163 zich in ieder geval gedurende de eerste vier jaren zal kunnen redden, bijaldien het de van de gemeente gevraagde subsidie ontvaugt. Welnu, zegt dit lid, indien dus de vereeniging de verlangde subsidie niet ontvangt, zal het eenige verschil zijn, dat zij reeds na drie in plaats van na vier jaren naar versterking harer middelen zal hebben om te zien. Maar in ieder geval kan men niet zeggen dat de vereeniging, althans op dit oogen- blik, die subsidie noodig heeft. In de tweede plaats meent dit lid, en ziedaar zijn begin- selbezwaar, dat het niet op den weg der gemeente ligt ver- eenigingen als deze geldelijk te steunen. Zij, die dergelijke belangen wenschen te behartigen, moeten ook zei ven de mid delen bijeenbrengen, die hen daartoe in staat zullen stellen. En in de derde plaats eindelijk wijst hij op het gevaar dat door het toekennen dezer subsidie een antecedent zal worden gesteld. Zijns inziens althans zal, wanneer thans een gunstige beschikking volgt, deze, wanneer straks een andere vereeni ging met een verzoek van dezelfde strekking komt, evenmin kunnen uitblijven. De meerderheid, die boven reeds gezegd heeft dat naar haar meening het gemeentebelang door het streven der vereeniging wel degelijk gediend wordt, wil naar aanleiding dezer bezwa ren alleen nog opmerken, dat het toch niet van een gezonde politiek van de vereeniging zou getuigen, indien deze meer dan noodig was van haar kapitaal zou interen, om jaarlijksche tekoiten te dekken, en dat overigens vrees voor het stellen van een antecedent hier niet van het toekennen eener subsidie behoeft te weerhouden, omdat immers iedere aanvrage op zichzelve zal moeten worden beschouwd en de kans dat vele aanvragen van deze zelfde strekking bij Uwe Vergadering zou den inkomen, zeker niet groot is. De bezwaren van de minderheid hebben ons college dan ook geen aanleiding kunnen geven om u tot een afwijzende be schikking op het verzoek te adviseeren, weshalve wij u in overweging geven door vaststelling van nevensgaanden staat van af- en overschrijving een bedrag van 1000.als sub sidie voor de vereeniging «Openbare Leeszaal en Bibliotheek te Leiden" beschikbaar te stellen. Op den post voor Onvoorziene Uitgaven zijn thans nog f 1036.beschikbaar. Aan den Gemeenteraad, Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 2 November 1909. Aan den Raad der Gemeente Leiden Geeft eerbiedig te kennen het Bestuur der Vereeniging «Openbare Leeszaal en Bibliotheek te Leiden", wier statuten goedgekeurd zijn bij Koninklijk Besluit van 28 Sept. 1909, n°. 78; dat de Vereeniging de beschikking heeft gekregen over een huis aan de Breestraat (n°. 27), hetwelk zoo spoedig mogelijk voor zijn nieuwe bestemming zal worden ingericht; dat de kosten der allernoodzakelijkste verbouwing op min stens 1500 geschat worden; dat de kosten van inrichting en meubileering, zelfs indien de grootst mogelijke zuinigheid in acht wordt genomen, zeker f500 zullen overschrijden; dat moet voorzien worden in den aankoop van een hand bibliotheek, waarin werken van algemeenen aard, encyclo- paedieen, woordenboeken, atlassen en dergelijke ter raadple ging aanwezig zijn; dat het, met het oog op de noodzakelijke jaarlijksche uit gaven, voor de Vereeniging hoogst bezwaarlijk zou zijn, van de beschikbare geldmiddelen meer dan f1200 te besteden voor de kosten van verbouwing, meubileering en het aan schaffen van een dergelijke handbibliotheek; dat het zich daarom tot U wendt met het verzoek, aan hare Vereeniging een subsidie van duizend gulden (ƒ1000) ineens te verleenen. 't Welk doende enz. namens het Bestuur voornoemd J. P. Kuenen Voorzitter P. C. Molhuysen Secretaris. Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1909 | | pagina 7