DONDERDAG 2 DECEMBER 1909.
177
bestaar, omdat er bij dit voorstel eigenlijk geen urgentie is.
Ik heb daarom de eer voor te stellen, dit punt aan te houden
tot een volgende vergadering.
De Voorzitter. Het College heeft geen bezwaar, aan uw
verlangen te voldoen, en het ontwerp voor het oogenblik
terug te nemen. Het zal dan later weer worden ingediend.
De heer Zwiers. Dan krijgen wij misschien meteen het
voorstel van de heeren Fokker, Sijtsma en van der Eist ge
drukt voor ons?
De Voorzitter. Ja zeker.
De heer Zwiers. Dank u wel, mijnheer de Voorzitter.
XVI. Verzoek van de afd. Leiden van den Bond van Nederl.
gemeentewerklieden om herziening van het reglement voor
de werklieden in dienst der gemeente Leiden en van de
verordening regelende het verleenen van pensioen aan wedu
wen en kinderen van gemeente-ambtenaren.
(Zie Ing. St. n°. 311).
De Voorzitter Hierbij komt tevens in behandeling een
motie van de heeren Sijtsma, Fokkeren van der Eist, luidende:
»De Raad van oordeel dat een herziening van het reglement
voor de werklieden in dienst der gemeente Leiden ten aan
zien van de loonsuitkeering bij opkomst, onder de wapenen,
gewenscht is, noodigt Burg. en Weth. uit een daartoe strek
kend voorstel bij den Raad in te dienen en gaat over tot
de orde van den dag."
Burgemeester en Wethouders hebben geen bezwaar, dit
voorstel over te nemen.
De heer Fokker. M. d. V. Heb ik het woord over de motie,
over de concept-verordening of over beiden? Over beiden?
Dank u, mijnheer de Voorzitter. Dan zal ik enkel iets zeggen
over het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Ik geloof,
dat de gemeentewerklieden, die dit adres aan den Raad hebben
gezonden, het groote adres met de groote memorie van
toelichting, geen erg goede raadgevers hebben gehad.
Wanneer zij iets minder hadden gevraagd, of het misschien
op eenigszins andere wijze hadden gevraagd, dan hadden zij
misschien wat meer bereikt bij den Raad. zooals die thans
is samengesteld. Doch dat neemt niet weg, dat er m. i. enkele
punten in zijn genoemd, die nadere overweging verdienen,
al ga ik ook in zooverre met Burgemeester en Wethouders
mede, dat ik meen, dat de gevraagde generale herziening
van het werkliedenreglement op het oogenblik nog niet nood
zakelijk of geraden is. Maar er zijn enkele punten, waarop
ik de aandacht zou willen vestigen, en waarop ik mij voor
stel, later, wanneer Burgemeester en Wethouders zullen zijn
gekomen met een voorstel om de verordening te herzien,
terug te komen. Eén punt hebben wij reeds aangevat, de
schadeloosstelling bij opkomst onder de wapenen. Burge
meester en Wethouders hebben als het ware een invitatie
gericht tot den Raad, of de Raad hun een opdracht wilde
geven, die zaak te regelen. Immers, zij zeggen, dat, wanneer
de vergadering het mocht wenschen, zij gaarne bereid zijn,
in een van de eerstvolgende vergaderingen de quaestie van
de verhooging van de uitkeering bij opkomst onder de wapenen
nader aan de aandacht van de vergadering te onderwerpen.
Waar het mij voorkomt, dat dit werkelijk noodzakelijk is,
daar meende ik, in overleg met mijn geestverwanten, dat het
het beste was een motie aan den Raad voor te leggen, ten
einde een uitspraak te krijgen over dat punt, en Burge
meester en Wethouders uit te noodigen, die nadere regeling
te doen totstandkomen. Het heeft mij eenigszins verwonderd,
dat reeds in 1906 door een der commissiën, ik meen dat het
de commissie voor het Slachthuis was, er op is gewezen, dat
de regeling, die daaromtrent bestond, niet goed was. De
commissie van »Endegeest" heeft zich daarover, als ik mij
niet zeer vergis, ook uitgesproken. En van 1906 tot 1910
bijna heelt het moeten duren, voordat eenige uiting daaromtrent
van Burgemeester en Wethouders bij den Raad bekend werd.
Wij hebben die nu pas ontvangen. Burgemeester en Wet
houders vonden het niet urgent, deze zaak te regelen. Maar
wanneer Burgemeester en Wethouders zich konden verplaatsen
in den toestand van de gezinnen, waarvan de kostwinner
onder de wapenen werd geroepen, en dan moeten onder
vinden, dat van landswege geen tegemoetkoming kon worden
gegeven, omdat de gemeente iets doet, maar veel te weinig
doet, dan zouden Burgemeester en Wethouders meer van de
urgentie overtuigd zijn. Ik geloof, dat de werklieden, die er
door worden getroffen reeds van 1906 af de urgentie van
een dergelijke regeling hebben ingezien en aan den lijve
gevoeld. Burgemeester en Wethouders hebben dat niet, maar
ik hoop, dat zij straks een verzoek van den Raad zullen
krijgen om de aangelegenheid te regelen en een regeling aan
de goedkeuring van den Raad zullen onderwerpen.
