194 DONDERDAG 23 DECEMBER 1909.. Tot plaatsvervangende leden-werklieden worden benoemd de heeren P. J. Lut, B. Resink en J. E. v. d. Ouweelen, ieder met 28 stemmen, terwijl 1 stem is uitgebracht op den heer H. Bolt en 1 stem in blanco III. Benoeming van een onderwijzer aan de school der 3e klasse No 1. (Zie Ing. St. No. 342.) Wordt benoemd met algemeene (30) stemmen de heer H. Bolt. IV. Benoeming van eene onderwijzeres aan de school der 3e klasse No. 1. (Zie Ing. St. No. 342 Wordt benoemd met algemeene (30) stemmen Mej. M. van Heuven. V. Benoeming van twee onderwijzers aan de school der 3e klasse No. 5. (Zie Ing. St. No. 342.) Worden benoemd de heeren J. A. Zuidhoff met 30 stemmen en J. Wanink met 29 stemmen, terwijl 1 stem is uitgebracht op den heer H. F. du Pon. VI. Benoeming van eene onderwijzeres aan de school der 3e klasse No. 5. (Zie Ing. St. No. 342). Wordt benoemd met 29 stemmen Mej. J. C. Hoff, terwijl 1 stem is uitgebracht op den heer H. F. du Pon. VII. Benoeming van een onderwijzer aan de school der 3e klasse No. 6. (Zie Ing. St. No. 342.) Wordt benoemd de heer H. F. du Pon met 28 stemmen, terwijl 1 stem is uitgebracht op den heer J. Wanink en 1 stem van onwaarde is. VIII. Voorstel tot bestendiging van T. van Lohuizen in de betrekking van tijdelijk leeraar in de Natuurkunde aan het Gymnasium. (Zie Ing. St. No. 348.) Wordt bestendigd met 29 stemmen de heer T. van Lohuizen, terwijl 1 stem is uitgebracht in blanco. De Voorzitter. Ik dank de leden van het stembureau voor de genomen moeite. (De heer Hoogenboom werd als lid van het stembureau tijdelijk vervangen door den heer Driessen). IX. Verzoek van C. J. Leendertz om eervol ontslag als leeraar aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens. (Zie Ing. St. No. 343.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming eervol verleend. X. Voorstel tot bestendiging van de verpachting van het grasgewas van het Plantsoen, het Park, de kleine Plantsoentjes, de Jan van Houtkade en de singelkanten aan J. Belt. (Zie Ing. St. No. 345). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan genomen. XI. Voorstel: a. tot vaststelling van de concessie-voorwaarden waarbij aan de Noord-Zuid-Hollandsche Tramwegmaatschappij vergunning wordt verleend tot het hebben en exploi- teeren van een tramverbinding met bovengrondsche electrische beweegkracht in deze gemeente; b. tot goedkeuring van de overdracht der aan de Rijnlandsche Stoomtramweg-Maatschappij verleende concessie voor den aanleg en de exploitatie van een stoomtram van Katwijk naar Leiden, aan de Noord-Zuid-Hollandsche Tramweg maatschappij c. tot goedkeuring van de overdracht der aan de Rotter- damsche Tramwegmaatschappij verleende concessie tot den aanleg en de exploitatie van paardenspoorwegen te Leiden, aan de Noord-Zuid-Hollandsche Tramwegmaat schappij. (Zie Ing. St. Nis 318 en 334.) De Voorzitter. Wenscht iemand algemeene beschouwingen De heer Fokker. Ja, mijnheer de Voorzitter. De Voorzitter. De heeren zullen zich er ook wel mede kunnen vereenigen, dat de algemeene beschouwingen zich ook uitstrekken over b en c. Het wil mij voorkomen, dat dit het beste is, omdat de onderdeelen toch met elkaar in verband staan. De heer Fokker. M. d. V. Het is een zeer belangrijk onder werp, dat vandaag aan onze beslissing is onderworpen. Ik sluit mij gaarne, mijnheer de Voorzitter, aan bij de hulde, die, naar ik meen, door de Commissie voor de huishoude lijke verordeningen, is gebracht aan hen, die deze hoogst belangrijke zaak hebben voorbereid. Het doet mij leed, dat ik aan die woorden van hulde een woord van spijt moet toevoegen, n.l. daarover, dat aan de leden van den Raad zoo'n korten tijd is toegemeten om kennis te nemen van de omvangrijke dossiers, die overgelegd zijn en dat een zaak, die Burgemeester en Wethouders en de commissiën bijna twee jaar heeft bezig gehouden, door de leden van den Raad in vier maal 24 uur moet worden bestudeerd. Ik geloof niet, dat langer dan dien tijd het geheele dossier ter beschikking in de Leeskamer heeft gelegen. Ik heb 't dan ook alleen hieraan te danken, dat ik enkele stukken van te voren van elders heb opgevraagd, dat ik mij in de zaak zoo'n beetje