GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 165 1K0EK09IEM STUKKEN. N°. 341. Leiden, 14 December 1909. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Naar aanleiding van het door B. en W., bij schrijven d.d. 27 November 1.1.. in hare handen gesteld voorstel «betref fende het verleenen van subsidie aan bijzondere bewaarscholen", heeft de Commissie voor de Huishoudelijke Verordeningen de eer U mede te deelen, dat de concept-verordening haar aan leiding geeft tot de volgende opmerkingen ad artikel 2: ln verband met het in den aanhef van art. 14 bepaalde, acht de Commissie het wenschelijk, dat de vraag of met het oog op het aantal leerlingen subsidie mag worden verleend, worde beoordeeld naar het aantal leerlingen, die op 15 Januari van het jaar, als werkelijk schoolgaande bekend staan. Wijziging in het aantal leerlingen na dien tijd mag h. i. geen reden zijn om in den loop van het jaar de subsidie in te trekken. ad artikel 5, 2e lid: De Commissie acht het wenschelijk, dat ook van overlijden van het personeel wordt kennis gegeven. ad artikel 7 Speelplaats" Het hebben van een speelplaats wordt hier als eisch gesteld, waarvan geen ontheffing kan worden verleend. Immers artikel 16 geeft B. en W. slechts de bevoegdheid tijdelijk ontheffing te verleenen van de door hen krachtens art. 7 gestelde eischen. De vraag is gerezen: beteekent ^speelplaats" hier speellokaal of dspeeltuin" Waarschijnlijk het laatste; omdat speellokaal valt onder »localiteit". Indien deze opvatting juist is, dan kan een bewaarschool, die thans geen speeltuin bezit, geen subsidie verkrijgen en acht de Commissie het wenschelijk om de mogelijkheid tot ontheffing van dien eisch te openen. ad artikel 9: Naar de Commissie meent, bestaat voor vele gemeentelijke inrichtingen een dergelijke bepaling niet. Bestaat tharis een bijzondere aanleiding tot het stellen van dezen eisch? ad artikel 15: Met het oog op de eenigen tijd geleden in Uwe vergadering gevoerde discussie over den aard van het recht van beroep stelt de Commissie de vraag of naar het oordeel van B. en W., de Raad over een beroep volgens dit artikel oordeelende, slechts het recht heeft om, zonder nader onderzoek, de be slissing van B. en W. te bevestigen of te vernietigen dan wel, tevens de bevoegdheid, om ter zelfstandige beoordeeling of tot het verkrijgen van meerdere gegevens, aan B. en W. een nader onderzoek of het hooren van deskundigen op te dragen ad artikel 16. Een def leden acht den termijn van vijf jaar te lang, voor zoover betreft de eischen krachtens artikel 7 gesteld. De Commissie voornoemd, W. Pera. P. E. Briët. N°. 342. Leiden, 15 December 1909. ln overleg met den Arrondissements-Schoolopziener, na ingewonnen bericht van de Hoofden der betrokken scholen, hebben wij de eer U de volgende voordrachten aan te bieden voor de benoeming van onderwijzend personeel aan de open bare lagere scholen der 3e klasse Nis. 1, 5 en 6: A. 0. L. school der 3e klasse No. 1. Voor een onderwijzer (vacature W. J. Beumer). 1°. H. BOLT, onderwijzer te Zwolle; 2°. J. A. ZUIDHOFF, hoofd der school te Witveen; 3°. J. WANINK, onderwijzer te Veur. Voor eene onderwijzeres (vacature Mej. C. P. Gesink). 1°. Mej. M. VAN H EU VEN, tijdelijk onderwijzeres aan de openbare school der 3e klasse N°. 1 2°. Mej. J. C. HOFF, tijdelijk onderwijzeres aan de openbare 3°. Mej. A. VAN DER GRAAF, tijdelijk onderwijzeres aan de openbare school der 3e klasse N°. 