200
DONDERDAG 23
DECEMBER 1909.
Het aldus gewijzigde art. 11 wordt hierop zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
De heer Corts. M. d. V. Mag ik nog even een vraag doen
In deze overeenkomst is geen bepaling gemaakt, waarin iets
staat over het gebruik van den stroom. In de Haagsche voor
waarden staat: «de Maatschappij mag de haar geleverde elec-
triciteit noch direct, noch indirect aan derden afstaan of
leveren"
Ik zou denken, dat hier ook deze bepaling moet worden
gemaakt, anders zou de Maatschapppij met de haar geleverde
stroom kunnen concurreeren. Ik zeg niet, dat zij het doen
zal, maar zij kan het.
De heer Fokker. Zeer juist!
De heer Korevaar. M. d. V. Ik weet niet, of die bepaling
wel noodig is. Hoe meer wij leveren, hoe voordeeliger het is.
Ik mag geen cijfers noemen, maar kan toch wel beslist tegen
spreken, hetgeen sommige heeren hebben gezegd, n.l. dat het
zoo'n koopje is, waarvoor wij leveren. Integendeel, mijnheer
de Voorzitter, het is een voord^elig leveringscontract. Zelfs al
doet de Maatschappij dus wat de heer Corts vreest, dan zijn
wij nog in geen kwade conditie.
De heer Fockema Andreae. M. d. V. Het komt mij voor,
dat dat volgens het contract niet geoorloofd zal zijn. Er
staat: »De stroom wordt geleverd en aanvaard ten behoeve
van het bedrijf der maatschappij." Er zou dus in strijd met
de voorwaarden worden gehandeld.
De Voorzitter. Is de heer Corts tevreden?
De heer Corts. Ja, mijnheer de Voorzitter.
De beraadslaging wordt gesloten en de concept-overeenkomst
in zake de levering van electrischen stroom in haar geheel
zonder hoofdelijke stemming vastgesteld.
Art. 2 der concessie-voorwaarden wordt vervolgens zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over art 3, luidende:
«Indien tot aanleg en exploitatie van andere lijnen binnen
de Gemeente mocht worden besloten, heeft de Maatschappij
het recht den aanleg en de exploitatie dier lijnen op zich te
nemen. Mocht de Maatschappij weigeren op de daarbij aan
geboden voorwaarden binnen den bij Raadsbesluit bepaalden
termijn van dit recht gebruik te maken, dan kan de Gemeente
zelf den aanleg en de exploitatie op zich nemen of aan derden
opdragen, onder voorbehoud, dat de voorwaarden (de tarieven
daaronder begrepen), waarop de aanleg en de exploitatie zul
len geschieden, geheel dezelfde blijven als die, welke aan de
Maatschappij zijn aangeboden.
Nog heeft de Gemeente de bevoegdheid om den aanleg en
de exploitatie van andere lijnen onder deze concessievoorwaar
den aan de Maatschappij op te dragen, mits de Gemeente haar
daarvoor een minimum opbrengst garandeere van 20 cents
per motorwagen-kilometer."
De heer Vergouwen. M. d. V. Is het begin van art. 3 wel
duidelijk genoeg? Er staat: «Indien tot aanleg en exploitatie
van andere lijnen binnen de Gemeente mocht worden besloten,"
maar er staat niet bij, wie dat besluit kan nemen. Is het
wel duidelijk genoeg, dat de Gemeente dat besluit neemt?
De Voorzitter. Wie zou het anders moeten doen, mijnheer
Vergouwen?
De heer Vergouwen. Er zou een andere aanvrager kun
nen zijn.
De Voorzitter. Die kan wel plannen maken, maar niet be
sluiten.
De heer Vergouwen. Daarom vraag ik, of het duidelijk ge
noeg is.
De Voorzitter. Verlangt een der leden het artikel anders
geredigeerd te zien? Ik geloof niet, dat het noodig is.
De heer Van der Lip. M. d. V. Als de heer Vergouwen
even doorleest, zal hij zien, dat hier niet anders dan een be
sluit van den Raad bedoeld kan zijn. Er volgt toch onmiddel
lijk op: «Mocht de Maatschappij weigeren op de daarbij aan
geboden voorwaarden binnen den bij Raadsbesluit bepaalden
termijn van dit recht gebruik te maken, dan kan de Gemeente
zelf den aanleg en exploitatie op zich nemen enz."
De beraadslaging wordt gesloten en art. 3 zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
Art. 4 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
aangenomen.
Beraadslaging over art 5, luidende:
«Het blijft aan de Maatschappij overgelaten zich voor den
bouw en de exploitatie der tramlijnen van de vereischte ver
gunning van derden te voorzien."