Het wil mij verder toeschijnen, dat de uitkeering bij ziekte
ook beteV geregeld kon worden, dan in het werkliedenregle
ment het geval is. Een van de commissiën, die Burgemeester
en Wethouders hebben geadviseerd, heeft op dat punt de
aandacht gevestigd. Dan heeft het mij getroffen, dat een van
de commissiën, in afwijking van de meening van Burgemeester
en Wethouders, voorstelt, ook aan de werklieden de gelegen
heid te geven, door hen vertegenwoordigende gemeentewerk
lieden klachten en opmerkingen te doen maken bij de direc
teuren of hoofden van takken van dienst. Ook in dien zin,
zou ik gaarne wijziging van het reglement zien. Al geef ik
onmiddellijk toe, dat de generale herziening, zooals die door het
adres wordt gevraagd, mij niet aanbevelenswaardig voorkomt.
Eindigend, beveel ik de motie die wij hebben ingediend, in
de welwillendheid van den Raad aan.
De heer Korevaar. M. d. V. Ik weet niet of de heer Fokker
goed verstaan heeft, wat zooeven is medegedeeld, n.l. dat de
motie Fokker c. s. door Burgemeester en Wethouders is over
genomen, waaruit volgt, dat Burgemeester en Wethouders deze
opdracht aanvaarden, en binnenkort met wijzigingen zullen
komen, betrekking hebbend op de vergoeding bij het opkomen
onder de wapens.
Gaarne zou ik nog even iets antwoorden op de opmerking
van den heer Fokker, waarom Burgemeester en Wethouders
niet eer zijn gekomen met een verandering, hoewel alle com
missiën van de wenschelijkheid daarvan overtuigd waren.
Zooals de heer Fokker wel weet, en zooeven, geloof ik, ook
gezegd heeft, is het niet gewenscht, een verordening voor
elke kleine wijziging die noodig blijkt, te herzien. Dat geeft
een zekere instabiliteit, die niet gewenscht is. Doch wanneer
het hier werkelijk iets van belang betrof, dan zouden Burge
meester en Wethouders niet geaarzeld hebben, de hand te
slaan aan een herziening. En nu is dit onderwerp niet van
zulke ver strekkende gevolgen als de heer Fokker meent. Bij
de Gemeentewerken is in 1908, terwijl bij dezen dienst toch
jaarlijks f 60.000 aan loon wordt uitgekeerd, geen enkele
uitkeering van dien aard noodig geweest, terwijl bij de Gas
fabriek voor dat doel, bij een totale loonsom van f 100.000,
verleden jaar is uitgegeven f 49.
Dat is dus niet van zooveel belang, dat daardoor gezinnen
krom hebben moeten liggen. De zaak komt echter vanzelf
weer aan de orde. Of er nog andere wijzigingen zuilen worden
voorgesteld, dat kunnen Burgemeester en Wethouders alsdan
overwegen.
De heer Vergouwen. M. d. V. Mag ik even iets opmerken.
De 3 heeren hebben een motie voorgesteld aan den Raad en
Burgemeester en Wethouders nemen die motie over. Hoe
gaat het nu met deze zaak?
De heer Korevaar. M. d. V. Wanneer Burgemeester en
Wethouders die motie overgenomen hebben, waarbij uitge-
noodigd wordt, met een wijziging bij den Raad te komen
voor de vergoeding voor het opkomen onder de wapenen,
dan spreekt het vanzelf, dat wij met die wijziging komen en
dan komt de zaak dus vanzelf aan de orde.
De Voorzitter Dan wordt alleen dit punt herzien.
De heer Sijtsma. M. d. V. Toen ik eenigen tijd geleden,
omdat het zoolang duurde, dat op dit adres een antwoord kwam,
eens de vraag stelde aan den toenmaligen voorzitter, waarom
dat zoolang uitbleef, toen werd gezegd, dat men een algemeene
herziening op het oog had en dat dit dan vanzelf ter sprake
zou komen. Nu is het mij wel tegengevallen, dat men nu
niet met een algemeene herziening is gekomen, doch een
voudig met een afwijzende beschikking op het voorstel. Ik
heb het voorstel van de heeren Fokker c.s. mede onder
teekend en er geen nieuwe motie aan willen toevoegen, omdat
ik vreesde, dat die niet veel succes zou hebben, maar ik zou
toch Burgemeester enWethouders gaarne in overweging willen
geven, om waar zij op zich nemen het eene punt ter hand te
nemen, daarbij niet te blijven stilstaan, maar ook het regle
ment eens goed na te zien. Mocht men dan niet aan alle
klachten van de vereeniging tegemoet kunnen komen, zoo
geloof ik toch, dat men veel in die richting zou kunnen doen.
Ik heb straks den heer Fokker gevraagd, of wij die motie
niet wat zouden uitbreiden, doch hij antwoordde mij»Als
het straks aan de orde komt, dan bestaat er nog gelegenheid
om amendementen in te dienen", maar het is toch beter, dat
Burgemeester en Wethouders zelf die zaak onder de oogen
zien en met eischen komen, die zij zelf meenen te moeten
stellen. Ik zou dus gaarne in overweging willen geven, dat
Burgemeester en Wethouders zich niet tot de motie bepalen,
maar ook verder de herziening ter hand nemen.
De'heer Korevaar. M. d. V. Ik heb straks den heer Fokker
al geantwoord, dat, wanneer wij met die wijziging voor den
dag komen, dat wij dan tevens zullen overwegen, of er aan
leiding bestaat om verdere wijzigingen voor te stellen.