1. B. 0. L. school der 3e klasse No. 5. Voor twee onderwijzers (vacatures H. van Wameleri en K. H. Buikstra). a 1°. J. A. ZUIDHOFF, hoofd der school te Witveen; 2°. J. WANINK, onderwijzer te Veur; 3°. H. F. DU PON, onderwijzer te Lisserbroek. b. 1°. J. WANINK, onderwijzer te Veur; 2°. H. F. DU PON, onderwijzer te Lisserbroek; 3°. H. BOLT, onderwijzer te Zwolle. Voor eene onderwijzeres (vacature Mej. N. G. Herfst). 1°. Mej. J. C. HOFF, tijdelijk onderwijzeres aan de openbare school der 3e klasse N°. 6; 2°. Mej. J. C. H. BIJ LEVELD, werkzaam aan de openbare Meisjesschool 2e klasse; 3°. Mej. A. VAN DER GRAAF, tijdelijk onderwijzeres aan de openbare school der 3e klasse N°. 1. C. 0. L. school der 3e klasse No. 6. Voor een onderwijzer (vacature J. F. van Hes). 1°. H. F. DU PON, onderwijzer te Lisserbroek; 2®. J. A. ZUIDHOFF, hoofd der school te Witveen; 3°. J. WANINK, onderwijzer te Veur. Onder mededeeling, dat de desbetreffende stukken in de Leeskamer ter inzage liggen, geven wij U in overweging tot de benoemingen over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg en Weth. van Leiden. Nu. 343. Leiden, 15 December 1909. Tegen inwilliging van het hierbij overgelegd verzoek van C. J. Leendertz, om hem, met het oog op zijn gezondheids toestand, eervol ontslag te verleenen uit de betrekking van leeraar in de aardrijkskunde en het schoonschrijven aan de Hoogere Burgerschool voor Jongei s alhier, bestaat bij ons geen bezwaar. Onder overlegging van de daaromtrent ingewonnen adviezen van de Commissie van Toezicht en van den Inspecteur van het Middelbaar Onderwijs, geven wij TI mitsdien in overweging aan C. J. Leendertz op zijn verzoek, met ingang van 1 Januari 1910 eervol ontslag uit zijne betrekking te verleenen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. 's-Gravenhage, 12 Dec. 1909. In antwoord op het schrijven, hiernevens vermeld, heb ik de eer aan Uw College te berichten, dat er bij mij geen be zwaar tegen bestaat, dat aan den heer C. J. Leendertz, op zijn verzoek, een eervol ontslag verleend worde uit zijne betrekking van leeraar in aardrijkskunde en schoonschrijven aan de Hoo gere Burgerschool voor jongens, zoodat ik mij veroorloof Uw College in overweging te geven te bevorderen, dat op het rekest van den heer Leendertz gunstig beschikt worde. De heer Leendertz verzoekt ontslag met het oog op zijn gezondheidstoestand en met ingang van den len Januari 1910. De Inspecteur van het M. Onderwijs, J. Campert. Aan Burgemeester en Wethouders van Leiden. Leiden 9 December 1909. Onder terugzending van ^nevensgaand verzoekschrift van den Heer C. J. Leendertz alhier om ontslag uit zijne betrekking van leeraar in de aardrijkskunde en in het schoonschrijven aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens alhier hebben wij de eer u voor te stellen dit ontslag aan hem eervol te ver leenen tegen 1 Januari aanstaande. De Commissie van Toezicht op het middelbaar onderwijs, P. Zeeman Gz., Voorzitter H. M. A. Coebergh, Secretaris. Aan heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. Aan den Raad der gemeente Leiden. De ondergeteekende Coenraad Jacobus Leendertz, leeraar in de Aardrijkskunde en het Schoonschrijven aan de Hoogere A. VAN DER El.ST. cphonl Hpp WIïiqqp NI® fi

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1909 | | pagina 1