in ver binding te brengen, om daardoor de arbeidersbeweging te bevorderen, en de belangen der arbeidersklasse te behartigen. En de middelen welke de vereeniging aanwendt om dit te bereiken, bepalen zich blijkens art. 3 harer statuten, tot het houden van vergaderingen, het oprichten of helpen oprichten van vereenigingen, het deelnemen aan verkiezingen, het ver zamelen van statistische en andere gegevens, het in verbinding treden met andere vereenigingen, die in het belang der arbeidersklasse werkzaam zijn, en het uitgeven van geschriften. Het indienen van een verzoekschrift als het hier geldt, kan dan ook zeker niet geacht worden tot die middelen te behooren. Trouwens, waar de vereeniging zelve in de bij haar verzoek overgelegde memorie van toelichting twijfel oppert »of het wel op den weg van een strijdende vakorganisatie liggen kan, vereenigingen als bovenbedoelde (t. w. de vereeniging »School- kindervoeding") met een deel der contributie der leden te steunen," daar meenen wij zonder tegenspraak te mogen ver klaren, dat het zeker niet op haren weg ligt, om tot een ander lichaam het verzoek te richten, den steun te verleenen, dien zij zelf, als buiten het terrein harer werkzaamheden liggende, niet verleenen kan. Het komt ons dan ook voor, dat er in dit geval alleszins reden bestaat om rekening te houden met de bepaling van het 4e lid van art. 8 der Grondwet, welke uitdrukkelijk ver klaart dat wettig bestaande lichamen aan de bevoegde macht verzoekschriften kunnen indienen, doch alleen over onder werpen tot hunnen bepaalden werkkring behoorende Hier nu geldt het een verzoek dat een onderwerp betreft, dat niet tot den bepaalden werkkring van de adresseerende vereeniging

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1909 | | pagina 2