160 tigd, dat de tegenwoordig gevolgde methode van de bestrating van af het midden hellend te doen leggen, zooals op de Haar lemmerstraat en het Noordeinde, bij het keeren en uithalen der bespanningen eveneens veel gevaar bestaat" »dat in den laatsten tijd mede door het voortdurend gladder worden der steenen in de vermelde stegen, het is voorgekomen dat de paarden vallen, en hoewel het tot nu toe zonder groote ongelukken is afgeloopen en zelfs groote materieele schade veroorzaakte, dit geenszins garandeert dat dit in den naasten toekomst niet het geval zal zijn" Redenen, waarom zij Uw College, als aan het hoofd dezes is vermeld, in overweging geven ter wille van het veilige verkeer er toe over te gaan zoo spoedig mogelijk de aange vraagde verbetering te doen aanbrengen. 't welk doende de requestranten, Corns Dieben. (Volgen de namen van nog 22 adressanten). N°. 330. Leiden, 4 December 1909. Op het hierbij overgelegd verzoek van de Vereeniging van bezoldigde agenten van Politie: »Door eendracht saamge- bracht" zal, naar wij meenen, om meer dan èén reden een afwijzende beschikking moeten volgen. In de eerste plaats toch willen wij u doen opmerken, dat dit adres bij Uwe Vergadering inkwam op 29 Juli 1.1. dus op een tijdstip, toen ons college de concept-gemeente-begroo ting voor het volgend dienstjaar reeds had opgemaakt, te laat dus om ons college nog voldoende gelegenheid te geven om in de financieele gevolgen, welke een eventueele verhoo ging der salarissen voor de gemeente ten gevolge zou hebben, behoorlijk te voorzien. Maar ook afgescheiden van dit comptabel bezwaar, zal o. i. nog om een tweetal andere redenen niet op het verzoek mogen worden ingegaan. Ook hier toch weer hebben wij te doen met een verzoek om wijziging van een salarisregeling die eerst Tuim twee jaren geleden na ampele overweging (Zie Jngek. Stukk. n°. 280 van 1906 en n°. 4 van 1907) is vastgesteld en waarvan de gevolgen ook voor het toen in dienst zijnde personeel nog niet geheel hebben doorgewerkt. Zoo hebben van de 86 thans in dienst zijnde agenten niet minder dan 54 nog aanspraak op één of meer van de bij de verordening van 10 Januari 1907 (Gem. BI. n°. 1) toegekende verhoogingen. En het doet dan ook wel eenigszins zonderling aan om na de warm gestelde dankbetuiging, welke adressante u in uwe vergadering van 31 Januari 1907 voor de toen toegekende loonsverbooging deed toekomen, haar 272 jaar later andermaal met een verzoek om loonsverhooging bij Uwe Vergadering te zien aankloppen. Evenals wij ons onlangs (Zie Ingek. Stukk. n°. 237 van dit jaar) ten aanzien van een dergelijk verzoek van den adjunct-markt- en havenmeester en van de haven-rechercheurs hebben gedragen, meenen wij u daarom ook in dit geval inwilliging van het verzoek te moe ten ontraden. De derde reden eindelijk, waarom een herziening van de bezoldigingen van het politiepersoneel ons thans niet raad zaam zou toeschijnen, is de ontstentenis op dit oogenblik van een Burgemeester, tevens Hoofd der Politie. Waar toch zeker bij de behandeling van een aangelegenheid als deze aan het oordeel van het Hoofd der Politie groote invloed behoort te worden toegekend en deze, om dat oordeel te kunnen ves tigen, zich eerst behoorlijk van de dienstregeling der politie hier ter stede zal moeten op de hoogte stellen, daar kan meenen wij, ook om die reden voorloopig van een herzie ning der salarisregeling van het politiepersoneel alhier geen sprake zijn. Om al deze redenen geven wij u dus in overweging afwij zend op het verzoek van adressanten te beschikken. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Edelachtbaren Raad der Gemeente Leiden. Geven met verschuldigden eerbied te kennen ondergetee- kenden Gerrit van Putten en Hendrik Dorst, beiden agent van politie te Leiden, in hunne hoedanigheid van president en secretaris van de Vereeniging van bezoldigde agenten van Politie: »Door eendracht saamgebracht", gevestigd te Leiden, erkend bij Koninklijke Besluiten van 13 Mei 1901 N°. 332 en van 30 October 1908 N°. 