204
DONDERDAG 23
DECEMBER 1909.
van scholen, zooals ik uit de circulaire las, de aanstichters
zijn geweest van deze terechtwijzing. De onderwijzers bleken
in dit opzicht dus onjuist ingelicht. Dat zou mij ook gespeten
hebben. Daarom ben ik reeds blij, dat ik het heb gevraagd,
want optreden der hoofden in deze zou de goede verstand
houding. die, ondanks wat er al zoo achter den rug over is
gezegd, bestaat tusschen hoofden en onderwijzers, bepaald
schade hebben gedaan.
In de derde plaats zeggen Burgemeester en Wethouders,
dat er geen gevolgen aan zijn verbonden voor het vervolg,
maar alleen, een goed verstaander heeft een half woord
noodig als je het weer doet, krijg je er weer en er meer
van. Als ik die circulaire lees, vind ik wel enkele uitdruk
kingen, die wat kras zijn en die ik niet zou hebben gebruikt,
maar ik geloof, dat daarin toch geen aanleiding mocht wor
den gevonden, dezen menscben een terechtwijzing te geven.
Wij leven gelukkig in een vrij land en waar we niet alleen
vrij denken, maar ook vrij spreken mogen, als wij maar nie
mand beleedigen.
Ik wil daarom een zwak protest laten hooren, dat Burge
meester en Wethouders dit gedaan hebben, en op grond
daarvan zou ik datgene, wat tot de onderwijzers gezegd is,
althans gaarne in de Leeskamer zien. Dan zullen wij ons
kunnen overtuigen van hetgeen er gesproken is. Ik zou het
nog niet erg hebben gevonden, als Burgemeester en Wet
houders de onderwijzers ter verantwoording hadden geroepen.
Dan zouden zij zich verantwoord hebben en hebben kunnen
aantoonen, waarom zij zoo en niet anders konden schrijven.
Nu is er gewoon gezegd: «Jullie doet het niet weer hoor!"
Een terechtwijzing of berisping zonder meer heeft dit tegen,
dat de partij aan de andere zijde niets kan zeggen, zich dus
niet kan verdedigen. Dat is hier geschied en dat is het
groote bezwaar.
De zaak leidt er nu eenmaal toe, doch ik hoop, dat het
niet weer zal voorkomen en ik hoop ook, dat Burgemeester
en Wethouders bereid zullen zijn datgene, wat de Voorzitter
thans wilde doen voorlezen, ter lezing te leggen in de Lees
kamer in de geheime trommel.
De Voorzitter. Ik geloof dat het het beste is, dat de Raad
zich daarover uitspreekt. De verantwoordelijkheid van de
nederlegging voor den Raad in de geheime trommel berust
bij den Raad en niet bij Burgemeester en Wethouders. Ik
wilde echter nog even een kort protest aanteekenen tegen
hetgeen de heer Sijtsma heeft gezegd. Indien hij daarbij blijft,
dan dient hij een motie van afkeuring voor te stellen tegen
Burgemeester en Wethouders voor wat zij gedaan hebben.
Burgemeester en Wethouders kunnen niet beloven, niet weer
te doen, wat zij gedaan hebben. Integendeel, Burgemeester
en Wethouders geven de verzekering, wanneer er weer aan
leiding toe mocht bestaan, dat zij dan wéér zoo zullen han-
de'en en dan waarschijnlijk met meer ingrijpende maat
regelen. Als de heer Sijtsma dat niet goed vindt, dan
moet hij een motie van afkeuring voorstellen. Dan zullen
Burgemeester en Wethouders kunnen zien, of de Raad dat
gevoelen deelt of niet.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik zal het bij dit protest laten;
de Raad applaudisseert al en schijnt het dus aardig te vinden,
als nog strengere maatregelen worden genomen. De onder
wijzers weten nu uit welken hoek de wind waait. Ik behoud
mij echter het recht voor, als Burgemeester en Wethouders
nog eens hetzelfde doen, dan nog eens te protesteeren en als
het te erg wordt, dan met een motie te komen en den Raad
eens voor een uitspraak te zetten.
De heer Pera. M. d. V. Ik heb den vorigen keer met leed
wezen kennis genomen van de vragen, door den heer Sijtsma
gedaan, en ik moet zeggen, dat het mij verbaasd heeft, dat
de heer Sijtsma deze vragen heeft gesteld. Is nu bij den heer
Sijtsma alle gevoel van orde en van recht en van billijkheid weg?
De heer Sijtsma. Wel neen
De heer Pera. Ik wensch slechts twee uitdrukkingen voor te
lezen, die de heeren onderwijzers in die beruchte circulaire
hebben geschreven.
Op een plaats zeggen ze, naar aanleiding van de verwerping
van het verzoek om te komen tot verplichte schoolvergade
ringen: »Wij mogen voortgaan te vergaderen als tot heden.
Wij hebben volle vrijheid, om de schat van ervaring en
kennis, opgedaan in de weinige of de vele jaren onzer servi
liteit, neer te leggen aan de voeten van onzen chef, die er
met. de wijsheid, hem door zijn ambt verleend, zal uit lezen,
wat hij dienstig oordeelt tot heil van zijn school en tot
meerdere glorie van zijn naam."
Kan het nog krasser gezegd worden, om hoofden te be-
beleedigen? Moeten de hoofden nu maar letterlijk alles aan
nemen en is er geen reden voor het Dagelijksch Bestuur om
daar eens een speldje bij te zetten?