heb kunnen inwerken en mij een meening heb kunnen vormen. Wanneer echter stemmen zouden opgaan tot verdaging van de geheele zaak, zou ik mij daarbij wel kunnen aansluiten. Burgemeester en Wethouders, hadden misschien een voor den Raad aangenamer weg bewandeld, wanneer men niet was gekomen met de geheele zaak kant en klaar om die te doen aannemen of verwerpen, zoo zal het waarschijnlijk wel gaan maar indien zij ook van te voren met den Raad voeling hadden gehouden en zij geweten hadden, hoe de Raad precies dacht. Zoo is het ook in Rotterdam gebeurd. Daar heeft men een concessie verleend aan een groote tramwegmaatschappij. Burge meester en Wethouders hebben van te voren voeling gehouden met den Raad. Daar stond men dus voor een zaak, die men wat de beginselen aangaat reeds kende. Hier is anders gebeurd. Van de onderhandelingen hebben wij pas kennis kunnen nemen, toen het dossier ter inzage was gelegd. Al meen ik, mijnheer de Voorzitter, dat wij niet over het hoofd moeten zien het groote belang, dat er ligt in een electrische verbinding met Katwijk, Noord wijk en Haarlem en de oostelijk van de gemeente gelegen plaatsen, al ben ik van oordeel, mijnheer de Voorzitter, dat wij evenmin uit het oog moeten verliezen de voordeelen, die daaruit voor de ge meente direct voortvloeien, zoo geloof ik toch, dat wij daarom voor de nadeelen of mindere voordeelen, die deze concessie voor de gemeente meebrengt, evenmin blind mogen zijn. Bij mij is de vraag gerezen, mijnheer de Voorzitter, of de gemeente niet meer voordeel zou hebben gehad, als zij de zaak in eigen exploitatie had genomen. Ik beantwoordde die vraag niet aanstonds bevestigend, mijnheer de Voorzitter, maai de vraag is bij mij gerezen en ook die, of niet het aanleggen van de stadslijn door de gemeente beter zou geweest zijn. Dan zou van de Maatschappij, die de intercommunale lijnen exploiteert, eene vergoeding voor het gebruik van de stadslijn gevraagd kun nen worden, in den geest als nu reeds in de concessie voorzien. Evenwel, Burgemeester en Wethouders hebben gezegd, dat het niet twijfelachtig kan zijn, dat voor gemeente-exploitatie geen grond bestaat en de meening der meerderheid van dezen Raad kennende, zal ik niet verder hierop ingaan. Mijnheer de Voorzitter, ik zou mij bij de concessie kunnen neerleggen. Maar is het wel juist, die te geven voor 40jaar? Wanneer wij naar het voorbeeld van Rotterdam zien, waar een oneindig grooter kapitaal in de stadstram wordt gestoken, bemerken wij, dat daar de concessie slechts voor 21 jaar is verleend. Als de Maatschappij ten aanzien van de stroom- levering voor niet langer een contract aangaat dan voor tien jaar, omdat, zooals zij zelf zegt, het stadium, waarin de wetenschap, wat deze zaak aanbelangt, op het oogenblik ver keert, niet toelaat te zeggen, hoe over tien jaar de toestand zal zijn, moet dan de gemeente zich voor 40 jaar Eenige Stemmen. Dat is heel wat anders. De heer Fokker. »Dat is heel wat anders," wordt er gezegd, mijnheer de Voorzitter, maar het lijkt toch op elkaar en ik kan mij voorstellen, dat, evenmin als men in 1885, toen voor de Paardentram de concessie werd verleend tot 1928 toe, waaraan wij nu nog vastzitten, heeft kunnen voorzien, dat in zoo korten tijd zulke groote veranderingen zouden ontstaan, evenmin een van ons kan voorzien, hoe in een tijdvak van 40 jaar de toestanden kunnen veranderen, of dat wij niet reeds over 20 of 25 jaar de lasten van deze concessie meer zullen gaan gevoelen dan de lusten. Ik geloof dan ook, dat een concessie voor 40 jaar wel wat lang is Is het noodig, ons voor zoo langen tijd te binden? Zou het niet mogelijk zijn, deze uitstekende zaak voor een korteren tijd te verkrijgen? De oorspronkelijke bedoeling was toch de verbetering van de buitenlijnen en daarvoor werd en wordt noodig geacht (er mag wel eens uitdrukkelijk worden gezegd, dat de Maatschappij ons ook noodig heeft) het voeren van de tram door de stad. Ik zou echter op nog eenige andere punten willen wijzen. Wat krijgen wij op het oogenblik? De gemeente krijgt, en dat is een zeer groote verbetering, een andere tractie; boven-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1909 | | pagina 2