77 dat zij, in opdracht der gehouden algemeene vergadering van den 29en Maart 1909 hiermede de eer hebben het na volgende onder de adndacht van Uwen Raad te brengen; dat, volgens bescheiden meening van adressante, de jaar wedden van het agentenpersoneel niet meer in overeenstem ming zijn met den, door dat personeel gepraesteerden dienst en de tijdsomstandigheden; dat toch, door de invoering en uitbreiding van verschillende wetten, de taak der beambten, aanmerkelijk is uitgebreid en verzwaard, terwijl voor de richtige uitvoering van die taak meer kennis en ontwikkeling worden vereischt; dat het politiepersoneel in verband met het aantal uren, dat moet worden gediend per week, een uurloon ontvangt, ver beneden dat, 't welk aan bekwame arbeiders wordt uit betaald dat de meest noodzakelijkste levensbehoeften in de laatste jaren aanmerkelijk in prijs zijn gestegen; dat tot op dit oogenblik aan het agentenpersoneel te Leiden, boven andere plaatsen in ons land, de hoogste eischen worden gesteld bij eventueele bevordering in eene hcogere klasse; dat, ter belooning voor het bezit van het politie-diploma, in verschillende plaatsen van ons land, geldelijke vergoedin gen worden toegekend; dat de positie van het agentenpersoneel op dit oogenblik van dien aard is, dat de agenten en hunne gezinnen, zelfs met inachtneming van de grootste zuinigheid, met hun weekloon niet rond kunnen komen; dat zij toch, in verband met hunne maatschappelijke positie, gehouden zijn, fatsoenlijk te wonen en hunne huisgenooten, in overeenstemming met de positie van het gezinshoofd, be hoorlijk gekleed moeten gaan; dat, blijkens hierbijgaande bijlagen en toelichting in den laatsten tijd in verschillende plaatsen, eene verhooging der jaarwedden heeft plaats gevonden, terwijl uit bedoelde bijla gen blijkt, dat plaatsen, welke zeer dikwijls worden aange haald, als met Leiden nagenoeg op eene lijn te staan, aan het agentenpersoneel eene hoogere jaarwedde toekennen dan de thans alhier bestaande regeling en dat er zelfs plaatsen zijn, kleiner in zielental dan Leiden, waar het agentenper soneel hooger wordt bezoldigd, dan hier. redenen, waarom bovenstaande Vereeniging zich tot Uw Edelachtbaar College wendt, met het eerbiedig verzoek, de regeling der jaarwedden van het agentenpersoneel wel te willen herzien en deze wel te willen brengen in overeenstem ming met hunne maatschappelijke positie en met den, door hen gepraesteerden dienst. 't Welk doende Namens bovenstaande vereeniging Het Bestuur: G. v. Putten, President. H. Dorst, 1e Secretaris. Leiden, 20 Juli 1909. N°. 331. Leiden, 7 December 1909. Zooals u uit de in de Leeskamer ter inzage liggende corres pondentie blijken kan, bestaat bij ons college tegen de inwil liging van bijgaand verzoek geenerlei bezwaar. De Leidsche Duinwatermaatschappij wenscht het tegen woordig voor de levering van water aan ingezetenen van Oegstgeest geldende tarief, waaraan evenals voor de ingezetenen van Leiden het abonnementsstelsel ten grondslag ligt, te ver vangen door een, waarbij betaling naar het aantal verbruikte Mr.3's plaats heeft, met vaststelling van een bepaald minimum- verbruik. Dit gewijzigde stelsel levert voor de maatschappij het voordeel op, dat waterverspilling daardoor beter wordt tegengegaan, omdat de controle op waterverspilling, die thans noodig is, voor aangeslotenen, die buiten Leiden wonen, uit den aard der zaak groote moeilijkheden oplevert. De prijs per Mr.3 is bepaald op 33 cent, evenals voor de Leidsche ingezetenen bij verbruik over den meter. En het minimum aantal Mr.3's, dat in ieder geval betaald moet worden, is zoo danig gesteld, dat het verschuldigde minimum-bedrag onge veer gelijk is aan den abonnementsprijs, die thans, al naar het aantal kamers, dat de woning telt, betaald moet worden. Van bevoordeeling der ingezetenen van Oegstgeest boven die van Leiden kan dus door de invoering van het nieuwe tarief geen sprake zijn. Waar nu het tarief van waterlevering een onderdeel uit maakt van de met uwe goedkeuring (verleend bij Raadsbesluit van 20 April 1905, Ingek. Stukk. n°. 75) gesloten overeen komst tusschen de Leidsche Duinwater-Maatschappij en de gemeente Oegstgeest, zal de thans voorgenomen wijziging van dat tarief ook weer uwe goedkeuring moeten erlangen. Op grond van het bovenstaande geven wij U dus in overweging de maatschappij te machtigen het prospectus van water levering, behoorende bij de door haar in 1905 met de gemeente Oegstgeest gesloten overeenkomst, te vervangen door het concept-prospectus 1909, dat door de maatschappij bij het thans ingediend verzoek aan uwe goedkeuring is onderworpen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1909 | | pagina 4