De heer Fokker. M. d. V. Ik zou willen vragen, of duide
lijk genoeg in deze concessie is uitgedrukt, dat de Maatschappij,
wanneer zij werken laat aanleggen, moet eerbiedigen de ver
gunning, die van gemeentewege aan anderen reeds zijn ver
leend voor het leggenvernieuwen of herstellen van alle
mogelijke leidingen, die in de straten kunnen worden aan
getroffen.
De vergunningen, die eenmaal zijn verleend wat in de
toekomst wordt verleend, moet zij gedoogen staan niet
uitdrukkelijk in de concessie. Is het niet gewenscht, dat op
te nemen?
De heer Korevaar. M. d. V. Als ik goed begrijp, is een
dergelijke bepaling niet noodig. Natuurlijk moet de Maat
schappij alle rechten, ook van particulieren, eerbiedigen en alle
kosten betalen, die daaruit voortvloeien. Art. 17 zegt daarvan
al iets. Wanneer niet het tegendeel is bepaald, is het niet
noodig, dat nog eens uitdrukkelijk te vermelden.
De beraadslaging wordt gesloten.
Art. 5 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Art. 6 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
aangenomen.
De Voorzitter. Art. 7 wordt nog even aangehouden,
omdat daarin de datum moet worden ingevuld. Dat kan dan
geschieden na goedkeuring van de geheele overeenkomst.
Nu wordt voorgesteld een art. 7bis door den heer Fokker,
luidende: «Indien deze concessie ingevolge art. 7 mocht
worden ingetrokken, houdt daardoor tevens op te gelden de
concessie, verleend bij Raadsbesluit van 26 Februari 1880,
zooals deze nader is gewijzigd, behoudens voor wat betreft
de bepalingen bij die concessie voor het geval van vervallen
of van intrekking gesteld."
Dit voorstel, voldoende ondersteund, maakt een onderwerp
van beraadslaging uit.
De heer Fokker. M. d. V. Het schijnt verschillende heeren
niet duidelijk te zijn, doch de zaak is tamelijk eenvoudig.
Als wij straks de besluiten nemen, die Burgemeester en Wet
houders ons voorstellen te nemen, dan zullen wij goedkeuren
de overdracht van de concessie van 1885 voor de paarden
tram en van de concessie van 188Ü voor de stoomtram van
Katwijk naar Leiden. Die concessiën worden niet ingetrok
ken, maar overgedragen. Dus de rechten, die daaruit voort
vloeien, krijgt de nieuwe Maatschappij en wanneer wij nu
niet een artikel invoegen, waarbij wordt bepaald, dat, wan
neer deze concessie komt te vervallen, óók de andere komen
te vervallen, dan zal zich de mogelijkheid kunnen voordoen,
dat, op grond van het voorgeschrevene in art. 7, «wanneer
de Maatschappij niet behoorlijk aan hare verplichtingen vol
doet, in staat van faillissement wordt verklaardenz."
deze concessie wordt ingetrokken, doch dat de oude concessie
blijft bestaan en herleeft. Dan zou op het kleine eindje in de rich
ting Katwijk de Maatschappij baas blijven. Daar zouden
verschillende moeilijkheden uit kunnen voortvloeien en daarom
lijkt het mij beter de bepaling in te voegen, die ik heb
voorgesteld.
De Voorzitter. Er bestaat bij ons College geen bezwaar
tegen deze invoeging, zoodat het College dit voorstel over
neemt.
De beraadslaging wordt gesloten en het nieuw voorgestelde
art. 7bis zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Artt. 8, 9, 10, 11 en 12 worden zonder beraadslaging of
hoofdelijke stemming aangenomen.
De Voorzitter. Alsnu komt in behandeling een voorstel
van de heeren Fokker, Sijtsma, van der Eist en Roem,
om achter art. 12 in te voegen een art. 12bis, luidende: «De
arbeids- en rusttijden van het bedienend personeel zijn aan
de goedkeuring van Burgemeester en Wethouders onder
worpen."
De heer Fokker. M. d. V. Deze bepaling, die ook in enkele
andere concessies voorkomt, verdient m. i. alle aanbeveling.
Men behoeft hierbij nog niet alleen te denken aan de belan
gen van het personeel, maar ook die van het publiek met
het oog op de veiligheid eischen ze. W ij meenen ook uit dat
oogpunt, dat het zeer wenschelijk is, deze bepaling op te
nemen, omdat het anders kan voorkomen, dat zeer lange
arbeidstijden van het personeel worden gevergd, zoodat de
wagenbestuurders vermoeid op den wagen komen te staan,
omdat zij overwerkt zijn, waardoor de veiligheid van het
4