Nog iets »Collega's", zeggen zij, »er is een maat in alle
dingen, behalve in de willekeur, waarmede hoofden en auto
riteiten de klasseonderwijzers behandelen".
Is het nu- zoover gekomen, dat hoofden en autoriteiten
alles moeten verdragen De heer Meuleman heeft opgemerkt
bij gelegenheid van de bespreking in deze Vergadering over
de benoeming van een plaatsvervangend hoofd, dat het toch
geen wonder was, dat men rekening hield met het oordeel
van het hoofd der school, bij wien de eerste onderwijzer zou
worden geplaatst.
Welke uitlegging geven nu de onderwijzers aan deze uit
drukking? Zij zeggen: »Het gaat niet meer naar capaciteit,
maar eenvoudig naar voorkeur". Dat is een misbruik maken
van de woorden, zooals de heer Meuleman die heeft uitge
sproken, dat het eenvoudig een schande is.
Wanneer er nu eindelijk eens tegen op wordt gekomen,
dat op die manier wordt gehandeld, moet dat ons dan ver
bazen? Is dat optreden van Burgemeester en WTethouders
niet het aangewezen middel, om het op te nemen voor orde,
eerlijkheid en trouw? Ik breng hulde aan Burgemeester en
Wethouders voor de wijze, waarop zij zijn opgetreden.
Teekenen van instemming).
De heer Fockema Andreae. M. d. V. Mag ik nog even
voor de derde maal eenige woorden zeggen?
De Voorzitter. U hebt nog niet tweemaal het woord
gevoerd. Ga gerust uw gang.
De heer Fockema Andreae. Ik stel er prijs op, nu de
heer Sijtsma gekomen is op de innerlijke verdienste van de
zaak, mij aan te sluiten bij den heer Pera. Ik ben geen
medicus, maar ik zou zoo zeggen, dat uit het geheele stuk
een zelfoverschatting en gevoel van miskenning spreekt, zóó
groot, dat het mij niet zou verwonderen, als een medicus
die ziekelijk noemde. Het spijt mij daarom dubbel, dat de
heer Sijtsma zoo heeft gesproken, als hij spreekt. Ik geloof,
dat niet het minst de voorstanders van de openbare school
het moeten betreuren, dat de onderwijzers aan die school op
een wijze, als hier is gebeurd, zich verzetten tegen het over
hen gesteld gezag. Dat is het gezag ondermijnend. Wanneer
men dat toelaat, geloof ik inderdaad, dat het afbreuk zal
doen aan de scholen, wier onderwijzers het zich veroorloven.
Ik geloof bovendien, dat de onderwijzers glad mis zien, wanneer
zij meenen. dat zij worden miskend en er niet naar hen wordt ge
luisterd. Wanneer het leven mij iets heeft geleerd, dan is het dit,
dat iemand, die werkelijk de zaak, waarvoor hij komt, verstaat en
wiens advies werkelijk waard is, dat er naar wordt geluisterd,
ook wel gehoor vindt in alle kringen, dat mag dan vandaag
of morgen zijn. Ik ben ervan overtuigd, dat geen enkel hoofd
een werkelijk gegrond advies van een onderwijzer aan de
school zal miskennen of geringschatten, wanneer het verdient,
dat men er de noodige aandacht aan schenkt.
Het komt mij voor, dat Burgemeester en Wethouders het
belang van de gemeente behartigd hebben, door te doen, wat
zij hebben gedaan.
De heer Vergouwen. M. d. V. Het gaat op het oogenblik
over de vraag, of de toespraak gedeponeerd zal worden in de
geheime trommel of waar ook, niet waar?
Nu zou ik zeggen, waar de heer Pera en prof. Fockema
Andreae hun afkeuring hebben uitgedrukt en de heer Sijtsma
geen motie van afkeuring wil indienen tegen Burgemeester en
Wethouders, dat het het beste is, dat wij in den vorm van
het stemmen tegen overlegging tegelijk onze goedkeuring
uitspreken over de handelwijze van Burgemeester en en Wet
houders in deze kwestie.
De Voorzitter. Hoe zou dat dan moeten gaan? Hoe wil men
dat in stemming gebracht hebben?
De heer Vergouwen. Indien door afstemmen van het voorstel
tegelijk wordt uitgesproken goedkeuring van de handelwijze
van Burgemeester en Wethouders.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik zou de verschillende sprekers
toch nog wel even willen antwoorden en dan met den heer-
Vergouwen beginnen. Die blijkt al zeer bevooroordeeld te zijn.
Hij kent het stuk nog niet eens, hij weet nog niet in
welken vorm de berisping of terechtwijzing tot de onderwijzers
is gericht geworden, welke woorden zijn gebezigd, doch bij
voorbaat wil hij alreeds een zegel van goedkeuring er aan
hechtenDat is dus een bewijs, dat hij niet onbevooroordeeld
is, dat hij gaarne de openbare onderwijzers in het openbaar
een bak zet.
De heer Pera heeft het doen voorkomen, alsof met de hoofden
de Leidsche hoofden werden bedoeld. Volstrekt niet waar. De
onderwijzers hebben alleen den wettelijken toestand bedoeld. Die
is, dat een onderwijzer op school weinig of niets, het hoofd veel of
alles te zeggen heeft. Dat wordt niet alleen afgekeurd door de
onderwijzers zelf en door hun organisatie, den Bond van Nederl.
onderwijzers, maar ook door het Nederlandsch Onderwijzers